ECLI:NL:TADRARL:2020:9 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-210

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:9
Datum uitspraak: 06-01-2020
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): 19-210
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Gedragsregel 25 lid 1 is niet geschonden, omdat er toestemming was om klager rechtstreeks te benaderen. Bij het stellen van de vraag is niet gebleken dat klager  op enigerlei wijze onder druk is gezet om de vraag te beantwoorden. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 januari 2020

in de zaak 19-210

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij webformulier van 15 november 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 april 2019 met kenmerk Z 724980/AS/sd, door de raad ontvangen op 1 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2019 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager houdt samen met de heer [K] de aandelen in besloten vennootschap [naam B.V.] (hierna: de B.V.). Klager heeft een geschil met de heer [K] over de ontbinding en vereffening van de B.V. Klager wordt bijgestaan door mr. [naam], advocaat te [plaats], en de heer [K] wordt bijgestaan door verweerster.

2.3    Eind december 2017 hebben klager en de heer [K] overeenstemming bereikt over het ontbinden van de B.V. en de voorwaarden waaronder dat zou plaatsvinden.

2.4    Verweerster heeft op 29 december 2017 in haar e-mail aan de advocaat van klager onder meer het volgende bericht: 

“Cliënt kan instemmen met de afspraken zoals weergegeven onder punt 1 t/m 12, met daarbij de volgende kanttekening ten aanzien van punt 10: (…) b) de jaarrekening 2015 blijkt door de boekhouder niet gedeponeerd te zijn. Hij gaf aan dat uw cliënt destijds niet akkoord was met de opgestelde jaarrekening. Vervolgens is hij gestopt met de werkzaamheden voor de BV. Cliënt heeft de toezegging dat de boekhouder hiervoor alsnog zal zorgdragen, zodra uw cliënt aangeeft alsnog akkoord te zijn met deze cijfers.’’

2.5    Vervolgens heeft de advocaat van klager op dezelfde dag in zijn e-mail geantwoord:

“(…) Niettemin, ondanks dat er dus wel het een en ander schort aan de jaarrekening 2015, is cliënt bereid om bijgaand concept ontbindingsbesluit te tekenen, welk besluit ik u reeds op 22 december jl. toezond.

Het ondertekenen dient door beide partijen tezamen en in elkaars aanwezigheid plaats te vinden. Het is immers een ava-vergadering. Cliënt is bereid om dat op uw kantoor te komen doen. Hij zal u zelf bellen voor een afspraak.”

2.6    Op zaterdag 30 december 2017 hebben klager en de heer [K] op het kantoor van verweerster een aandeelhoudersvergadering gehouden om het besluit te nemen tot ontbinding van de B.V. De advocaat van klager was hierbij niet aanwezig.

2.7    Verweerster heeft op 4 januari 2018 een e-mail gestuurd aan de advocaat van klager met het verzoek om te bewerkstelligen dat zijn cliënt de jaarrekening 2015 goedkeurt, zodat de boekhouder deze kan deponeren.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich tijdens de vergadering van 30 december 2017 rechtstreeks heeft gewend tot klager in verband met de goedkeuring van de jaarrekening over het boekjaar 2015, terwijl zij wist dat klager werd bijgestaan door een advocaat.

3.2    Klager heeft ter onderbouwing van de klacht gesteld dat verweerster tijdens de aandeelhoudersvergadering van 30 december 2017 impliciet aan hem heeft gevraagd om ook de jaarrekening 2015 goed te keuren door ondertekening van deze jaarrekening. Hierover was echter van tevoren geen enkele afspraak gemaakt. Er was alleen afgesproken dat klager en de heer [K] het ontbindingsbesluit zouden ondertekenen. Volgens klager heeft verweerster hem tijdens de vergadering aangespoord tot het verrichten van een rechtshandeling (het goedkeuren van de jaarrekening 2015) waarbij klager zich overvallen voelde. Klager kreeg de indruk dat verweerster misbruik wilde maken van de situatie om snel deze jaarrekening ondertekend te krijgen. 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft het volgende tot haar verweer naar voren gebracht.

Het akkoord van klager op de jaarrekening 2015 was onderdeel van hetgeen partijen verdeeld hield om tot een ontbinding en vereffening van de gezamenlijke vennootschap te komen. Toen de advocaat van klager in zijn e-mail van 29 december 2017 aangaf dat klager – ondanks de bezwaren die hij tegen het concept daarvan had – bereid was om het ontbindingsbesluit te tekenen, mocht verweerster ervan uitgaan dat hij de jaarrekening 2015 voor lief zou nemen. Aangezien dit echter niet expliciet in de e-mail van de advocaat was vermeld, heeft verweerster dit getoetst door klager tijdens de vergadering te vragen of het feit dat hij het ontbindingsbesluit wilde ondertekenen ook betekende dat hij zijn akkoord zou geven voor de jaarrekening 2015. Nadat klager in reactie hierop had aangegeven deze vraag niet te willen beantwoorden, heeft verweerster hem laten weten dat zij dit begrijpelijk vond en dat zij zich zou wenden tot zijn advocaat.

Verweerster heeft betwist dat zij, al dan niet impliciet, klager zou hebben gevraagd om de jaarrekening 2015 te ondertekenen.

Verder heeft verweerster erop gewezen dat Gedragsregel 25 niet door haar is geschonden, omdat op 30 december 2017 sprake was van de in de Gedragsregel vermelde uitzondering op deze regel.

5    BEOORDELING

5.1    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om een handelen van de advocaat van de wederpartij van klager.

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Gedragsregel 25 lid 1 luidt als volgt:

‘De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.’

5.3    De raad is met verweerster van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van een schending van Gedragsregel 25 lid 1, omdat er toestemming was om klager rechtstreeks te benaderen. De afspraak om op 30 december 2017 tijdens een aandeelhoudersvergadering het ontbindingsbesluit in aanwezigheid van verweerster te ondertekenen is immers blijkens de e-mail van de advocaat van klager van 29 december 2017 gemaakt op verzoek van, althans met goedkeuring van de advocaat van klager.

Naar het oordeel van de raad stond het verweerster vrij om in het kader van de aandeelhoudersvergadering een vraag als hier aan de orde aan klager te stellen. Gezien de e-mail van 29 december 2017 van de advocaat van klager was het bovendien geen onlogische vraag. Gelet op het verweer van verweerster is niet gebleken dat klager bij het stellen van deze vraag op enigerlei wijze onder druk is gezet om de vraag te beantwoorden. Evenmin is komen vast te staan dat klager door verweerster is gevraagd om de jaarrekening 2015 te ondertekenen.

5.4    Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster jegens klager is geen sprake. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, E.M.G. Pouls,

H.H. Tan, M. Tijseling, leden en bijgestaan door mr. W.E. Markus-Burger als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2020.

Griffier                                                                           Voorzitter