ECLI:NL:TADRARL:2020:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-877

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:8
Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): 18-877
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 januari 2020

in de zaak 18-877

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 februari 2019 op de klacht van:

klaagster

klager

tezamen ook: klagers

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 17 mei 2018 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 november 2018 met kenmerk Z 657813/HH/sd, door de raad diezelfde dag ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 11 februari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht voor een deel kennelijk ongegrond en voor een deel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzittersbeslissing is op 11 februari 2019 aan klagers verzonden.

1.4    Bij brief van 18 februari 2019, door de raad ontvangen op 21 februari 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2019 in aanwezigheid van klager, vergezeld door zijn echtgenote, en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gegrond, van het verzetschrift van klagers en van de brief met bijlagen van klagers van 9 oktober 2019.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in de dagvaarding van 1 december 2017 en tijdens een openbare zitting op 12 april 2018 als ook in diverse processtukken, bewust ongefundeerde en aantoonbaar onjuiste beweringen heeft gedaan;

b)    verweerder heeft nagelaten om te trachten bedoelde beweringen te onderbouwen met bewijsstukken;

c)    verweerder diverse malen onnodig persoonlijk grievend en beledigend jegens klager sub 2 was;

d)    verweerder in de periode van april 2017 tot mei 2018 handelde onder de naam “Smits Advocaten”, terwijl hij de enige advocaat is op dat kantoor, wat dus een misleidende handelsnaam is.

3.2    Klagers zijn het er niet mee eens dat onderdelen a), b) en c) van hun klacht door de voorzitter kennelijk ongegrond zijn verklaard. De gronden van het verzet richten zich, zakelijk en samengevat weergegeven, tegen de gronden waarop deze beslissing rust.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich schriftelijk en ter zitting tegen de klacht en het verzet verweerd.

De raad zal hierna zo nodig op dit verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de mondelinge behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die beslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachtonderdelen waartegen het verzet zich richt terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3    Nu het verzet van klagers  tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de betreffende klachtonderdelen. De raad verklaart het verzet dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. F.B.M. van Aanhold, F.E.J. Janzing, S.H.G. Swennen en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2020.

griffier       voorzitter