ECLI:NL:TAHVD:2019:148 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190101

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:148
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 19-09-2019
Zaaknummer(s): 190101
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat hij de beroepstermijn heeft overschreden. De voorzitter heeft begrip voor zijn persoonlijke situatie maar ziet hierin geen grond voor verschoning van de termijnoverschrijding.

BESLISSING                                   

van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 13 mei 2019 

in de zaak 190101

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 18 maart 2019, gewezen onder nummer 18-921/DB/LI en aan partijen toegezonden op 18 maart 2019. In deze beslissing heeft de raad de klacht van klager tegen verweerder ongegrond verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Klager heeft de griffie van het hof op 26 april 2019 zowel per telefoon als per e-mail bericht dat hij van plan is een beroepschrift met bijlagen in te dienen.

2.2    De griffie van het hof heeft het beroepschrift met bijlagen van klager op 29 april 2019 ontvangen. Tevens heeft de griffie van het hof op 9 mei 2019 een brief met bijlagen van 7 mei 2019 van klager ontvangen.

3    DE BEOORDELING

3.1    Klager schrijft in zijn e-mailbericht van 26 april 2019 dat hij zich realiseert dat de termijn van dertig dagen om in beroep te komen tegen de beslissing van de raad is verstreken. Klager biedt in zijn bericht excuses aan voor de overschrijding van deze termijn. In dit kader licht klager toe dat hij ziek is, veel tijd kwijt is aan medische behandelingen en dat zijn persoonlijk begeleider in zijn agenda de verkeerde datum heeft genoteerd waarop de beroepstermijn zou verstrijken. Klager vraagt om begrip voor zijn persoonlijke situatie en verzoekt het hof hem ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.

3.2     Vast staat dat de beroepstermijn is verstreken. Uit artikel 56 lid 1 Advocatenwet volgt dat hoger beroep tegen een beslissing van een raad van discipline kan worden ingesteld binnen dertig dagen na de verzending van die beslissing door de raad. In deze zaak heeft de raad de beslissing op 18 maart 2019 naar partijen verzonden. Klager kon dus uiterlijk op 17 april 2019 hoger beroep instellen bij de griffie van het hof. Nu het beroepschrift met bijlagen door de griffie van het hof op 29 april 2019 is ontvangen, is de beroepstermijn verstreken.

3.3    Op het verzoek van klager zijn hoger beroep ondanks de termijnoverschrijding in behandeling te nemen met het oog op zijn persoonlijke situatie en de menselijke fout van zijn persoonlijk begeleider, oordeelt de voorzitter van het hof als volgt. Hoewel de voorzitter begrip heeft voor de persoonlijke situatie van klager, is de verklaring van klager onvoldoende om de overschrijding van de beroepstermijn toe te staan (verschoonbaar te achten). Het belang van rechtszekerheid voor (onder meer) een beklaagde advocaat brengt mee dat geen onzekerheid kan bestaan over het eindtijdstip van de beroepstermijn en daarmee het onherroepelijk worden van de beslissing van de raad. Bij hoge uitzondering kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als door een fout van de griffie van het hof een beroepschrift niet tijdig is ontvangen. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De door klager genoemde omstandigheden komen voor risico van klager.

3.4     De voorzitter komt tot de conclusie dat de overschrijding van de beroepstermijn door klager niet verschoonbaar is. Klager zal in zijn beroep kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

- verklaart hoger beroep van klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 18 maart 2018, gewezen onder nummer 18-921/DB/LI, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019.