ECLI:NL:TGDKG:2018:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619825 / DW RK 16/1299

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:119
Datum uitspraak: 03-08-2018
Datum publicatie: 04-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/619825 / DW RK 16/1299
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager stelt dat er leugens in de dagvaarding staan. Hiervan is niet gebleken. Overige onderdelen betreffen civielrechtelijke onderdelen. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/619825 / DW RK 16/1299 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [  ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

3. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

gemachtigde: [ ],

en

4. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

gemachtigde: [ ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 december 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij separate verweerschriften, ingekomen op 8 en 30 december 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen van 22 april 2018. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

22 juni 2018 alwaar klager en de gemachtigden van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 augustus 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Gerechtsdeurwaarders sub 1 tot en met sub 3 zijn belast met een (vermeende) vordering van [ ] ten laste van klager.

-           Bij brief van 20 oktober 2015 is klager door gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan.

-           Klager heeft hierop bij faxbericht van 23 oktober 2015 gereageerd.

-           Bij brieven van 9 november 2015, 5, 12 en 15 januari 2016 en 2 februari 2016 heeft gerechtsdeurwaarderskantoor [ ] klager gesommeerd tot betaling van de in die brieven betreffende vordering over te gaan.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft klager bij exploot van 20 januari 2016 gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te [ ] tegen 4 februari 2016. In de dagvaarding staat vermeld:

Eisende partij heeft ten aanzien van de onderhavige vordering geen verweer ontvangen.”

-           Bij vonnis van 4 november 2016 heeft de kantonrechter te [ ] geoordeeld dat er tussen klager en de opdrachtgever geen overeenkomst tot stand is gekomen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: gerechtsdeurwaarder sub 1 ten onrechte meermalen € 40,-- aan incassokosten in rekening heeft gebracht;

b: gerechtsdeurwaarder sub 1 bij verzonden aanmaningen van 12 en 15 januari 2016 en 2 februari 2016 een te strikte betalingstermijn hanteert;

c: gerechtsdeurwaarder sub 1 in zijn aanmaning van 15 januari 2016 stelt dat hij een overeenkomst heeft tot levering van drinkwater met [ ], terwijl hij dit reeds in april 2015 en oktober 2015 heeft ontkend. Ook is geen sprake van een afspraak tot betalen zoals in de aanmaning van 15 januari 2016 wordt gesteld;

d: geen enkel (ambtelijk) stuk van gerechtsdeurwaarderskantoor[ ] op een deugdelijke wijze is ondertekend;

e: gerechtsdeurwaarder sub 4 in het exploot van dagvaarding van 20 januari 2016 ten onrechte heeft gesteld dat de eisende partij ten aanzien van onderhavige vordering geen verweer heeft ontvangen. Voor zover het exploot slechts is betekend door gerechtsdeurwaarder sub 4 en niet door hem is opgesteld, kan uit het exploot niet worden opgemaakt door welke gerechtsdeurwaarder het exploot is opgesteld. Dit is in strijd met artikel 45, derde lid, onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorming (Rv).

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De kamer overweegt dat de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 4 niet kan slagen. De enige handeling die deze gerechtsdeurwaarder heeft verricht is de wettelijk voorgeschreven betekening bij exploot van 20 januari 2016. Verder staat de naam van de gerechtsdeurwaarder in het exploot en heeft hij het exploot ondertekend. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk onbehoorlijk handelen.

4.3 Ten aanzien van de stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarders hebben gelogen in de dagvaarding dat de eisende partij geen verweer zou hebben ontvangen, overweegt de kamer het volgende. Klager heeft ter zitting gesteld dat hij voor het uitbrengen van de dagvaarding tweemaal aan [ ] en eenmaal aan [ ] te kennen heeft gegeven dat hij geen overeenkomst heeft met [ ]. De gerechtsdeurwaarders stellen dat dit bezwaar niet aan het gerechtsdeurwaarderskantoor kenbaar is gemaakt. De kamer ziet geen reden om aan dit standpunt van de gerechtsdeurwaarders te twijfelen.

Klager meent echter dat de gerechtsdeurwaarders uit zijn brief van 23 oktober 2015 hadden kunnen afleiden dat het standpunt was hij geen overeenkomst met [ ] heeft. In voornoemde brief is het volgende opgenomen:

“Wanneer u uiterlijk 26-10-2015 mij de overeenkomst doet toekomen waarover u stelt te beschikken zal ik overgaan tot betaling van de hoofdsom, eventuele incassokosten en overige kosten zal ik uiteraard niet betalen aangezien ik onmogelijk eerder een geldige aanmaning kan hebben ontvangen dan per brief waarbij een random bedrijf geloofwaardig stelt met mij een overeenkomst te hebben.

Na die datum geldt ook voor u dat u kennis kunt nemen van mijn reactie, toekomstige reacties en overige dossierstukken door eerst de griffierechten van 190 euro aan mijn rechtsbijstandverlener over te maken (...) ”

De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders uit deze brief niet hadden hoeven begrijpen wat het verweer van klager was. In tegendeel, klager schrijft juist dat de gerechtsdeurwaarder pas kennis kan nemen van zijn reactie nadat er ‘griffierechten’ worden betaald.  De klacht dat de dagvaarding op dit punt opzettelijke onjuistheden zou bevatten stuit op voorgaande af. 

4.4 De kamer is van oordeel dat de overige klachtonderdelen niet het tuchtrecht raken maar civielrechtelijke kwesties betreffen. Dat betekent dat de kamer daarover niet kan oordelen, maar dat dat is voorbehouden aan de civiele rechter.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.