ECLI:NL:TADRARL:2019:248 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-247

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:248
Datum uitspraak: 15-07-2019
Datum publicatie: 04-12-2019
Zaaknummer(s): 19-247
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klaagster voor het grootste deel niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop, klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15  juli 2019

in de zaak 19-247

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 16 april 2019 met kenmerk K 18/139, digitaal door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft klaagster vanaf 2013 bijgestaan in de volgende zaken:

•    juni 2013: echtscheidingsprocedure met voorlopige voorzieningen;

•    januari 2014: verzoek ondertoezichtstelling van de drie minderjarige kinderen van klaagster;

•    januari 2015: verlenging ondertoezichtstelling;

•    juni 2015: verzoek tegen vervalverklaring van een schriftelijke aanwijzing van jeugdzorg;

•    juli 2015: hoger beroep tegen de echtscheidingsbeschikking;

•    november 2015: machtiging uithuisplaatsing;

•    december 2015: verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing.

1.2    Bij e-mail van 6 november 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klaagster niet heeft bijgestaan en niets voor klaagster heeft gedaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst dient te worden nagegaan of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter dient deze voorschriften ambtshalve toe te passen.

4.2    De voorzitter overweegt als volgt. Klaagster verwijt verweerster, kort gezegd, dat zij klaagster niet heeft bijgestaan en niets voor klaagster heeft gedaan. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster klaagster heeft bijgestaan vanaf 2013 tot en met december 2015. Klaagster heeft haar klacht over verweerster op 6 november 2018 ingediend. Voor zover de klacht ziet op de periode voor 6 november 2015 heeft klaagster de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn (ruimschoots) overschreden. Voor zover klaagster stelt dat zij pas later bekend is geworden met de gevolgen van het handelen of nalaten van verweerster kan haar dat niet baten. Volgens klaagster heeft zij pas kennisgenomen van de gevolgen van de klachtwaardige handelingen van verweerster nadat zij een nieuwe advocaat had gevraagd haar verder bij te staan, eind 2015. Door vervolgens pas in november 2018 een klacht in te dienen heeft klaagster ook de in artikel 46g, tweede lid, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in haar klacht, voor zover de klacht ziet op de periode voor 6 november 2015.

4.3    Voor zover de klacht ziet op de periode na 6 november 2015 is de klacht kennelijk ongegrond, nu klaagster haar klacht verder niet heeft onderbouwd.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klaagster, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, niet-ontvankelijk in haar klacht voor zover deze betrekking heeft op de periode voor 6 november 2015;

-     de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor het overige kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 15 juli 2019.

griffier    voorzitter