ECLI:NL:TADRSHE:2019:168 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-466 DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2019:168
Datum uitspraak: 11-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 19-466 DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat mocht afgaan op de mededeling van zijn cliënt dat hij de opdracht aan klager had beëindigd. Het lag vervolgens op de weg van klager om zich in het civielrechtelijke geschil te verweren tegen de vordering betreffende de terugbetaling van de door zijn voormalig cliënt aan hem betaalde proceskosten. Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 11 november 2019

in de zaak 19-466/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1                    Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 25 november 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 15 juli 2019 met kenmerk 48/18/149K, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder.                  

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 15 juli 2019, met bijlagen.

2                   FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager heeft de heer M per e-mails van 14 december 2017 en 11 februari 2018 geïnformeerd over de mogelijkheden, kosten en de verwachte tijdsduur van een door zijn kantoor namens de heer M bij de rechtbank in te stellen incassoprocedure. Klager heeft daarbij aan de heer M bericht binnen drie weken na betaling van de proceskosten door de heer M tot dagvaarding te zullen overgaan. Het kantoor van klager heeft op 22 februari 2018 een factuur voor de proceskosten en te verrichten werkzaamheden aan de heer M gezonden, welke factuur op 23 februari 2018 door de heer M is voldaan.

2.2      De heer M. heeft op 29 augustus 2018 opdracht verstrekt aan verweerder om over te gaan tot incasso van een vordering op klager. De vordering had betrekking op de door de heer M. op 23 februari 2018 aan klager betaalde proceskosten, terwijl door klager geen procedure aanhangig was gemaakt.

2.3      Verweerder heeft klager bij brief van 6 september 2018 namens de heer M. gesommeerd om binnen drie dagen de door de heer M aan klager betaalde proceskosten terug te betalen. Klager heeft verweerder per email van 6 september 2018 bericht dat tijdens een telefoongesprek tussen klager en de heer M., waarin klager de heer M. heeft geïnformeerd over zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor hij in de zaak van de heer M nog niet tot dagvaarding was overgegaan, was afgesproken dat klager alsnog zou overgaan tot dagvaarding van de wederpartij van de heer M. tegen de eerstvolgende zittingsdatum.

2.4      Klager heeft op 10 september 2018 aan de wederpartij van de heer M een dagvaarding doen betekenen voor de zitting van 18 september 2018.

2.5      Verweerder heeft per email van 10 september 2018 een aanmaning aan klager verzonden en hem verzocht om geen rechtstreeks contact meer op te nemen met de heer M. Verweerder heeft voorzover er sprake was van een overeenkomst van opdracht, deze buitengerechtelijk ontbonden.

2.6      Verweerder heeft per email van 12 september 2018 om toezending van de dagvaarding verzocht. Verweerder verzocht klager om, voor zover hij de dagvaarding nog niet had aangebracht, hiertoe niet over te gaan.  Klager heeft per email van 12 september 2018 geantwoord dat hij op grond van de AVG wetgeving geen afschrift van de dagvaarding aan verweerder kon verstrekken. Verweerder heeft per email van 14 september 2018 zijn sommatie herhaald alsmede het verzoek om toezending van de dagvaarding. Klager heeft op 14 september 2018 de dagvaarding aangebracht bij de rechtbank.

2.7      Klager heeft bij brief van 17 oktober 2018 een afschrift van het vonnis van de rechtbank van 16 oktober 2018 aan de heer M. toegezonden, alsmede een factuur.

2.8      Verweerder heeft op 19 november 2018 een dagvaarding aan klager voor de zitting van 5 december 2018 doen betekenen.

2.9      Klager heeft per emailbericht van 21 november 2018 klager gesommeerd tot betaling van de factuur van 17 oktober 2018 over te gaan. Verweerder heeft namens de heer M. geantwoord dat de factuur van 17 oktober 2018 de heer M. niet had bereikt en deze factuur voorts betwist.

2.10    Verweerder heeft bij brief van 30 november 2018 aan de rechtbank gevraagd om toezending van het dossier in de door klager aanhangig gemaakte incassoprocedure. Verweerder schreef onder meer het volgende : “Client was niet bekend met de onderhavige procedure en (klager) was niet bevoegd om als gemachtigde van cliënt op te treden.”

2.11    Verweerder heeft namens de heer M. de dagvaardingsprocedure tegen klager ingetrokken.

3                 KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    ten onrechte zonder nader onderzoek een vordering van de heer M tegen klager in behandeling heeft genomen;

2.    ondanks verzoek daartoe geen stukken heeft overgelegd die de vordering van dhr. M. onderbouwen;

3.    onjuistheden in de dagvaarding heeft verkondigd;

4.    ten onrechte heeft aangegeven dat klager geen bewijs wilde leveren van zijn werkzaamheden, terwijl verweerder die werkzaamheden eenvoudig bij de rechtbank had kunnen navragen;

5.    van de incassoprocedure een persoonlijke kwestie heeft gemaakt;

6.    leugens heeft verspreid door bij de rechtbank en deurwaarder melding te doen van onbevoegde vertegenwoordiging van dhr. M. door klager.

4                VERWEER

Het verweer luidt –zakelijk weergegeven- als volgt.

4.1      Verweerder heeft op 29 augustus 2018 een opdracht van de heer M. ontvangen om een openstaande vordering op klager te incasseren. De heer M. was uitermate ontevreden over klager, omdat hij zijn afspraken niet was nagekomen en de opdracht niet uitvoerde. Dit was voor de heer M. reden om de opdracht aan klager te beëindigen. De heer M heeft verweerder mondeling bericht dat hij de opdracht aan klager had beëindigd.

4.2      Klager heeft vervolgens zonder toestemming en medeweten van de heer M. alsnog namens de heer M. een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt. Klager was niet bevoegd om de heer M. in die procedure te vertegenwoordigen. Klager heeft vervolgens ook nog geweigerd om desgevraagd de processtukken te verstrekken.

5                 BEOORDELING

5.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in diens hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager in een civiele procedure. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit standpunt beoordelen.

Ad onderdelen 1 t/m 4 en 6

5.2      De klachtonderdelen 1 t/m 4 en 6 hebben betrekking op de wijze waarop verweerder de opdracht van de heer M in behandeling heeft genomen respectievelijk uitgevoerd. Ter zitting van de raad heeft verweerder desgevraagd verklaard dat zijn cliënt hem op 29 augustus 2018 mondeling had medegedeeld dat hij de opdracht aan klager had beëindigd en dat hij hem opdracht had gegeven om de door de heer M. aan klager betaalde proceskosten terug te vorderen. Verweerder heeft vervolgens op 6 september 2018 een sommatie aan klager verzonden. Verweerder mocht bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt afgaan op de juistheid van de mededeling van zijn cliënt dat de opdracht aan klager was beëindigd en dat er sprake was van een openstaande vordering. Het lag op de weg van klager om zich tegen de sommatie van de openstaande vordering te verweren en zijn standpunt met bewijsvoering daarvan te onderbouwen. Het zelfde geldt ten aanzien van de inhoud van de dagvaarding. Het feit dat verweerder in de dagvaarding namens zijn cliënt een ander standpunt innam dan klager, betekent niet dat er sprake was van leugens en/of onwaarheden. Verweerder mocht bij de formulering van de dagvaarding afgaan op de informatie van zijn cliënt. Ook hier geldt dat het op de weg van klager lag zich in rechte tegen de vordering te verweren, waarna het geschil tussen partijen door de civiele rechter diende te worden beslecht. Noch uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerder de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekwam heeft overschreden. De raad zal  de klachtonderdelen 1 t/m 4 en 6 op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.

Ad onderdeel 5

5.3      Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënt in zakelijke en in de advocatuur gebruikelijke bewoordingen weergeven. Uit niets blijkt dat verweerder van de incassoprocedure een persoonlijke kwestie heeft gemaakt. Het vijfde onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en N.M. Lindhout-Schot , leden,  bijgestaan door I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2019.

Griffier                                                                            Voorzitter