ECLI:NL:TGDKG:2018:144 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/651788 / DW RK 18/404 C/13/651807 / DW RK 18/405 C/13/651808 / DW RK 18/406 C/13/651810 / DW RK 18/407

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:144
Datum uitspraak: 06-11-2018
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s):
  • C/13/651788 / DW RK 18/404
  • C/13/651807 / DW RK 18/405
  • C/13/651808 / DW RK 18/406
  • C/13/651810 / DW RK 18/407
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Niet gebleken is dat de in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend volgens de daarvoor geldende regelingen. Niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een vonnis ten laste van [x] te betekenen op het adres van klaagster. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 november 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissingen van 10 juli 2018 met zaaknummers C/13/649596 / DW RK 18/326, C/13/649594 / DW RK 18/325, C/13/646772 / DW RK 18/210 en C/13/646482 / DW RK 18/201 en de daartegen ingestelde verzetschriften met zaaknummers C/13/651788 / DW RK 18/404 DB/WdJ, C/13/651807 / DW RK 18/405 DB/WdJ,  C/13/651808 / DW RK 18/406 DB/WdJ en C/13/651810 / DW RK 18/407 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven met bijlage, ingekomen op 9 en 30 maart 2018 en 11 en 23 april 2018, heeft klaagster klachten ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschriften, ingekomen op 15 mei 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klachten van 11 en 23 april 2018 gereageerd. Bij separate beslissingen van 10 juli 2018 heeft de voorzitter de klachten als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is afschriften van de beslissingen van de voorzitter toegezonden bij brieven van diezelfde datum. Bij brieven, ingekomen op 24 juli 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissingen van de voorzitter. De verzetschriften zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 25 september 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 november 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van de afschriften van voormelde beslissingen van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

            Ten aanzien van de verzetschriften met nummers 18/404, 18/405, 18/406

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een vonnis ten laste van de heer [ ] (hierna: [x]).

Ten aanzien van het verzet met nummer 18/407

-           Bij verstekvonnis van de kantonrechter te [ ] van 27 juli 2016 is klaagster veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis de in artikel 476a Rv bedoelde verklaring af te leggen. Bij het niet nakomen ervan wordt klaagster veroordeeld in het betalen van een geldbedrag. Klaagster is tevens veroordeeld in de proceskosten.

-           Bij exploot van 8 augustus 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis van 27 juli 2016 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 29 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Stichting [  ] ten laste van klaagster.

-           Bij vonnis van de rechtbank [ ] van 2 augustus 2017 is het vonnis van 27 juli 2016 vernietigd en is klaagster veroordeeld in de proceskosten.

-           Bij exploot van 9 april 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van

2 augustus 2017 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er inzake de klacht met nummer 18/201 samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onnodig explootkosten in rekening heeft gebracht doordat hij de betreffende vordering eenvoudig aan de eerdere procedure had kunnen toevoegen.

b: mede verantwoordelijk is voor het feit dat in de oorspronkelijke dagvaarding middels een opzettelijke rekenfout ruim € 237,-- te veel is gevorderd en uiteindelijk door de passieve rechter is toegekend.

Klaagster beklaagt zich er inzake de klachten met nummers 18/210, 18/325 en 18/326 samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

c: enveloppen bestemd voor [x] op haar adres heeft achtergelaten terwijl de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte is dat dit niet zijn woonadres is.

Klaagster beklaagt zich er inzake de klacht met nummer 18/210 samengevat tevens over dat de gerechtsdeurwaarder:

d: de voordeur blokkeerde zodanig dat haar dochter die juist arriveerde zich bedreigd voelde en op de vlucht sloeg.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

Ten aanzien van de klacht met nummer 18/201

4.2 De door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde executiekosten bestaan uit vaste bedragen. Niet gebleken is dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten niet zijn berekend volgens de daarvoor geldende regelingen. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen, maar dat blijkt in deze zaak niet uit de overgelegde producties.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b betwist klaagster de hoogte van de vordering.

Het ligt echter niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan. Klaagster zal zich met de voorzetting van dit geschil (wederom) moeten wenden tot de gewone rechter.

            Ten aanzien van de klacht met nummer 18/210

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij een vonnis ten laste van [x] heeft betekend op het adres van klaagster. Een gerechtsdeurwaarder hoeft niet slechts het adres van de Basisregistratie persoonsgegevens als uitgangspunt te nemen bij de betekening van ambtelijke stukken. De feitelijke situatie kan de gerechtsdeurwaarder anders doen besluiten. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat hij [x] meerdere malen op het adres van klaagster heeft gezien en dat hem ambtshalve bekend is dat meerdere personen hebben aangegeven dat [x] op haar adres woont. Tevens stelt de gerechtsdeurwaarder dat een huurder van [x] hem op 18 april 2018 heeft aangeven dat zijn verhuurder woonachtig is op het betreffende adres. In een door de gerechtsdeurwaarder overgelegd vonnis van 14 december 2017 heeft de kantonrechter aannemelijk geacht dat [x] op het adres van klaagster woonachtig is. Ook in twee separate vonnissen van 20 februari 2018, waarin [x] de eisende partij was, staat uitdrukkelijk vermeld dat [x] op het adres van klaagster woont. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een vonnis ten laste van [x] te betekenen op het adres van klaagster.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift aangegeven dat hij bij de betekening van een vonnis inderdaad een meisje voor de woning van klaagster heeft aangetroffen en dat zij elkaar hebben begroet. Nadat het meisje haar fiets op slot had gezet is zij rustig de straat in gelopen. De gerechtsdeurwaarder ontkent uitdrukkelijk dat hij zich dreigend naar het meisje heeft opgesteld en dat hij ook niet het gevoel had dat zij zich bedreigd voelde en de drang voelde om te vluchten. De voorzitter ziet geen aanleiding aan het verweer van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. Nu tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit onderdeel niet kan worden vastgesteld dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Ten aanzien van de klachten met nummers 18/325 en 18/326

3.2 De voorzitter overweegt dat een gerechtsdeurwaarder niet slechts het adres van de Basisregistratie persoonsgegevens als uitgangspunt hoeft te nemen bij de betekening van ambtelijke stukken. De feitelijke situatie kan de gerechtsdeurwaarder anders doen besluiten. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in zijn verweerschrift in een soortgelijke klacht (geregistreerd onder nummer C/13/646772 / DW RK 18/210) op het standpunt gesteld dat hij [x] meerdere malen op het adres van klaagster heeft gezien en dat hem ambtshalve bekend is dat meerdere personen hebben aangegeven dat [x] op haar adres woont. Tevens stelt de gerechtsdeurwaarder dat een huurder van [x] hem op 18 april 2018 heeft aangeven dat zijn verhuurder woonachtig is op het betreffende adres. Uit een door de gerechtsdeurwaarder bij zijn voornoemd verweerschrift overgelegd vonnis van

14 december 2017 heeft de kantonrechter aannemelijk geacht dat [x] op het adres van klaagster woonachtig is. Ook in twee separate vonnissen van 20 februari 2018, waarin [x] de eisende partij was, staat uitdrukkelijk vermeld dat [x] op het adres van klaagster woont. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een vonnis ten laste van [x] te betekenen op het adres van klaagster. Dat een andere gerechtsdeurwaarder er voor heeft gekozen om een voor [x] bestemd exploot in de Staatcourant de publiceren maakt voorgaande niet anders.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klachten van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klaagster ten aanzien van de verzetschriften met nummers 18/404, 18/405 en 18/406 aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte haar woonadres aan [x] heeft toegekend.

5.2 Ten aanzien van het verzet met nummer 18/406 heeft klager tevens aangevoerd dat haar dochter zich wel degelijk bedreigde voelde op het moment dat de gerechtsdeurwaarder voor de deur stond.

5.3 Ten aanzien van het verzet met nummer 18/407 heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder executiekosten dient te minimaliseren door exploten samen te voegen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klachten de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van de verzetschriften tegen de beslissingen van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klachten toekomt. De kamer is het met de beslissingen van de voorzitter eens en de verzetschriften dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:                

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de verzetschriften ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.