ECLI:NL:TGDKG:2018:123 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/618881 / DW RK 16/1241

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:123
Datum uitspraak: 05-06-2018
Datum publicatie: 04-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/618881 / DW RK 16/1241
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft een door klager verrichte betaling in een ander dossier afgeboekt en ten onrechte derdenbeslag gelegd. De vordering is niet duidelijk met klager gecommuniceerd. De gestelde bejegening kan niet worden vastgesteld. Klacht gedeeltelijk gegrond, maatregel van waarschuwing.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 juni 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/618881 / DW RK 16/1241 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 november 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 december 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 april 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 juni 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                       De gerechtsdeurwaarder is belast met een op 21 oktober 2015 tegen klager gewezen verstekvonnis.

-           Bij brief van 22 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de met klager overeengekomen betalingsregeling van betaling van € 175,-- per maand aan klager bevestigd.

-                      Op 23 maart 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op de huurtoeslag van klager gelegd.

-                      Bij brief van 30 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de met klager overeengekomen betalingsregeling van betaling van € 75,-- per maand aan klager bevestigd.

-                      Bij brief van 9 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager erop gewezen dat hij de regeling niet correct is nagekomen en dat de betalingsachterstand van € 75,-- uiterlijk op 14 november 2016 moet zijn voldaan.

-           Bij brief van 11 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de regeling is komen te vervallen, omdat deze niet stipt werd nageleefd. Klager is gesommeerd het resterende bedrag van € 292,-- uiterlijk op 18 november 2016 te voldoen.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

a: ten onrechte beslag heeft gelegd, terwijl de (eerste) betalingsregeling werd nagekomen;

b: onjuiste informatie heeft verschaft over het openstaande bedrag per 30 juni 2016 (€ 306,76), dan wel per 11 november 2016 (€ 292,--), terwijl een (tweede) betalingsregeling, ten aanzien van het eerstgenoemde bedrag, per juli 2016 over vier maandelijkse termijnen werd nagekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft niet duidelijk gemaakt waar het bedrag van € 292,-- vervolgens op was gebaseerd;

c: een onbehulpzame, verwijtende en intimiderend manier van communicatie aanhoudt. Hij heeft bijvoorbeeld de telefoon, midden in het gesprek, opgehangen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen medewerkers dienen daarbij te worden geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor de medewerkers verantwoordelijk zijn. Daarom wordt de verweervoerende gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat er op onjuiste gronden executoriaal derdenbeslag is gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft een door klager verrichte betaling in een ander dossier afgeboekt. Gesteld noch gebleken is dat dit door toedoen van klager is gebeurd. Nadat klager de gerechtsdeurwaarder had medegedeeld dat hij de overeengekomen betalingsregeling was nagekomen, is het beslag opgeheven en zijn de kosten gecrediteerd. De klacht is terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de Kamer vast dat niet in geschil is dat klager de betalingsregeling, zoals die is overeengekomen bij brief van 30 juni 2016, correct is nagekomen. De Kamer stelt verder vast dat de brieven van de gerechtsdeurwaarder van 9 en 11 november 2016 standaardbrieven zijn, betreffende een achterstand en het vervallen van de betalingsovereenkomst. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder toegelicht dat er een nieuwe huurachterstand was ontstaan omdat klager de lopende huur niet had betaald. Dit wordt echter in de genoemde brieven niet duidelijk naar klager gecommuniceerd. Klager had bovendien slechts voor een deel van de vordering een betalingsregeling getroffen en kon er dan ook van uit gaan dat hij hieraan had voldaan. De stelling van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder dat klager telefonisch is uitgelegd dat de vordering was opgelopen omdat de lopende huur was opgelopen is niet met stukken onderbouwd en dan ook onvoldoende om hiervan uit te gaan. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij een schuldenaar zo helder mogelijk en naar waarheid (schriftelijk) informeert. Nu hier is volstaan met het sturen van standaardbrieven zonder nadere toelichting levert dat een tuchtrechtelijk verwijt op.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft de gerechtsdeurwaarder het gestelde met betrekking tot de onheuse telefonische bejegening uitdrukkelijk ontkend. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waar de onbehulpzame, verwijtende en intimiderende manier van communiceren uit bestond - anders dan het plotselinge beëindigen van een telefoongesprek - kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. In ieder geval blijkt uit de door klager overgelegde correspondentie niet van enige onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarder. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet kan worden vastgesteld, dient dit klachtonderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt, waarbij de kamer het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden acht.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ten aanzien van klachtonderdelen a en b gegrond;

-        verklaart de klacht ten aanzien van klachtonderdeel c ongegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.