ECLI:NL:TGDKG:2018:155 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627275 / DW RK 17/413

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:155
Datum uitspraak: 15-05-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/627275 / DW RK 17/413
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager kan zijn eigen betalingsnalatigheid niet aan de gerechtsdeurwaarder tegenwerpen. Gelet op de aantoonbaar vele mogelijkheden die klager zijn geboden ter voorkoming van hoge executiekosten, heeft de gerechtsdeurwaarder zich coulant opgesteld en is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet gebleken. Van schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. De voorzitter is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 4 april 2017 met zaaknummer C/13/611944 DW RK 16/745 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/627275 / DW RK 17/413 ingesteld door:

[ ],

verblijvende te [ ],

klager,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 juli 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen een (of meerdere) medewerker(s) van [ ] te [ ]. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 augustus 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 4 april 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 april 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 april 2018 alwaar de gemachtigden van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 mei 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft een tweetal dossiers van klager in behandeling (gehad).

-           De eerste zaak betreft een ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel van de gemeente Alkmaar van 10 juli 2006, hierna: zaak gemeente. Het dwangbevel is aan klager betekend op 24 januari 2008.

-           De tweede zaak betreft een ten laste van klager gewezen vonnis van 10 april 2013, hierna: zaak Univé.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: door de wijze van betekening en/of executie betreffende de zaak gemeente ervoor heeft gezorgd dat de vordering vier keer over de kop gaat;

b: betreffende de zaak Univé op onzorgvuldige wijze tot executoriaal (derden)beslag is overgegaan waardoor de kosten met zo’n 40% toenemen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen een gerechts­deur­waar­ders­kantoor of medewerkers van een kantoor worden daarbij geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor dit kantoor c.q. de medewerkers verantwoordelijk zijn. Nu de verweervoerende gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de Kamer de klacht als tegen hem gericht kan beschouwen, wordt hij geacht verantwoordelijk te zijn voor de beklaagde medewerker. Deze gerechtsdeurwaarder zal als beklaagde worden aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

4.2. Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. Dat is niet het geval en zal in het navolgende per klachtonderdeel nader worden toegelicht.

4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt, temeer nu uit de overgelegde producties is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder klager vele gelegenheden heeft geboden om de vordering minnelijk (zonder bijkomende kosten) te voldoen. Klager heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheden. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van de Gemeente Alkmaar executiemaatregelen getroffen. De kosten daarvan komen op grond van de wet voor rekening van klager. Klager staat op grond van artikel 3:276 BW met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

4.4. Klager wordt niet in zijn betoog gevolgd dat hij pas in 2013 op de hoogte is geraakt van de vordering inzake de gemeente, gelet op de betekening met bevel tot betaling op 24 januari 2008. Klager stelt verder dat de gerechtsdeurwaarder op bepaalde momenten niet heeft gereageerd op brieven c.q. e-mails. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde correspondentie blijkt echter het tegendeel. De gerechtsdeurwaarder heeft telkens binnen een redelijke termijn een deugdelijke reactie aan (de gemachtigde van) klager doen toekomen.

4.5. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter, met betrekking tot de zaak Univé, dat klager zelf erkent zich niet aan de overeengekomen afbetalingsregeling te hebben gehouden. Deze afbetalingsregeling van € 10,00 per maand is getroffen uit coulance om de executiekosten voor klager beperkt te houden. Het is dan aan klager om zich zo goed mogelijk in te spannen om zich strikt aan de afbetalingsregeling te houden. Op enig moment staakte klager de betalingen in het kader van de afbetalingsregeling. De gerechtsdeurwaarder heeft het executietraject dan ook terecht voortgezet (in opdracht van Univé), nu hij beschikte over een executoriale titel. De voortzetting is klager ook medegedeeld. Op verzoek van de gemachtigde van klager heeft de gerechtsdeurwaarder klager - onverplicht - nog een termijn gegund tot 1 juli 2016. Toen op deze datum geen betaling was ontvangen heeft de gerechtsdeurwaarder het executietraject voortgezet. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De kosten van de executie komen dan voor rekening van klager en zijn niet onnodig gemaakt.

4.6. Klager kan zijn eigen betalingsnalatigheid niet aan de gerechtsdeurwaarder tegenwerpen. Gelet op de aantoonbaar vele mogelijkheden die klager zijn geboden ter voorkoming van hoge executiekosten, heeft de gerechtsdeurwaarder zich coulant opgesteld en is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat het voor hem en zijn gemachtigde lange tijd onduidelijk was welke claim(s) de gemeente Alkmaar, Univé en de gerechtsdeurwaarder pretendeerden te hebben.

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder zijn gemachtigde niet tijdig en niet-adequaat wenste te informeren wanneer er werd verzocht om stukken. De gerechtsdeurwaarder is niet coöperatief en oplossingsgericht.

6.3 Verder heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager steeds gepasseerd en zijn de kosten onnodig opgelopen. Zo is het verstekvonnis in de zaak Univé betekend op het adres waar klager volgens het Brp-register stond ingeschreven, terwijl de gerechtsdeurwaarder wist dat hij daar niet meer woonde en klager bovendien een advocaat had. Verder zijn er te vaak onnodig Btag-kosten gemaakt, te weten in de periode van 2009 tot 2013 33 keer, waarvan in één jaar zelfs 12 keer. Ook had de vordering inzake de gemeente kunnen worden verrekend met de uitkering die klager van de gemeente Alkmaar ontving, teneinde kosten te besparen. De gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld voor zijn eigen omzet en heeft hiermee het vertrouwen in de gerechtsdeurwaarder beschaamd.

6.4 Tot slot merkt klager op dat de verzettermijn omgekeerd evenredig is aan de behandelduur van de kamer, zodat de vraag rijst of een en ander nog wel in overeenstemming is met het uitgangspunt van artikel 6 EVRM en de daarop gebaseerde jurisprudentie.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De nadere toelichting van de gemachtigde van klager ter zitting maakt dit niet anders.

7.2 De kamer merkt nog op dat klager in zijn verzet eveneens nieuwe klachten c.q. nieuwe feiten en omstandigheden formuleert. De kamer oordeelt in verzet echter niet over nieuwe klachten. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.3 Van schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. De kamer overweegt dat in de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn is opgenomen waarbinnen een klacht moet worden afgedaan. De termijn van afhandeling is inderdaad lang, maar niet zo lang dat daarmee de redelijke termijn is overschreden. Een vergelijking met de termijn waarbinnen verzet dient te worden ingesteld is begrijpelijk maar gaat niet op omdat die termijn in de wet is opgenomen.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.