ECLI:NL:TADRARL:2019:241 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-486

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:241
Datum uitspraak: 25-03-2019
Datum publicatie: 04-12-2019
Zaaknummer(s): 18-486
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers hebben verzet aangetekend tegen een beslissing van de voorzitter van de raad. De raad is van oordeel dat klagers in hun verzet niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard wegens overschrijding van de in de Advocatenwet in artikel 46h lid 1 genoemde termijn van 30 dagen voor het doen van verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad zoals bedoeld in artikel 46 j lid 1 Advocatenwet. De voorzitter heeft zijn beslissing genomen op 29 augustus 2018. Op diezelfde datum is de beslissing aan klagers per aangetekende post verzonden. De termijn van 30 dagen gaat lopen de dag na de datum van verzending. Derhalve eindigde bedoelde termijn op 28 september 2018. Klagers hebben op 26 september 2018 per e-mail een verzetschrift ingediend. In dat verzetschrift is geen motivering opgenomen. Ondanks de waarschuwing van de griffie is het gemotiveerde verzetschrift pas op 10 oktober 2018 ontvangen op de griffie. Ter zitting heeft klager onder meer aangevoerd dat degene die klager behulpzaam was met het opstellen van stukken niet eerder tijd had voor het opstellen van een gemotiveerd verzetschrift. Dit levert naar het oordeel van de raad geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet komt de raad dan ook niet toe.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 maart 2019

in de zaak 18-486

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 augustus 2018 op de klacht van:

klager

klaagster

samen klagers

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief 14 november 2017 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 juni 2018 met kenmerk 2017 KNN191, door de raad ontvangen op 22 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 augustus 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht van klager kennelijk ongegrond en de klacht van klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 29 augustus 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 23 september 2018 door de raad ontvangen op 26 september 2018, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. In die brief wordt enkel mededeling gedaan van het verzet. Voorts schrijft klager, mede namens klaagster:

“de inhoud van het gemotiveerd verzetschrift ontvangt u binnenkort separaat”.

1.5    Bij e-mailbericht van 26 september 2018 heeft de griffie van de raad klagers gewezen op de wijze waarop en de termijn waarbinnen verzet ingesteld dient te worden. Instructies daarover staan vermeld in de voorzittersbeslissing waartegen klagers verzet hebben aangetekend. De griffie heeft er uitdrukkelijk op gewezen dat het gemotiveerde verzetschrift binnen de termijn op de griffie dient te zijn ontvangen.

1.6    Op 10 oktober 2018 is bij de griffie een brief van klagers binnengekomen waarin de gronden van het verzet staan vermeld.

1.7    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 februari 2019 in aanwezigheid van klager. Klaagster is wegens ziekte niet verschenen. Verweerder heeft schriftelijk aan de raad bericht verhinderd te zijn.

1.8    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 10 oktober 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3.    BEOORDELING

3.1    De raad is van oordeel dat klagers in hun verzet niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard wegens overschrijding van de in de Advocatenwet in artikel 46h lid 1 genoemde termijn van 30 dagen voor het doen van verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad zoals bedoeld in artikel 46 j lid 1 Advocatenwet.

3.2    De voorzitter heeft zijn beslissing genomen op 29 augustus 2018. Op diezelfde datum is de beslissing aan klagers per aangetekende post verzonden. De termijn van 30 dagen gaat lopen de dag na de datum van verzending. Derhalve eindigde bedoelde termijn op 28 september 2018.

3.3    Klagers hebben op 26 september 2018 per e-mail een verzetschrift ingediend. In dat verzetschrift is geen motivering opgenomen. Ondanks de waarschuwing van de griffie is het gemotiveerde verzetschrift pas op 10 oktober 2018 ontvangen op de griffie. Ter zitting heeft klager onder meer aangevoerd dat degene die klager behulpzaam was met het opstellen van stukken niet eerder tijd had voor het opstellen van een gemotiveerd verzetschrift. Dit levert naar het oordeel van de raad geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet komt de raad dan ook niet toe.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, F. Klemann, P.S. van Zandbergen, M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2019.

Griffier                                                                      Voorzitter