ECLI:NL:TGDKG:2018:118 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/611211 / DW RK 16/693

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:118
Datum uitspraak: 03-08-2018
Datum publicatie: 04-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/611211 / DW RK 16/693
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft ten onrechte bankbeslag gelegd. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het bankbeslag slechts overbetekend. De gestelde bejegening is niet onderbouwd. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 is ongegrond. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 is ten aanzien van het gelegde bankbeslag gegrond. Klacht is voor het overige ongegrond. Geen maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 augustus 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/611211 / DW RK 16/693 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

1. [ ],  

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

gemachtigde: [ ],

2. [ ],  

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

gemachtigde [ ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 juli 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 augustus 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 juni 2018 alwaar de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 en gerechtsdeurwaarder sub 2 met zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 augustus 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders hebben een tweetal vorderingen van [ ] ten laste van klaagster in behandeling.

-           Op 9 april 2015 is een betalingsregeling getroffen van € 60,00 per maand met ingang van 1 mei 2015.

-           De betalingsregeling werd door klaagster correct nagekomen, maar in april 2016 werd door de gerechtsdeurwaarders geconstateerd dat de termijnen maart en april 2016 niet waren ontvan­gen.

-           Na een schriftelijke reminder en telefonisch contact is gebleken dat klaagster de termijnen wel had voldaan, maar een foutief betalingskenmerk had ge­bruikt.

-           Op 24 juni 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 bankbeslag gelegd ten laste van klaagster.

-           Op 27 juni 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het bankbeslag aan klaag­ster overbetekend.

-           Op 28 juni 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders het bankbeslag opgeheven en hun excuses aangeboden, nadat de partner van klaagster bezwaar had gemaakt tegen de beslaglegging.

-           Bij brief, ontvangen door de gerechtsdeurwaarders op 4 juli 2016, heeft klaagster een bedrag van € 1.033,63 aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit de kosten van het bankbeslag, juridische bijstand en telefoon- en reiskosten.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben de daadwerkelijke kosten van het bankbeslag alsmede de telefoon- en reiskos­ten, in totaal een bedrag van

€ 145,-- bij wijze van schadevergoeding aan klaagster overgemaakt. Van de kosten juridische bijstand wensen de gerechtsdeurwaarders een onderbouwing.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er - samengevat - over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders bankbeslag hebben gelegd, terwijl zij een betalings­re­ge­ling heeft lopen die zij cor­rect nakomt;

b: zij door een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders telefo­nisch als een hond is behandeld nadat zij haar ongenoegen had geuit.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a hebben de gerechtsdeurwaarders erkend dat k laagster de op 9 april 2015 getroffen betalingsregeling correct is nagekomen, zodat het bankbeslag niet gelegd had mogen worden. De kamer benadrukt dat beslaglegging onder een bank ten laste van een debiteur een ingrijpend middel is. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 is terecht voorgesteld, omdat hij het beslag heeft gelegd. Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 wordt de klacht ongegrond verklaard, omdat de enige handeling die deze gerechtsdeurwaarder heeft verricht de wettelijk voorgeschreven overbetekening bij exploot van 27 juni 2016 is. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klaagster niet nader onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan. De gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse telefonische bejegening ter zitting uitdrukkelijk ontkend. Nu niet kan worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft, dient dit klachtonderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

4.4 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Onmiddellijk na ontdekking van de fout is het beslag opgeheven en zijn er excuses aangeboden. De kosten van het beslag zijn niet in rekening gebracht en de schade in de vorm van kosten van de bank- en reis- en telefoonkosten zijn vergoed. De kamer acht bij die stand van zaken onvoldoende termen aanwezig om over te gaan tot het opleggen van een maatregel.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 ten aanzien van het bankbeslag gegrond;

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 voor het overige ongegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 augustus 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.