ECLI:NL:TGDKG:2018:142 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/617957 / DW RK 16/1177

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:142
Datum uitspraak: 06-11-2018
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/617957 / DW RK 16/1177
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de beslagene woonachtig is op het betreffende adres en dat de goederen in de woning (tevens) aan hem toebehoorden. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/617957 / DW RK 16/1177 DB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 2 november 2016 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 november 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 september 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 november 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                       De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klaagster gewezen vonnis.

-           Op 26 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag roerende zaken gelegd op het adres [ ] te Groningen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat:

a: de gerechtsdeurwaarder op 26 oktober 2016 het voordeurslot op het adres [ ] te Groningen heeft vervangen, terwijl hij uit het Brp-register had kunnen afleiden dat dit niet haar woonadres is;

b: de bewoner van het betreffende adres haar heeft laten weten dat er nooit een exploot is uitgereikt voorafgaande de beslaglegging;

c: er diverse deuren open stonden, er enkele onderdelen van het geforceerde slot in de hal lagen verspreid en er € 50,-- aan papiergeld uit twee openstaande spaarpotten is verdwenen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie naar het oordeel van de kamer gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de beslagene, te weten [ ], woonachtig is op het adres [ ] te Groningen en dat de goederen in de woning (tevens) aan hem toebehoorden. De kamer ziet zich hierin gesteund door een door de gerechtsdeurwaarder overgelegd vonnis in kort geding van 14 december 2017 alsmede een door de gerechtsdeurwaarder overgelegde brief van advocatenkantoor [ ] van 19 september 2018.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift alsmede ter zitting verklaard dat zowel de dagvaarding als de aankondiging van het beslag zijn betekend op en verzonden naar het feitelijke woonadres. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij op 25 oktober 2016 het exacte tijdstip van de beslaglegging ook heeft doorgegeven aan de advocaat van klaagster. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is de kamer niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft de gerechtsdeurwaarder weersproken dat hij geld uit de spaarpotten van de kinderen heeft meegenomen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij de kamers van de kinderen ook niet heeft betreden. Zonder nadere onderbouwing van het tegendeel ziet de kamer geen aanleiding om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.