ECLI:NL:TGDKG:2018:136 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632696 / DW RK 17/738

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:136
Datum uitspraak: 04-09-2018
Datum publicatie: 15-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/632696 / DW RK 17/738
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Voortzetten executie niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet gebleken dat kosten nodeloos zijn gemaakt dan wel dat onjuiste tarieven zijn gehanteerd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 september 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 11 juli 2017 met zaaknummer C/13/628874/ DW RK 17/507 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/632696 / DW RK 17/738 CI/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 15 mei 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails van 20, 26 en 31 mei en 6 juni 2017. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 7 juni 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 11 juli 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij

e-mail, ingekomen op 19 juli 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018 alwaar klager en de gemachtigde vande gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 september 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 30 maart 2017 tegen klager gewezen vonnis.

-                      Klager heeft op 1 april 2017 een betalingsregeling van betaling van € 50,-- per maand aan de gerechtsdeurwaarder voorgesteld. Dit voorstel is door de gerechtsdeurwaarder op 3 april 2017 afgewezen omdat het voorgestelde termijnbedrag te laag werd bevonden. Klager is in de gelegenheid gesteld met een nieuw voorstel te komen. Hierop heeft klager niet gereageerd.

-           Bij exploot van 25 april 2017 is het vonnis van 30 maart 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 2 mei 2017 heeft klager opnieuw een betalingsvoorstel van betaling van    € 50,-- per maand ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft dit voorstel op

9 mei 2017 wederom afgewezen en aangegeven dat hij met een concreet en redelijk betalingsvoorstel dient te komen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 10 mei 2017 beslag gelegd op de woning van klager. Dit beslag is doorgehaald, omdat niet tijdig is overbetekend.  

-           Op 15 mei 2017 heeft klager zijn beklag gedaan bij de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop bij brief van 17 mei 2017 gereageerd.

-           Bij e-mail van 20 mei 2017 heeft klager opnieuw een betalingsregeling van betaling van € 50,-- per maand ingediend. Dit voorstel heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 mei 2017 voor de derde keer afgewezen. Hierop heeft klager bij e-mail van 26 mei 2017 gereageerd.

-           Op 1 juni 2017 is opnieuw beslag gelegd op de woning van klager. De kosten van het eerste beslag zijn niet in rekening gebracht. 

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze nodeloos kosten heeft gemaakt. Klager acht de betekening van het vonnis en de beslaglegging voorbarig. Volgens klager was hij nog doende om een voorstel te doen voor een afbetalingsregeling. Het past dan niet om de executie voort te zetten. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder hem onder druk gezet om akkoord te gaan met een hoger maandelijks aflossingsbedrag dan hij kan betalen. De gerechtsdeurwaarder is van zijn moeilijke situatie op de hoogte. Hij heeft een eigen verantwoordelijkheid om zijn opdrachtgever te adviseren akkoord te gaan met een aflossingsbedrag dat klager kan betalen. Een gerechtsdeurwaarder dient immers ook met de belangen van schuldenaren rekening te houden.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

4.3 Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat zijn opdrachtgever niet akkoord wenste te gaan met het door klager voorgestelde aflossingsbedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft weliswaar een eigen verantwoordelijkheid voor zijn handelen, maar hij heeft in dit opzicht geen invloed op zijn opdrachtgever. Als die wenst zoals in deze zaak dat de executie wordt voorgezet, dan heeft de gerechtsdeurwaarder op grond van zijn ministerieplicht daaraan in beginsel te voldoen.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder nodeloos kosten heeft gemaakt of onjuiste tarieven heeft gehanteerd is evenmin gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat in de beslissing van de voorzitter diverse door hem aangereikte gronden niet zijn behandeld, te weten de extra kosten die gemaakt zijn en de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder nooit een belangenafweging heeft gemaakt.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.