ECLI:NL:TADRSGR:2020:13 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-245/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:13
Datum uitspraak: 27-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Zaaknummer(s): 19-245/DH/RO
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 27 januari 2020 in de zaak 19-245/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 juli 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

gemachtigde: mr. M. Boender-Radder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij ongedateerde brief ontvangen op 23 oktober 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 april 2019 met kenmerk R 2019/22 edl/mb, door de raad ontvangen op 8 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 juli 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. De beslissing is op 3 juli 2019 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 11 juli 2019, door de raad ontvangen op 12 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2019 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt en van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gegrond. De raad heeft verder kennisgenomen van het verzetschrift en van de e-mail met bijlagen van 11 november 2019 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter van 3 juli 2019.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    mr. K. in een positie heeft gebracht waarin zij strafbaar is geworden;

b)    onprofessioneel en op macht belust heeft gehandeld en

c)    deelneemt aan een criminele organisatie.

3.2    Ter onderbouwing van de klachtonderdelen geeft klager een aantal voorbeelden van gedragingen van verweerster die in zijn ogen tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.4    De voorzitter is onvolledig geweest bij het vaststellen van de feiten.

3.5    De voorzitter heeft miskend dat verweerster met het schenden van het briefgeheim door verweerster  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.6    De voorzitter heeft miskend dat verweerster onrechtmatig heeft gehandeld.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd. Verweerster heeft het verweer in verzet gehandhaafd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

5    BEOORDELING

5.1    Het karakter van de procedure van verzet tegen een voorzittersbeslissing brengt met zich dat er primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in de bestreden voorzittersbeslissing. De klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn en het verzet geheel of gedeeltelijk gegrond is.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden die door partijen zijn aangevoerd. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3    Omdat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2020.