ECLI:NL:TADRARL:2019:319 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-243

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:319
Datum uitspraak: 22-07-2019
Datum publicatie: 19-02-2020
Zaaknummer(s): 19-243
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing over een erfrechtelijk geschil. Advocaat wederpartij. Dat verweerder klaagster rauwelijks heeft gedagvaard en daarbij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel, is de voorzitter niet gebleken. Ook heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen verweerde zich jegens klaagster bewust intimiderend, bedreigend en/of onnodig grievend heeft uitgelaten. Evenmin sprake van schending van privacy/ AVG. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 juli 2019

in de zaak 19-243

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 15 april 2019 met kenmerk 2018 KNN069 / 661735, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De moeder van klaagster heeft bij testament van 4 juni 2008 twee dochters, waaronder klaagster, benoemd tot executeurs testamentair en een derde dochter onterfd.

1.2    De onterfde dochter heeft na het overlijden van de moeder in 2015 bij de executeurs testamentair (hierna: ‘executeurs’) in rechte haar deel van de nalatenschap van de in 2006 overleden vader gevorderd, welk deel na het overlijden van de moeder opeisbaar was geworden.

1.3    Verweerder heeft de onterfde dochter in de erfrechtkwestie bijgestaan.

1.4    In hun hoedanigheid van executeurs en erfgenamen hebben klaagster en de andere dochter een reconventionele vordering ingesteld ter zake de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder, in welke nalatenschap de onterfde dochter een legitieme portie zou toekomen.

1.5    Bij tussenvonnis van 10 oktober 2017 is de zaak aangehouden in afwachting van door beide partijen aan te leveren informatie. Bij datzelfde vonnis zijn de executeurs in het incident veroordeeld om binnen twee weken aan de onterfde dochter bepaalde stukken te verstrekken op straffe van een dwangsom.

1.6    Bij tussenvonnis van 6 februari 2018 heeft de kantonrechter onder meer bepaald dat partijen bepaalde bescheiden dienden aan te leveren teneinde de hoogte van de legitieme portie van de onterfde dochter te kunnen vaststellen.

1.7    In mei 2018 heeft de advocaat van de executeurs stukken in depot gegeven bij de rechtbank.

1.8    Bij brief van 2 juni 2018 heeft klaagster namens zichzelf en in haar hoedanigheid van executeur bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.9    Bij vonnis van 18 september 2018 is in conventie het erfdeel van de onterfde dochter vastgesteld in zowel de nalatenschap van de vader als de moeder. De vordering van de executeurs in reconventie is afgewezen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    onvoldoende te communiceren met de testamentair executeurs.;

Toelichting:

Al na één brief (van 28 april 2016) en één e-mail (van 17 mei 2016) is verweerder een rechtszaak gestart zonder voorafgaande kennisgeving aan de executeurs.

b)    zich in woord en geschrift bewust intimiderend en bedreigend uit te laten;

Toelichting:

In de communicatie met klaagster en in de stukken was de toon van verweerder beschuldigend alsof de executeurs de moeder bestolen hadden. Klaagster heeft zich hierdoor overvallen en bedreigd gevoeld. Daarnaast heeft verweerder zich onnodig grievend uitgelaten over de overledene. Ook heeft verweerder ontkend stukken te hebben ontvangen om daarna te dreigen met een dwangsom terwijl de executeurs en later de advocaat hem de stukken ter beschikking hadden gesteld.

c)    de rechter bewust onjuist en onvolledig te informeren;

Toelichting:

Verweerder heeft ontkend stukken te hebben ontvangen terwijl deze hem digitaal of door de deurwaarder zijn verstrekt. Verweerder heeft een vervalste e-mail (van 20 april 2016) overgelegd in zijn akte van 28 maart 2017. Hiervan is aangifte gedaan. Klaagster vraagt zich af of verweerder meer vervalste stukken heeft overgelegd. Ook heeft verweerder onjuiste berekeningen gemaakt en in de procedure gebracht.

d)    in strijd met de AVG gegevens van klaagster en haar dochter aan derden ter inzage heeft aangeboden of verstrekt.

Toelichting:

Verweerder heeft zonder toestemming van klaagster persoonlijke gegevens gebruikt die bij de rechtbank in depot waren gegeven. Het gaat om bankafschriften, verzekeringsgegevens, treinabonnementen, werkgegevens en gevoelige persoonsgegevens. Verweerder heeft informatie uit deze stukken in de rechtszaak misbruikt (om de legitieme portie te verhogen) en heeft daaraan zelfverzonnen conclusies verbonden om klaagster te benadelen, te beschuldigen en in te zetten voor eigen gewin. Verweerder heeft niet toegelicht hoe hij deze persoonsgegevens heeft beschermd en verwerkt.

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Per klachtonderdeel heeft verweerder het volgende toegelicht.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Om de omvang van de legitieme portie van zijn cliënte te kunnen bepalen, heeft verweerder inzage verzocht in financiële stukken waartoe de executeurs op basis van de relevante wettelijke bepaling verplicht waren. De cliënte van verweerder had hier zelf ook al om verzocht, maar zonder resultaat. Nadat de executeurs weigerden hun medewerking te verlenen en nadat zij door verweerder opnieuw waren aangeschreven zonder dat volledige inzage werd verstrekt, heeft verweerder een (incidentele) vordering ingesteld om de benodigde stukken via de rechter op te vragen. Verweerder heeft namens zijn cliënte voldoende gecommuniceerd met de executeurs en heeft in de eerste correspondentie bovendien uitdrukkelijk aangedrongen op een minnelijke (buitengerechtelijke) oplossing.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerder betwist zich intimiderend en/of bedreigend te hebben uitgelaten. Dit verwijt volgt niet uit de stukken en heeft klaagster ook niet nader onderbouwd. Verweerder heeft geen termen als ‘bestolen’ of ‘dieven’ gebruikt. Daarnaast mocht verweerder een dwangsom vorderen; dit is niet meer dan gebruikelijk. Overigens is de dwangsom niet opgeëist.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Van het onjuist of onvolledig informeren van de rechter is geen sprake geweest. Verweerder heeft enkel het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. Het hebben van een andere mening of visie op de zaak betekent niet dat de rechter onjuist is geïnformeerd. Als de executeurs van mening waren dat de kantonrechter zijn oordeel heeft gebaseerd op onjuiste feiten, dan hadden zij in hoger beroep kunnen gaan, hetgeen is nagelaten. Voor wat betreft de stukken die wel of niet zijn overgelegd, verwijst verweerder naar het vonnis van de kantonrechter waarin de executeurs veroordeeld zijn om stukken aan de cliënte van verweerder af te geven. Als deze stukken daadwerkelijk al waren overgelegd, was het indienen van de incidentele vordering niet nodig geweest en had de rechter de vordering ook niet toegewezen. Verweerder heeft geen onjuiste berekeningen gemaakt en ingediend. De vorderingen van de cliënte van verweerder zijn grotendeels toegewezen. Kennelijk gaven deze berekeningen voor de rechter geen onjuist beeld.

Ad klachtonderdeel d)

3.5    Verweerder betwist gegevens van klaagster en haar dochter ten onrechte te hebben gebruikt. De executeurs hebben de stukken waar klaagster op doelt in depot gegeven bij de rechtbank. De executeurs hebben in de procedure een beroep gedaan op deze stukken. Verweerder heeft onder toezicht van een rechtbankmedewerker de stukken ingezien. Verweerder heeft informatie uit deze stukken, in het kader van hoor en wederhoor, uitsluitend in een akte van uitlating genoemd. Voor de belangenbehartiging van zijn cliënte was het nodig om een beroep op deze informatie te doen en deze te verwerken in de akte. Van het delen of verspreiden van persoonsgegevens door verweerder aan derden is geen sprake geweest.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Klaagster heeft de klacht ingediend namens zichzelf en in haar hoedanigheid van executeur testamentair. De voorzitter zal hierna – bij de beoordeling per klachtonderdeel –    geen onderscheid maken tussen deze hoedanigheden en enkel spreken over klaagster.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende heeft gecommuniceerd met klaagster. Uit de toelichting op de klacht leidt de voorzitter af dat klaagster zich overvallen heeft gevoeld door de dagvaarding die verweerder kennelijk direct na de vakantie van klaagster en zonder voorafgaande aankondiging bij de executeurs, waaronder klaagster, heeft laten betekenen. Voorop staat dat een advocaat niet verplicht is om de wederpartij van tevoren in kennis te stellen van een aanstaande dagvaarding. Verweerder behoefde op dit punt dus niet nader te corresponderen of communiceren met klaagster. Bovendien was daarvoor al wel tussen partijen gecorrespondeerd. Dat verweerder klaagster rauwelijks heeft gedagvaard en daarbij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel, is de voorzitter niet gebleken. klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    De voorzitter heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder zich jegens klaagster bewust intimiderend, bedreigend en/of onnodig grievend heeft uitgelaten, zoals klaagster heeft gesteld. Klaagster verwijst niet naar concrete formuleringen die verweerder heeft gebruikt en heeft de klacht evenmin met concrete stukken onderbouwd. Uit de stukken die zijn overgelegd volgt naar het oordeel van de voorzitter niet dat verweerder in zijn bewoordingen de grenzen van de hem toekomende ruime vrijheid heeft overschreden. Dat de door verweerder gebezigde (algehele) toon klaagster niet heeft aangestaan kan zo zijn, maar aan het voeren van een procedure is inherent dat partijen het niet met elkaar eens zijn en dat de stellingen van de wederpartij worden betwist. Het is aan de rechter om de over en weer geuite stellingen op houdbaarheid te beoordelen. De door verweerder gebruikte bewoordingen zijn in dat kader toegestaan en moeten worden bezien in het licht van en binnen de context van het gevoerde debat, dat door partijen soms in felle bewoordingen is gevoerd. Ook het ‘dreigen’ met – en het daarna vorderen van – een dwangsom is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Ook dit valt binnen de vrijheid die verweerder toekwam om de belangen van zijn cliënte te behartigen. De voorzitter oordeelt klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Verweerder heeft gemotiveerd betwist de rechter onjuist en onvolledig te hebben geïnformeerd, zoals klaagster heeft gesteld. De vraag of verweerder al dan niet bepaalde stukken heeft ontvangen, of hij een e-mail heeft vervalst en of sprake is geweest van onjuiste berekeningen, kan de tuchtrechter binnen het kader van dit tuchtrecht niet beoordelen. Dat zijn kwesties die aan de civiele rechter kunnen worden voorgelegd. Uit het voorliggende klachtdossier is de voorzitter niet gebleken dat verweerder op genoemde punten in strijd met het tuchtrecht heeft gehandeld. Daartoe is de klacht onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel d)

4.6    De voorzitter stelt vast dat klaagster tijdens en in het kader van de gerechtelijke procedure stukken in depot heeft gelegd bij de rechtbank. Verweerder heeft deze stukken mogen inzien onder het toeziend oog van een rechtbankmedewerker. Als zich daar onregelmatigheden bij hebben voorgedaan, hetgeen de voorzitter niet is gebleken, dan had klaagster daar in de procedure melding van kunnen maken. Vaststaat dat verweerder de betreffende stukken mocht inzien en op deze stukken in het kader van hoor en wederhoor mocht reageren, zoals hij heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat klaagster het niet eens is met de conclusies die verweerder aan de informatie uit die stukken heeft verbonden, maakt uiteraard nog niet dat verweerder de regelgeving ter bescherming van persoonsgegevens (AVG) of enige gedragsregel heeft geschonden. Uit niets is de voorzitter gebleken dat verweerder persoonsgegevens van klaagster en/of haar dochter voor oneigenlijke doeleinden heeft gebruikt, verwerkt of verspreid. Ook klachtonderdeel d oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 22 juli 2019.

griffier                                                                voorzitter