ECLI:NL:TGDKG:2018:130 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629160 / DW RK 17/524

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:130
Datum uitspraak: 04-12-2018
Datum publicatie: 15-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/629160 / DW RK 17/524
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   In artikel 475g lid 3 Rv is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder die gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen, bevoegd is aan degene van wie hij vermoedt dat deze aan de schuldenaar periodieke betalingen verricht of schuldig is, te vragen of dat zo is. De stelling van klager dat hij in een sollicitatieprocedure zat is gelet op de bevestiging van de werkgever niet juist. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 4 december 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/629160 DW RK 17/524  MN/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 mei 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 16 juni 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 december 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met het betekenen en ten uitvoer leggen van een vonnis van de rechtbank [ ] van 16 november 2016 te laste van klager. 

-           Bij exploot van 30 november 2016 is het vonnis van 16 november 2016 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 13 december 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen ten laste van klager.

-           Het derdenbeslag is bij exploot van 20 december 2016 aan klager overbetekend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: tijdens een sollicitatieprocedure een brief terzake loonbeslag aan de eventueel toekomstige werkgever van klager heeft verzonden;

b: een onjuiste beslagvrije voet toepast.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat in artikel 475g

lid 3 Rv is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder die gerechtigd is tegen een schuldenaar beslag te leggen, bevoegd is aan degene van wie hij vermoedt dat deze aan de schuldenaar periodieke betalingen verricht of schuldig is, te vragen of dat zo is. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat hij van de opdrachtgever had vernomen dat klager inmiddels een baan had. Klager heeft dit desgevraagd ontkend. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens met een standaardbrief bij de gestelde werkgever geïnformeerd of klager daar werkzaam was. De werkgever heeft telefonisch bevestigd dat klager daar werkzaam was en loon ontving, maar op dat moment nog in zijn proeftijd zat. De stelling van klager dat hij in een sollicitatieprocedure zat is dan ook niet juist. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder is niet gebleken.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de beslagvrije voet eerst op de juiste manier kan worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder de benodigde bewijsstukken meermalen heeft opgevraagd, maar nooit heeft ontvangen. Niet gezegd kan dan ook worden dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.