ECLI:NL:TGDKG:2018:141 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/628778 / DW RK 17/500

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:141
Datum uitspraak: 06-11-2018
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/628778 / DW RK 17/500
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder ermee bekend was dat klager in de schuldsanering loopt en dat er reeds beslag op zijn inkomen was gelegd. Niet betwist is dat de gerechtsdeurwaarder tijdens zijn bezoek aan klager, om beslag op zijn roerende zaken te leggen, heeft aangegeven zijn situatie op kantoor te bespreken. De kamer is van oordeel dat gelet op de situatie waarin klager zich bevond en de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder de situatie op kantoor zou bespreken, de indruk is gewekt dat het geen zin had om beslag op roerende zaken van klager te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag echter doorgezet zonder nadere uitleg. Ook ter zitting kon de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder niet motiveren waarom besloten is om het beslag door te zetten en het proces-verbaal aan klager te betekenen met de daarbij behorende kosten. De klacht is gegrond. De kamer acht geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/628778 / DW RK 17/500 DB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ] (schuldhulpverlener),

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 12 mei 2017, aangevuld bij e-mail van 24 mei 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 juli 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 september 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 november 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 februari 2017 op verzoek van [ ] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klager in verband met een schuld van circa € 131.000,--.

-           Bij exploot van 28 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder het derdenbeslag aan klager betekend.

-           Bij exploot van 21 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 7 maart 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij brief van 28 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag roerende zaken aangekondigd tegen 8 mei 2017.

-           Bij e-mail van 3 mei 2017 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder verzocht af te zien van het voorgenomen boedelbeslag.

-           Op 8 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van [ ] beslag gelegd op de inboedel van klager in verband met een vordering van circa € 7.000,--.

-           Bij exploot van 11 mei 2017 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klager betekend met aanzegging van de verkoop ervan op 13 juni 2017.

-           Op 18 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager bericht dat een minimale betalingsregeling getroffen kan worden ter voorkoming van executie.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat niet duidelijk is of de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [  ] is overgegaan tot procederen inzake de tweede vordering. De gerechtsdeurwaarder weet dat hij geen afloscapaciteit heeft in verband met het gelegde loonbeslag en toch is beslag roerende zaken aangezegd op 28 april 2017. De gerechtsdeurwaarder heeft niet inhoudelijk gereageerd op de e-mail van zijn schuldhulpverlener van 3 mei 2017, waarin is aangegeven dat boedelbeslag buitenproportioneel en kostenverhogend is en is verzocht de vordering van [  ] mee te laten delen met het gelegde loonbeslag. De gerechtsdeurwaarder heeft op

8 mei 2017 kennelijk beslag gelegd op zijn roerende zaken, maar hij niet heeft gezien op welke zaken beslag is gelegd. Bij het bezoek op 8 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder toegezegd dat zij de situatie op kantoor zou overleggen, maar in plaats van een reactie heeft klager op 11 mei 2017 een exploot in zijn brievenbus heeft gekregen. Klager is nu gedwongen binnen de beslagvrije voet een betalingsregeling te treffen ter voorkoming van verkoop van zijn inboedel.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder ermee bekend was dat klager in de schuldsanering loopt in verband met een schuld van ruim € 130.000,-- en dat er reeds beslag op zijn inkomen was gelegd. De gerechtsdeurwaarder is ter zake een andere vordering op 8 mei 2017 in de woning van klager geweest om beslag op de roerende zaken van klager te leggen. Ter zitting is niet betwist dat de gerechtsdeurwaarder tijdens dit bezoek heeft aangegeven de situatie op kantoor te bespreken. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder zonder nadere communicatie het proces-verbaal van het gelegde beslag op roerende zaken aan klager betekend. De kamer is van oordeel dat gelet op de situatie waarin klager zich bevond en de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder op 8 mei 2017 aan klager heeft medegedeeld de situatie op kantoor te bespreken, zij de indruk had gewekt dat het geen zin had om beslag op roerende zaken van klager te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag echter doorgezet zonder nadere uitleg. Ook ter zitting kon de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder niet motiveren waarom besloten is om het beslag door te zetten en het proces-verbaal aan klager te betekenen met de daarbij behorende kosten.

4.3 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is en dat er geen termen aanwezig zijn om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.