ECLI:NL:TAHVD:2019:180 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190124

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:180
Datum uitspraak: 04-11-2019
Datum publicatie: 15-11-2019
Zaaknummer(s): 190124
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder mocht afgaan op de informatie die hij van zijn cliënt ontving. Niet gebleken is dat verweerder door het gebruiken van die informatie de grens van de vrijheid in het bijstaan van zijn cliënt heeft overschreden. Klacht ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

BESLISSING

van 4 november 2019

in de zaak 190124

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 15 april 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer 18-1002/DB/OB. Deze beslissing is op 15 april 2019 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard.

Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:1.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van klaagster is op 10 mei 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

-    het dossier van de raad;

-    het verweerschrift met bijlagen van 2 juli 2019 van verweerder;

-    een brief van klaagster met bijlage van 15 augustus 2019.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 9 september 2019. Klaagster met haar echtgenoot alsmede verweerder en zijn gemachtigde, mr. A.G. Kerkhof, zijn verschenen. Klaagster en de gemachtigde van verweerder hebben gepleit aan de hand pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder namens zijn cliënt een door zijn kantoorgenote ondeugdelijk en onzorgvuldig uitgevoerd feitenonderzoek in een ambtenaarrechtelijke procedure tegen klaagster heeft ingebracht.

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de grieven van klaagster en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    bekrachtigt de beslissing van 15 april 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-1002/DB/OB.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2019.

griffier        voorzitter

De beslissing is verzonden op 4 november 2019.