ECLI:NL:TGDKG:2018:147 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/620618 / DW RK 16/1359

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:147
Datum uitspraak: 10-07-2018
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/620618 / DW RK 16/1359
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gestelde bejegening is niet onderbouwd. Klaagster stelt verder dat er een betalingsregeling was getroffen waar zij zich aan hield. Bij navraag door de gerechtsdeurwaarder bij de opdrachtgever is echter gebleken dat voor de onderhavige vordering nimmer een betalingsregeling is getroffen met (de partner van) klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft zich weliswaar niet gehouden aan zijn eigen termijn om te reageren op een klacht, maar niet kan worden gezegd dat de kleine overschrijding tuchtrechtelijk laakbaar handelen met zich meebrengt. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/620618 / DW RK 16/1359 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ] ,

(voormalig) toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechts-deurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn verweer aangevuld bij e-mail van 22 mei 2018 en hierbij medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

29 mei 2018. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 10 juli 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     De partner van klaagster is bij (verstek)vonnis van 10 november 2015 veroordeeld tot het betalen van een bedrag.

-     Bij exploot van 28 december 2015 is het vonnis in persoon aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-     Op 25 november 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [ ] gelegd ten laste van de partner van klaagster.

-     Bij e-mail van 28 november 2016 heeft klaagster haar beklag gedaan bij de gerechtsdeurwaarder over het gelegde beslag en de wijze waarop zij telefonisch is toegesproken door een medewerker van de gerechtsdeurwaarder.

-     Bij e-mail van 1 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat zij uiterlijk op 12 december 2016 een inhoudelijke reactie zal ontvangen.

-     Bij e-mail van 16 december 2016 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder erop geattendeerd dat zij nog geen reactie heeft mogen ontvangen.

-     Bij brief van 16 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk gereageerd op de klachtbrief van klaagster.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder:

a: haar telefonisch onheus heeft bejegend en de verbinding tijdens het gesprek verbrak;

b: loonbeslag heeft gelegd, terwijl vanaf juli 2016 betalingsregelingen zijn getroffen en zij zich daar ook aan houdt;

c: zich niet houdt aan de eigen klachtenregeling.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van de partner van klaagster onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder de verwijten van klaagster uitdrukkelijk bestreden in zijn brief van 22 mei 2018. De enkele, niet nader door klaagster onderbouwde stellingen zijn onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te kunnen stellen. De klacht is op dit onderdeel ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat op de gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust, indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan (de partner van) klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Bij navraag door de gerechtsdeurwaarder bij de opdrachtgever is gebleken dat voor de onderhavige vordering nimmer een betalingsregeling is getroffen met (de partner van) klaagster. Er is enkel een betalingsregeling getroffen voor een andere vordering van VGZ Zorgverzekeraar N.V. op de partner van klaagster. Er is dan ook geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen en de klacht is ook op dit onderdeel ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft de gerechtsdeurwaarder erkend niet binnen zijn eigen gegeven termijn op de klacht van klaagster te hebben gereageerd. Pas nadat klaagster de gerechtsdeurwaarder op 16 december 2016 hierop heeft gewezen, heeft de gerechtsdeurwaarder op diezelfde datum een inhoudelijke reactie op de klacht gegeven. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn van veertien dagen beantwoordt. Weliswaar is de redelijke termijn met enkele dagen overschreden, niet kan echter worden gezegd dat deze kleine overschrijding tuchtrechtelijk laakbaar handelen met zich meebrengt. Dit kan anders zijn, indien in het geheel niet gereageerd is of pas een reactie is gekomen na een onaanvaardbare overschrijding van de redelijke termijn. Daarvan is in de onderhavige zaak echter niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft in de brief van

16 december 2016 ook zijn excuses aangeboden voor het niet reageren op de klacht van klaagster binnen de door hem gestelde termijn en heeft aangegeven dat hij intern zal nagaan waar het fout is gegaan om dit in de toekomst te voorkomen. Op dit onderdeel is de klacht eveneens ongegrond.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.