ECLI:NL:TADRARL:2020:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1037

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:6
Datum uitspraak: 13-01-2020
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): 18-1037
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 januari 2020

in de zaak 18-1037

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 29 december 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 december 2018 met kenmerk Z 339305, door de raad ontvangen op 24 december 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is afkomstig uit Irak en heeft bij binnenkomst in Nederland in 1997 om hem moverende redenen zijn ware identiteit niet bekend gemaakt. In 2003 is klager tot Nederlander genaturaliseerd waarbij zijn voornaam en geslachtsnaam zijn bepaald. Bij koninklijk besluit van 24 oktober 2011 is de geslachtsnaam van klager op zijn verzoek gewijzigd.

2.3    In 2015 heeft verweerder de hulp van verweerder ingeroepen. Blijkens de opdrachtbevestiging van 10 april 2015 betroffen de werkzaamheden van verweerder de aanpassing van de identiteit van klager in de basisregistratie Personen (hierna BRP) van de gemeente [V].

2.4    Op 15 september 2015 is verweerder samen met klager naar de gemeente [V] gegaan om documenten in te leveren en een mondeling verzoek te doen tot aanpassing van persoonsgegevens. Er is door verweerder geen schriftelijk verzoek gedaan.

2.5    Bij aanvang van de zaak heeft klager de nodige documenten aan verweerder overhandigd waaronder een huwelijkscontract waaruit van een op 19 december 2006 met mevrouw X gesloten huwelijk blijkt en een uittreksel uit de BRP van de gemeente [V] waarop wordt vermeld dat klager in de periode 16 december 2004 tot 21 oktober 2008 met mevrouw Y gehuwd was geweest.

2.6    Voorts heeft klager in 2015 zijn militaire boekje uit Irak ter beschikking gesteld voor vergelijking van de daarin geplaatste vingerafdrukken met de op de stukken van de IND geplaatste vingerafdrukken.

2.7    Op 23 augustus 2016 heeft klager bij de gemeente [V] een schriftelijk verzoek ingediend tot aanpassing van zijn persoonsgegevens en tot toevoeging van gegevens betreffende zijn huwelijk en zijn kinderen, welk verzoek op 15 mei 2017 door klager is aangevuld.

2.8    Bij e-mail van 20 oktober 2016 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij bericht had ontvangen dat de specialist van de Vreemdelingendienst de vingerafdrukken in het militaire boekje niet kon vergelijken met de nieuwe vingerafdrukken. Bij e-mail van 22 november 2016 heeft verweerder klager laten weten dat hij de vingerafdrukken van de IND nog niet had ontvangen. Bij e-mail van 22 februari 2017 heeft verweerder aan klager laten weten dat bij de IND geen vingerafdrukken meer aanwezig waren en dat hij zich daarom tot het Nationaal Archief had gewend. Bij e-mail van 23 april 2017 heeft verweerder klager laten weten dat hij de vingerafdrukken had ontvangen en dat hij deze nu kon laten vergelijken door de politie. Ook tussentijds heeft verweerder klager van de stand van zaken op de hoogte gehouden.

2.9    Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van politie van 15 mei 2017. Daarin is opgenomen a) dat door middel van een eerder door de IND afgenomen dactyloscopisch signalement van klager een verificatie is gedaan en dat de vingerafdrukbladen van dezelfde persoon zijn en b) dat het dactyloscopisch signalement niet te vergelijken is met de vingerafdruk van het militaire boekje omdat de vingerafdrukken in het militaire boekje te slecht zijn. Bij e-mail van 16 mei 2017 heeft verweerder aan klager geschreven dat hij alles, waaronder het proces verbaal, naar de gemeente [V] had gestuurd.

2.10    Bij brief van 6 juli 2017 heeft de gemeente [V] aan klager laten weten dat a) klager in 2008 bij de rechtbank te Den Haag zijn geboortegegevens heeft laten vaststellen en met deze uitspraak door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [D] een akte van vaststelling van geboortegegevens is opgemaakt, b) de gemeente [V] niet bevoegd is de voornaam, geslachtsnaam en de geboortedatum van klager te corrigeren en dat hij daarvoor bij respectievelijk de rechtbank te Den Haag, de Koning (Dienst Justis) en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [D] moet zijn. Voorts wordt in de brief aangegeven dat door de verschillen in de persoonsgegevens van klager in de BRP en op de huwelijksakte en de geboorteakten van klager en de kinderen uit Irak getwijfeld wordt aan de identiteitsgegevens van klager waardoor deze documenten nog niet geregistreerd kunnen worden.

2.11    Bij brief van 13 juli 2017 heeft verweerder in antwoord op genoemde brief van 6 juli 2017 aan de gemeente [V] geschreven dat het ingediende verzoek om het huwelijk van klager en de gegevens van zijn kinderen te registreren op zijn persoonslijst in de BRP wordt ingetrokken en dat het door klager ingediende correctie- en aanvullingsverzoek in de BPR van 15 mei 2017 eveneens wordt ingetrokken.

2.12    Bij e-mail van 21 oktober 2017 heeft verweerder aan klager geschreven dat er een zaak aanhangig gemaakt moet worden, dat hij voor dit werk een deskundig advocaat moet hebben, dat verweerder dergelijke zaken niet doet en dat verweerder klager kan adviseren wie hij moet nemen. Vervolgens is de zaak aan een andere advocaat overgedragen.

3    KLACHT EN TOELICHTING

3.1    Klager heeft ter toelichting van zijn klacht onder meer het volgende opgemerkt. De gemeente [V] vroeg om recente vingerafdrukken om die te vergelijken met de vingerafdrukken in het oude militaire boekje van klager om te kunnen bewijzen dat hij dezelfde persoon was. Klager heeft zelf op 4 december 2017 zijn militaire boekje laten vergelijken en dat heeft geleid tot een rapport van 12 december 2017 waarin geconcludeerd werd dat de vingerafdrukken gelijk aan elkaar waren. Toen klager zelf naar de gemeente [D] belde kreeg hij binnen een paar uur het juiste antwoord waaruit duidelijk werd wat hij moest doen. Voor de kosten van het onderzoek dat hij heeft laten uitvoeren heeft klager bijzondere bijstand van de gemeente [V] ontvangen. Reeds in 2015 had klager aan verweerder het afschrift uit de BRP en de huwelijkse akte uit Irak gegeven. De gemeente zegt nu dat klager in de periode 19 december 2006 tot 21 oktober 2008 met twee vrouwen getrouwd was. Dat geeft problemen.

3.2    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    het verzoek tot wijziging van de persoonsgegevens van klager niet schriftelijk in te dienen bij de gemeente [V], maar in plaats daarvan persoonlijk mee te gaan met klager naar de gemeente [V];

b)    een brief te sturen naar de gemeente [V] tot intrekking van het verzoek tot wijziging van zijn persoonsgegevens zonder hem daarover te informeren;

c)    persoonlijk met klager mee te gaan naar de gemeente [V], terwijl daarvoor de bijstand van een advocaat niet nodig is;

d)    klager pas na tweeënhalf jaar door te verwijzen naar een andere advocaat, omdat verweerder zelf niet deskundig is op dat rechtsgebied;

e)    niet te reageren op de klachten van klager;

f)    ruim anderhalf jaar niets te doen ten aanzien van het leveren van bewijs bij de gemeente [D] dat klager dezelfde persoon is terwijl klager dit uiteindelijk zelf in negen dagen heeft geregeld;

g)    geen antwoord te geven op de vraag welke werkzaamheden in de periode van augustus 2015 tot en met november 2017 zijn verricht voor de zaken van klager bij de gemeente [D] en de rechtbank;

h)    weinig tijd voor klager te hebben wegens verblijf in het buitenland dan wel bezigheden in andere zaken;

i)    klager nerveus en jachtig telefonisch te woord te staan;

j)    klager niet bij aanvang van de werkzaamheden te informeren over de problemen die zich zouden kunnen voordoen nu hij met twee vrouwen is getrouwd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

4.2    Verweerder heeft klager voorgehouden dat het een lang en moeilijk proces zou worden om zijn identiteit in het BRP van de gemeente [V] gewijzigd te krijgen en dat klager het risico liep dat zijn nationaliteit zou worden ingetrokken als hij te vroeg identiteitswijziging zou vragen. Identiteitsfraude als misdrijf verjaart pas na 12 jaar en de naamswijziging uit 2011 was mogelijk van invloed op de verjaringstermijn. Om die reden en omdat er nog stukken uit Irak moesten komen, was afgesproken dat er vooralsnog geen officieel verzoek zou worden ingediend maar voor een informele benadering van de gemeente Vlaardingen zou worden gekozen in de hoop dat de identiteit “op grond van een verklaring onder ede of belofte” gewijzigd zou kunnen worden. Dit teneinde ongelukken te voorkomen.

4.3    De gemeente [V] hanteert strikte regels voor het aanpassen van de identiteitsgegevens van haar burgers in de BRP. Verweerder heeft in het verleden tot aan de afdeling Bestuursrecht van de Raad van State tegen de gemeente [V] geprocedeerd met een negatief resultaat als gevolg.

4.4    In geval van verzoeken tot identiteitswijziging laat verweerder altijd een dactyloscopisch onderzoek uitvoeren. Verweerder heeft ervoor zorg gedragen dat klager nieuwe vingerafdrukken kon laten maken, dat zijn oude vingerafdrukken zijn vergeleken met de nieuwe vingerafdrukken en dat er een officieel proces-verbaal, gedateerd 15 mei 2017, is opgemaakt waaruit blijkt dat de vingerafdrukken uit het asieldossier gelijk zijn aan de in 2017 afgenomen vingerafdrukken. Doordat er problemen waren heeft dit meer tijd gekost dan was voorzien.

4.5    Zowel de gemeente [V] als verweerder zijn er altijd van uitgegaan dat de wijziging van de identiteitsgegevens van klager in de BRP middels een verzoekschrift diende te worden aangevraagd.

4.6    Eerst medio 2017 werd het verweerder duidelijk dat klager zelf een officieel verzoek bij de gemeente [V] had ingediend. Dat vond verweerder niet verstandig vandaar zijn brief aan de gemeente [V] waarin hij de gedane verzoeken weer heeft ingetrokken. De intrekking heeft in overleg met klager plaatsgevonden.

4.7    Verweerder is gespecialiseerd op het gebied van wijzigingsverzoeken in de BRP op basis van “een verklaring onder ede of belofte”. Klager werd op basis van een toevoeging bijgestaan. Verweerder mist de bevoegdheid om op toevoegingsbasis bij de rechtbank een personen- en familiezaak te behandelen. Gelet op het nader door de gemeente [V] ingenomen standpunt bleek het daarom uiteindelijk te gaan. Om die reden heeft verweerder klager moeten doorverwijzen naar een wel bevoegde advocaat.

4.8    Via contacten in het veld kon verweerder de vingerafdrukvergelijking gratis laten uitvoeren, waarvoor een commercieel bureau een aanzienlijk bedrag vraagt. Hij heeft in het belang van klager voor deze methodiek gekozen. Klager heeft later op eigen initiatief bij een commercieel bureau een vingerafdrukvergelijking laten uitvoeren waarbij vingerafdrukken die via de contacten van verweerder waren afgenomen met de vingerafdrukken uit het militaire boekje zijn vergeleken.

4.9    De klacht met betrekking tot het probleem van het dubbele huwelijk van klager werpt verweerder verre van zich. Verweerder heeft zich nooit met dit probleem bemoeid en hem is daarover ook nimmer advies gevraagd.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en c)

5.1    Nu deze elkaar ten dele overlappen zal de raad genoemde klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.

5.2    Klager verwijt verweerder persoonlijk met klager naar de gemeente [V] te zijn gegaan. De raad ziet niet in dat verweerder hiervan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Het komt de raad voor dat verweerder hiervan alleen maar voordeel gehad zal hebben en in ieder geval blijkt nergens uit dat verweerder hierdoor is benadeeld.

5.3    Klachtonderdeel c) en klachtonderdeel a) in zoverre dat genoemd verwijt betreft zijn derhalve ongegrond.

5.4    Ook voor het overige is klachtonderdeel a) ongegrond. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom het onverstandig was voor de schriftelijke weg te kiezen nu er een verjaringstermijn liep voor wat betreft identiteitsfraude waarvan niet precies duidelijk was wanneer deze zou aflopen mede gelet op de geslachtsnaamwijziging die in 2011 had plaatsgevonden.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    In het klachtdossier bevindt zich een e-mail van verweerder aan klager van 12 juli 2017 waarin hij heeft geschreven dat hij nooit heeft geweten dat verweerder een officieel correctieverzoek had ingediend, waarin hij adviseert het verzoek in te trekken en met een nieuw verzoek te wachten tot hij met klager heeft gesproken. Bij e-mail van 13 juli 2017 heeft klager verweerder geantwoord dat hij ziek was en pas naar kantoor kon komen als hij weer beter was. Voorts heeft klager in deze e-mail gevraagd hoe hij het correctieverzoek officieel moet intrekken. Bij e-mail van gelijke datum heeft verweerder vervolgens aan klager geschreven:

“In de bijlage treft U de intrekkingsbrief aan die ik vandaag naar de gemeente [V] heb gestuurd. Wij houden contact.”

5.6    Het verzoek is met medeweten en instemming van klager ingetrokken. Klachtonderdeel b) mist dus feitelijke grondslag en is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7    Op grond van het klachtdossier heeft de raad niet kunnen vaststellen dat voor verweerder van aanvang af duidelijk moet zijn geweest dat de weg naar de rechtbank en de gemeente [D] gekozen had moeten worden. Toen dit verweerder duidelijk was geworden door de brief van de gemeente [V] van 6 juli 2017, heeft verweerder klager meteen op het juiste spoor gezet en een Haagse collega ingeschakeld die de zaak voor verweerder in orde heeft gemaakt. Verweerder heeft gedaan wat van hem verwacht kon worden.

5.8    Klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.9    Verweerder heeft toegelicht dat hij voor een wijze van vingerafdrukvergelijking heeft gekozen die verweerder geen geld zou kosten. Hij wist ook niet dat de gemeente [V] voor een onderzoek door een commercieel bureau, zoals klager uiteindelijk heeft laten uitvoeren, bijzondere bijstand zou verlenen mede gelet op eerdere negatieve ervaringen die hij op dit punt in andere zaken had opgedaan. Daarom was zijn keuze voor een bepaalde wijze van vingerafdrukvergelijking die gratis was begrijpelijk en bestond er voor verweerder geen aanleiding om klager een andere weg te laten gaan dan door hem is aangewezen.

5.10    Klachtonderdeel f) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.11    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij geen antwoord heeft gegeven op de vraag welke werkzaamheden in de periode van augustus 2015 tot en met november 2017 zijn verricht. Uit het dossier blijkt iets anders namelijk dat verweerder in die periode klager op de hoogte heeft gehouden van zijn werkzaamheden, wat er ook zij van de effectiviteit daarvan.

5.12    Klachtonderdeel g) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdelen e) h) en i)

5.13    Het stond verweerder vrij om niet te reageren op klachten van klager. Niet elk klagen behoeft een antwoord. Niet is komen vast te staan dat verweerder klager nerveus en jachtig telefonisch te woord heeft gestaan, wat daarvan op zichzelf ook zij. Voorts is niet gebleken dat verweerder te weinig tijd had voor de zaak.

5.14    Genoemde klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

5.15    De raad is niet duidelijk geworden dat klager op het moment waarop verweerder de zaak in behandeling had met twee vrouwen gehuwd was. Immers in het uittreksel BRP wordt melding gemaakt van een echtscheiding van mevrouw Y per 21 oktober 2008.

5.16    Verder is niet duidelijk geworden hoe verweerder bedacht had moeten zijn op een eventueel gelijktijdig huwelijk met twee vrouwen en daarvoor had moeten waarschuwen. Dat verweerder dat uit een door klager overgelegde huwelijksakte had moeten opmaken heeft klager onvoldoende toegelicht, waardoor daarvan niet kan worden uitgegaan. Daarbij merkt de raad nog op dat het juist verweerder was die uiterst omzichtig met de informatieverschaffing richting de gemeente [V] is omgesprongen en dat van klager, als genaturaliseerde Nederlander, ook enige kennis voor wat betreft een verbod op bigamie verwacht mocht worden.

5.17    Klachtonderdeel j) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter en mrs. F.L.M. Broeders, P.J.F.M. de Kerf, K.F. Leenhouts, P.Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2020.

Griffier                                                                   Voorzitter