ECLI:NL:TGDKG:2018:145 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/625107 / DW RK 17/240

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:145
Datum uitspraak: 06-11-2018
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/625107 / DW RK 17/240
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij hun opdracht tot het leggen van beslag op de inboedel niet goed hebben uitgevoerd, omdat ongeveer een derde van de zaken in de woning is blijven staan en niet onder het beslag is gebracht. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft zich niet aan zijn ministerieplicht gehouden en heeft ter zitting evenmin aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om alle zaken in bewaring te nemen. De klacht is terecht voorgesteld. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft niet vooraf met klaagster gecommuniceerd dat er op de dag van de eerstvolgende inbewaringneming geen hulpofficier van justitie aanwezig zou zijn. Tevens is niet gemotiveerd weersproken dat gerechtsdeurwaarder sub 2 ter plaatse niet aan (de gemachtigde van) klaagster heeft medegedeeld dat de resterende zaken niet uit de woning van de ex-partner konden worden meegenomen, omdat de ex-partner op dat moment niet vrijwillig wenste mee te werken aan afgifte van de zaken een en kortgeding wilde opstarten. Klacht gegrond, maatregel van berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625107 / DW RK 17/240 DB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

1. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gedefungeerd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 14 april 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij brief, ingekomen op 8 mei 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders het verweerschrift aangevuld. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 juni 2018. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 september 2018 alwaar de gemachtigde van klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 november 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klaagster heeft op 8 december 2016 verlof verkregen om in de woning van haar ex-partner conservatoir beslag te laten leggen op een groot aantal roerende zaken volgens de bijlage bij het verlofrekest.

-           Op 15 december 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 conservatoir beslag gelegd op de zaken in de woning van de ex-partner van klaagster en heeft de zaken, behouden een aantal zaken, in bewaring gegeven.

-           Bij e-mail van 28 december 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 aan de advocaat van klaagster medegedeeld dat op 3 januari 2017 de resterende zaken uit de woning van haar ex-partner zouden worden gehaald.

-           Omdat klaagster op 3 januari 2017 geen personeel kon regelen is de inbewaringneming verplaatst naar 4 januari 2017.

-           Op 4 januari 2017 wilde de ex-partner van klaagster geen medewerking verlenen en kondigde een kort geding aan. Omdat een hulpofficier van justitie op dat moment niet beschikbaar was, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 afgezien van inbewaringneming.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders - samengevat - dat zij hun opdracht tot het leggen van beslag op de inboedel niet goed hebben uitgevoerd, omdat ongeveer een derde van de zaken in de woning is blijven staan en niet onder het beslag is gebracht. Op uitdrukkelijk verzoek van klaagster zou gerechtsdeurwaarder sub 2 de resterende zaken alsnog in beslag nemen, maar nadat klaagster 1,5 uur buiten had gewacht, liet deze gerechtsdeurwaarder aan de verhuizer weten dat inbeslagname niet mogelijk was, omdat was verzuimd om een hulpofficier van justitie in te schakelen. Klaagster heeft door toedoen van de gerechtsdeurwaarders materiële schade geleden, omdat roerende zaken inmiddels uit de woning zijn verdwenen en immateriële schade, vanwege stress, slapeloosheid en verergerde reumaklachten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Niet in geschil is dat gerechtsdeurwaarder sub 1 alle zaken, genoemd in de bijlage bij het verlofrekest van 8 december 2016, in beslag heeft genomen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft echter om hem moverende redenen een aantal zaken niet in bewaring genomen, terwijl hier wel door klaagster om was verzocht. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft zich dan ook niet aan zijn ministerieplicht gehouden en heeft ter zitting evenmin aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om alle zaken in bewaring te nemen. De klacht is terecht voorgesteld.

4.3 Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de advocaat van klaagster bij e-mail van

28 december 2016 medegedeeld dat de resterende zaken op 3 januari 2017 uit de woning van haar ex-partner zouden worden gehaald. Niet valt uit te sluiten dat klaagster dit eerst op 2 januari 2017 van haar advocaat heeft vernomen, maar dit kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Omdat klaagster geen mensen kon regelen om mee te helpen bij de voorgenomen inbewaringneming op 3 januari 2017, is de inbewaringneming uitgesteld tot 4 januari 2017. Gerechtsdeurwaarder

sub 2 heeft niet vooraf met klaagster gecommuniceerd dat er op die dag geen hulpofficier van justitie aanwezig zou zijn. Tevens is niet gemotiveerd weersproken dat gerechtsdeurwaarder sub 2 ter plaatse niet aan (de gemachtigde van) klaagster heeft medegedeeld dat de resterende zaken niet uit de woning van de ex-partner konden worden meegenomen, omdat de ex-partner op dat moment niet vrijwillig wenste mee te werken aan afgifte van de zaken een en kortgeding wilde opstarten.

4.4 De kamer overweegt dat de geconstateerde feiten een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder niet betaamt. De kamer acht de feiten dusdanig ernstig dat de kamer de maatregel van berisping aan beide gerechtsdeurwaarders zal opleggen.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.