ECLI:NL:TADRARL:2019:292 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-468

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:292
Datum uitspraak: 02-12-2019
Datum publicatie: 23-01-2020
Zaaknummer(s): 19-468
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bij ontbreken van een eigen belang van klager bij indiening van een aantal klachten jegens verweerder over diens betrokkenheid bij het faillissement van een advocatenkantoor, oordeelt de voorzitter klager daarin kennelijk niet-ontvankelijk. Door het sturen van een reeds gecrediteerde declaratie en sommatie aan klager is sprake geweest van een administratieve onvolkomenheid aan de kant van verweerder, maar dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook overigens geen laakbaar handelen. Overige klachten zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2019

in de zaak 19-468/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 16 juli 2019 met kenmerk Z788157/HH/sd door de raad ontvangen op 16 juli 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Op 2 december 2013 heeft klager met mr. N, destijds werkzaam bij [N] Advocaten, een kennismakingsgesprek gevoerd. Verweerder was bestuurder van de coöperatie [X].

1.2    Op 5 november 2014 is ten laste van klager een declaratie ten bedrage van € 266,81 opgemaakt ter zake het gesprek dat op 2 december 2013 had plaatsgevonden. Deze declaratie is op 10 november 2014 gecrediteerd, maar die creditering is niet juist verwerkt in de administratie van het kantoor [N] Advocaten.

1.3      Medio juli 2018 heeft klager van een deurwaarder een aanmaning ontvangen van de declaratie d.d. 5 november 2014. Bij e-mail d.d. 30 juli 2018 heeft [N] Advocaten aan klager medegedeeld dat deze declaratie een vergissing betreft en uit het systeem wordt verwijderd.

1.4    Bij vonnis d.d. 4 december 2018 is [H] Advocaten (voorheen [N] Advocaten) in staat van faillissement verklaard. Op dat moment was verweerder nog altijd bestuurder van de coöperatie.  De curator in het faillissement heeft de debiteurenportefeuille en onderhanden werk van het failliete kantoor verkocht aan G Advocatuur B.V., zijnde het kantoor van verweerder.

1.5    Op 24 december 2018 heeft klager een aanmaning d.d. 19 december 2018 ontvangen. Deze aanmaning zag op de eerder genoemde declaratie d.d. 5 november 2014. De aanmaning was afgedrukt op briefpapier van het kantoor [N] Advocaten en op de aanmaning was vermeld dat de betaling diende te geschieden op het bankrekening nummer van G Advocatuur B.V.

1.6    Op 3 januari 2019 heeft klager verzocht om een creditnota. Op dat verzoek heeft klager geen reactie ontvangen.

1.7    Op 1 februari 2019 heeft klager bij e-mail met bijlagen bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.8    Verweerder heeft een creditnota aan klager toegestuurd.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    als voorzitter, enig lid en als (voormalig) advocaat van het kantoor [N] Advocaten, betrokken te zijn bij het faillissement (begin december 2018) van de coöperatie [X] (dan wel [H] Advocaten Coöperatief U.A.);

b)    zich als advocaat uit het arrondissement Gelderland uit te laten schrijven en zich begin januari 2019 als advocaat in het arrondissement Midden-Nederland in te laten schrijven, terwijl de website van het failliete kantoor [N] Advocaten nog steeds in de lucht is en de telefoon van dat kantoor wordt beantwoord door een callcenter;

c)    op 19 december 2018 aan klager een aanmaning te sturen, die hij ontving op 24 december 2018, van een declaratie uit november 2014, welke aanmaning gesteld is op naam en op briefpapier van de failliete coöperatie [N] Advocaten, terwijl deze declaratie volgens een e-mail van 30 juli 2018 van het advocatenkantoor uit het systeem verwijderd is of zou worden;

d)    te weigeren een creditnota te sturen en overigens niet te reageren op zijn berichten van ná 24 december 2018;

e)    de gelden van voormelde declaratie, waarvan voormelde aanmaning gesteld is op naam en op briefpapier van het failliete kantoor [N] Advocaten, te laten ontvangen op een bankrekeningnummer ten name van G Advocatuur B.V. te Arnhem, terwijl hij sinds begin januari 2019 als advocaat kantoor houdt in Utrecht.

2.2    Toelichting

Ad klachtonderdelen a en b

Verweerder is betrokken geweest bij het aanvragen van het faillissement. Verweerder heeft dubieus gehandeld en zich schuldig gemaakt aan misleiding om wederrechtelijk voordeel te behalen. Dat de website van het failliete kantoor [N] Advocaten nog steeds in de lucht is en de telefoon van dat kantoor wordt beantwoord door een callcenter is nalatig.

Ad klachtonderdelen c, d en e

Op 30 juli 2018 heeft klager van het toen nog niet failliete kantoor [N] Advocaten een e-mail ontvangen met de mededeling dat de declaratie van 5 november 2014 een vergissing betrof en uit het systeem zou worden gehaald. Op 5 november 2014 was er ook helemaal geen declaratie aan klager gestuurd. De aanmaning in juli 2018 was dus louter bedoeld om nog zoveel mogelijk geld te incasseren vanwege de plannen om het faillissement aan te vragen. Dit riekt naar declaratiefraude. Na ontvangst van de aanmaning op 24 december 2018 heeft klager vergeefs geprobeerd om contact te krijgen met het (failliete) kantoor [N] Advocaten en heeft hij vergeefs om een creditnota verzocht.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Ad klachtonderdelen a en b

Verweerder ontkent en betwist de door klager gedane vooronderstellingen, aannames en geuite suggesties en insinuaties. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij destijds bestuurder was van het advocatenkantoor dat failliet is gegaan. Evenmin heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich bij een ander kantoor in een ander arrondissement aan te sluiten. G Advocatuur B.V. heeft in het belang van de cliënten van het voormalige kantoor zorg gedragen voor telefonische bereikbaarheid tot en met 31 januari 2019. In februari 2019 is voorts opdracht gegeven om de website van [N] Advocaten uit de lucht te halen.

3.2    Ad klachtonderdelen c, d en e

Klager is geen cliënt van verweerder en is dat ook nooit geweest. De declaratie d.d. 5 november 2014 is op 10 november 2014 gecrediteerd, maar deze creditering is niet goed verwerkt in het systeem, waardoor bij een incassoactie medio 2018 waarbij een groot aantal debiteuren werd aangeschreven, abusievelijk ook klager is aangeschreven. Op 30 juli 2018 is door een (toenmalige) medewerkster van het kantoor aan klager medegedeeld dat de aanmaning op een vergissing berustte. Na het faillissement is de debiteurenportefeuille verkocht aan G Advocatuur B.V. Op 19 december 2018 is een nieuwe debiteurenmailing aangemaakt met vermelding van het bankrekeningnummer van G Advocatuur B.V. als de op dat moment rechthebbende op de betreffende debiteurensaldi. Helaas heeft klager toen wederom abusievelijk een aanmaning ontvangen. Het is helder dat klager een creditnota heeft ontvangen. Verweerder biedt zijn verontschuldigingen aan voor de gang van zaken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

4    BEOORDELING

4.1    Klachtonderdelen a en b

De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn eigen belang is getroffen of kan worden getroffen. Klager stelt dat verweerder betrokken is geweest bij het aanvragen van het faillissement van [N] Advocaten en dat de website van [N] Advocaten na het faillissement nog enige tijd in de lucht is geweest en de telefoon van het kantoor werd beantwoord door een callcenter. Wat daar ook van zij, de voorzitter is van oordeel dat klager  in  het onderhavige geval geen eigen, rechtstreeks belang heeft bij indiening van een klacht jegens verweerder over diens betrokkenheid bij het faillissement van [N] Advocaten. Van enig eigen, rechtstreeks belang van klager bij een klacht over de telefonische bereikbaarheid van het kantoor na het faillissement en het gedurende enige tijd voortbestaan van de website na het faillissement is evenmin gebleken. De klachtonderdelen a en b zijn dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

4.2    Klachtonderdelen c, d en e

Verweerder heeft erkend dat klager ten onrechte een aanmaning heeft ontvangen ter zake een reeds gecrediteerde declaratie. De voorzitter stelt vast dat daarmee sprake is geweest van een administratieve onvolkomenheid, die naar het oordeel van de voorzitter echter niet van dien aard is, dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van het feit dat de aanmaning d.d. 19 december 2018 was afgedrukt op briefpapier van [N] Advocaten, terwijl de betaling moest worden overgemaakt op de bankrekening van G Advocatuur B.V., kan verweerder naar het oordeel van de voorzitter evenmin een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, nu G Advocatuur B.V. op het  moment van verzending van de aanmaning rechthebbende was op de debiteurensaldi van [N] Advocaten. Verweerder heeft voor de gang van zaken zijn verontschuldigingen aangeboden, als niet weersproken staat vast dat klager inmiddels een creditnota heeft ontvangen en op de aanmaning d.d. 19 december 2018 zijn verder ook geen incassomaatregelen gevolgd. Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder geen aanleiding bestaat. De klachtonderdelen c, d en e zijn kennelijk ongegrond.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk verklaren en de klachtonderdelen c, d en e, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    de klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

-    de klachtonderdelen c, d en e, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys – Doeleman,  plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier op 2 december 2019.

griffier                                                voorzitter