ECLI:NL:TAHVD:2019:131 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180318

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2019:131
Datum uitspraak: 25-03-2019
Datum publicatie: 19-09-2019
Zaaknummer(s): 180318
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klager heeft de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht voor rechtsbijstand in een zaak, waarin een door de deken aangewezen advocaat zich had teruggetrokken. De deken heeft dit verzoek afgewezen. Het hof verklaart het beklag ongegrond. Dat klager het niet eens was met de wijze waarop de aangewezen advocaat zijn belang behandelde, levert geen grond op voor aanwijzing van een advocaat. Klager heeft zelf de relatie tussen hem en de advocaat op scherp gezet, terwijl hij door de deken was gewaarschuwd dat slechts eenmaal door hem een advocaat zou worden aangewezen. Het stond de deken vrij om, gelet op de aard van de aanwijzingsbevoegdheid, dit standpunt in te nemen.

BESLISSING                                   

van 25 maart 2019

in de zaak 180318

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Oost-Brabant

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij beschikking van 9 oktober 2018. Bij brief van 17 november 2018 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag met bijlagen is op 19 november 2018 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- de twee e-mailberichten met bijlagen van 28 november 2018 van klager;

- de drie e-mailberichten van 29 november 2018 van klager;

- het e-mailbericht met bijlage van 30 november 2018 van klager;

- de brief met bijlagen van 20 december 2018 van de deken;

- het e-mailbericht van 11 januari 2019 van klager;

- het e-mailbericht van 6 februari 2019 van klager.

2.3    Het hof heeft het beklag mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van het hof van 25 februari 2019. Klager is op de zitting verschenen. De deken is niet op de zitting verschenen.

3    FEITEN

    Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Bij brief van 15 augustus 2017 heeft klager aan de deken verzocht om hem een advocaat aan te wijzen in verband met een lopende strafzaak (met ressortsparketnummer [nummer]), waarin op 13 september 2017 een (regie-)-zitting bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch stond gepland.

3.2    Bij brief van 18 augustus 2017 heeft de deken aan klager bericht dat hij [naam advocaat 1] als advocaat zou aanwijzen. De deken heeft bij beschikking van 31 augustus 2017 [naam advocaat 1] als advocaat aangewezen. In deze beschikking heeft de deken onder meer vermeld dat hij slechts eenmaal tot aanwijzing van een advocaat overgaat.

3.3    Klager heeft zich, kort nadat [naam advocaat 1] de verdediging op zich had genomen, meerdere malen tot de deken gewend – kort samengevat – omdat de door [naam advocaat 1] verleende bijstand niet naar tevredenheid van klager was. De deken heeft hierop, onder meer bij brief van 31 augustus 2017, bericht dat hij niet treedt in de beleidsvrijheid van de aangewezen advocaat.

3.4    Bij e-mail van 8 oktober 2018 heeft klager aan de deken bericht dat [naam advocaat 1] zich had teruggetrokken en aan de deken verzocht een andere advocaat aan te wijzen.

3.5    Bij beschikking van 9 oktober 2018 heeft de deken het verzoek van klager afgewezen. Hiertoe heeft de deken overwogen dat uit het verzoek van klager blijkt dat tussen hem en [naam advocaat 1] een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan over de aanpak van de zaak, hetgeen heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. Dat klager zich niet kan vinden in de aanpak en strategie van de aangewezen advocaat, hetgeen voor de advocaat aanleiding heeft gegeven om zijn werkzaamheden neer te leggen, betekent volgens de deken niet dat een andere advocaat zou moeten worden aangewezen. De deken heeft voorts gewezen op de beschikking van 31 augustus 2017, waarin stond vermeld dat slechts eenmaal tot aanwijzing van een advocaat zou worden overgegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet kan een verzoek tot aanwijzing van een advocaat worden gedaan door de rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen.

4.2    Als uitgangspunt geldt dat een rechtzoekende zelf in staat moet worden geacht om een advocaat te zoeken en in te schakelen. Pas als een rechtzoekende dat niet lukt, is op grond van voornoemd artikel 13 Advocatenwet een rol voor de deken weggelegd door in de aanwijzing van een advocaat te voorzien.

4.3    De deken heeft in dit geval op verzoek van klager aan hem een advocaat aangewezen. Daarbij heeft de deken er expliciet op gewezen dat hij slechts eenmaal zou overgaan tot aanwijzing van een advocaat.

4.4    De door de deken aangewezen advocaat heeft klager bijgestaan in de strafrechtelijke procedure. Deze advocaat heeft zich echter aan de zaak onttrokken, nadat een vertrouwensbreuk was ontstaan. Het hof begrijpt dat de aanleiding daarin heeft bestaan dat klager de advocaat heeft willen wijzen op een volgens klager gemaakte fout in een pleitnota. Het staat een cliënt vanzelfsprekend vrij om een advocaat te wijzen op een (mogelijke) fout. Klager heeft daarbij aangegeven dat hij als opdrachtgever de aan hem aangewezen advocaat moet kunnen aansturen en de advocaat gehouden is de gegeven instructies zonder meer  op te volgen Klager heeft zich daarbij, mede door zijn opdrachtgeverschap te benadrukken, op een veeleisende wijze jegens de advocaat opgesteld. Deze opstelling heeft kennelijk, en niet onbegrijpelijk, geleid tot een verstoring van de relatie tussen de aangewezen advocaat en klager.

4.5     Dat klager het niet eens was met de wijze waarop de aan hem aangewezen advocaat zijn zaak behandelde, levert geen grond op voor de aanwijzing van een andere advocaat (vgl. Hof van Discipline, 14 februari 2011, ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1409). Klager heeft, gelet op het voorgaande, zelf de relatie tussen hem en zijn advocaat op scherp gezet, terwijl hij door de deken vooraf was gewaarschuwd dat slechts éénmaal door hem een advocaat zou worden aangewezen. Het stond de deken daarbij vrij om, gelet op de aard van de aanwijzingsbevoegdheid, dit standpunt in te nemen.

4.6    Onder deze omstandigheden, mocht de deken het verzoek tot aanwijzing van een advocaat afwijzen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 9 oktober 2018 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2019.