ECLI:NL:TADRARL:2019:203 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-268

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:203
Datum uitspraak: 17-07-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): 19-268
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en verzet geen schorsende werking heeft, zodat hij het vonnis mocht executeren. Dat daarbij de belangen van klager onnodig of onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel is niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat verweerder zich vijandig, intimiderend en/of bedreigend heeft opgesteld. Er bestaat verder geen rechtsregel die voorschrijft dat een advocaat gehouden is de advocaat van de wederpartij te informeren over gesprekken en/of afspraken met de cliënt.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 17 juli 2019

in de zaak 19-268

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 25 april 2019 met kenmerk Z 705077 (18-0283) HH/sd, digitaal door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en zijn (ex-)echtgenote (hierna: de vrouw) zijn verwikkeld (geweest) in verschillende familierechtelijke procedures. Verweerder staat de vrouw in die procedures bij.

1.2    Op 29 juni 2018 heeft verweerder namens de vrouw klager doen dagvaarden voor de rechtbank Rotterdam, sectie kanton, in verband met een financieel boedelgeschil. Klager is in die procedure niet verschenen. Op 22 augustus 2018 heeft de rechtbank verstekvonnis gewezen en klager onder meer veroordeeld een bedrag van in hoofdsom € 16.000 aan de vrouw te betalen. Het verstekvonnis is op 31 augustus 2018 aan klager betekend.

1.3    In een andere procedure, waarin de vraag speelt of de vrouw conform een vermeende overeenkomst van klager een aanzienlijk bedrag heeft ontvangen, heeft de rechtbank Rotterdam de vorderingen van klager ter zake afgewezen. Klager is hiertegen in hoger beroep gegaan. Mr. De G, de toenmalige advocaat van klager, heeft zich tijdens deze procedure onttrokken.

1.4    Op 19 september 2018 heeft mr. P verweerder het volgende geschreven:

Hierbij wil ik u mededelen dat ik als advocaat van [klager] zal optreden. Ik heb inmiddels een verzet dagvaarding laten betekenen. Graag wil ik van u weten of uw cliënte de executie van het verstekvonnis zal staken tot de procedure bij de rechtbank volledig is afgerond.

Met betrekking tot de hoger beroepsprocedure heb ik van het gerechtshof vernomen dat er al een arrest gepland staat voor 25 september a.s. Toch heb ik het gerechtshof verzocht om mij alsnog in de procedure namens cliënt te laten reageren. Ik stuur u hierbij een kopie van het formulier.”

1.5    Verweerder heeft mr. P hierop bij e-mail van dezelfde dag onder meer geschreven:

“Inzake uw verzet dagvaarding, moet ik u mededelen dat alle acties zijn ingezet. Het is te betreuren hoe uw cliënt met de belangen van mijn cliënte omgaat. Uw cliënt reageert niet of niet tijdig en komt vervolgens met zelfstandige acties, waarbij cliënte maar moet instemmen met een aanhouding van het geheel.

Ik zal de dagvaarding afwachten en met cliënte bespreken, alvorens op dit onderwerp verder te reageren.

Inzake uw berichtgeving aan het Hof, verzoek ik u vriendelijk doch dringend om deze per direct in te trekken en mij daar een bewijs van toe te sturen.

Ik mag u bekend stellen met artikel 5.5 van de rolreglementen. Het staat en stond u niet vrij om een dergelijk verzoek aan het Gerechtshof te doen. Daaraan koppel ik onze gedragsregels, waarbij u in uw handelen ook rekening heeft te houden met de belangen van mijn cliënte. Immers, indien u uw H formulier niet zult intrekken, terwijl u weet dat uw handelen in strijd is met de geldende regels, zal ik het Gerechtshof moeten informeren welk onnodige en extra kosten met zich mee zal brengen.

Daarnaast informeert u het Hof onjuist. Nadat de eerste advocaat (die uw cliënt ook in eerste aanleg bijstond) zich had teruggetrokken, was er weldegelijk een opvolgende advocaat. U stelt en schrijft dat dit niet het geval is…ten onrechte en foutief.

Ik zie graag uw intrekking van uw H formulier tegemoet.”

1.6    Bij e-mail van 20 september 2018 heeft mr. P verweerder onder meer geschreven:

Ik schrik een beetje van uw houding en de wijze waarop u mij poogt te dwingen om het formulier in te trekken. (…)

U wijst mij op artikel 5.5 van de rolreglementen. Dit artikel is voor gevallen waarin reeds een arrest is gewezen. Dat is hier nog niet het geval. Hetgeen ik heb gedaan valt mijns inziens onder artikel 5.7 waarin het vragen van uitstel wordt geregeld. (…)

Ik heb het gerechtshof slechts om uitstel gevraagd en het is aan het gerechtshof of zij daarmee instemmen of niet. Uiteraard staat het u vrij om daarop te reageren richting het gerechtshof. Dat is immers de reden waarom ik het formulier met u heb gedeeld.”

1.7    Bij verzetdagvaarding van 20 september 2018 is mr. P namens klager bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam in verzet gekomen van het verstekvonnis van 22 augustus 2018.

1.8    Uit hoofde van het verstekvonnis heeft verweerder namens de vrouw op 27 september 2018 executoriaal beslag doen leggen ten laste van klager.

1.9    Bij e-mail van 27 september 2018 heeft mr. P verweerder onder meer geschreven:

“Heeft uw cliënte beslag laten leggen op grond van het verstekvonnis waar mijn cliënt tegen in verzet is gegaan? Wat is het belang geweest van uw cliënte om direct te gaan executeren en dan ook nog eens zo extreem door beslag te leggen. Wij hebben niet eens met elkaar besproken of mijn cliënt bereid was om enige zekerheid aan uw cliënte te geven, dan wel alvast (gedeeltelijk) het verstekvonnis na te komen.

Deze proceshouding verbaast mij heel erg. Wat is uw rol geweest bij de beslaglegging? Heeft u namens uw cliënte opdracht aan de deurwaarder gegeven?”

1.10    Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerder mr. P geschreven:

“Tot op heden ligt er een verstekvonnis, welk uitvoerbaar bij voorraad is. Zoals u bekend, heeft een verzetdagvaarding geen schorsende werking.

Dat er geen overleg is geweest, valt mijn cliënte niet te verwijten. U heeft mij benaderd, maar zonder enig voorstel, wetende dat er wel een vonnis klaar lag.

Op overige vragen ben ik geen antwoord aan u verschuldigd, denk ik.”

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij: 

a)    ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de belangen van klager bij een executoriale beslaglegging;

b)    een vijandige en intimiderende houding aanneemt jegens klager en diens huidige advocaat mr. P, hetgeen niet bijdraagt aan een oplossing;

c)    moedwillig geen antwoord geeft op vragen van mr. P;

d)    de zaak niet met mr. P heeft besproken om te informeren of klager bereid was enige zekerheid aan de vrouw te geven, dan wel alvast – gedeeltelijk – het verstekvonnis na te komen;

e)    executoriaal beslag heeft gelegd op grond van het verstekvonnis waartegen mr. P namens klager in verzet is gegaan;

f)    niet open staat voor een oplossing in samenwerking met mr. P;

g)    zich intimiderend en bedreigend gedraagt in het handelen en in het corresponderen;

h)    moedwillig niet meewerkt aan de afhandeling van een slopende rechtszaak;

i)    moedwillig en zonder overleg met mr. P executoriaal beslag heeft laten leggen op roerende en onroerende zaken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdelen a), d) e) en i)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het executoriaal beslag dat verweerder namens de vrouw ten laste van klager heeft doen leggen.

4.3    Verweerder heeft aangevoerd dat de zaak waarvoor verstekvonnis is afgegeven heeft plaatsgevonden bij de rechtbank. De verzetdagvaarding is gericht aan de kantonrechter, waardoor volgens verweerder  geen heropening van instantie bij verzet kan plaatsvinden. De kantonrechter kan immers geen verzet behandelen van een verstekvonnis dat niet door haar is afgegeven. Klager zal in de verzetprocedure derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard althans de nietigheid van de verzetdagvaarding zal in die procedure worden vastgesteld. Nu de termijn van vier weken om op een juiste wijze in verzet te gaan tegen een verstekvonnis reeds is verlopen, stelt de vrouw zich op het standpunt dat zij geen gehoor hoeft te geven aan de verzoeken van (de advocaat van) klager om het executoriaal beslag in te trekken. Mocht de kantonrechter daar een andere mening over hebben, dan geldt in deze nog steeds dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en het verzet geen schorsende werking kent. Overigens is bij het leggen van beslag wel degelijk rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. De deurwaarder heeft de mogelijkheid aangedragen om beslag te leggen op de auto van klager. Nu klager rijschoolhouder is en daarbij afhankelijk is van zijn auto, heeft de vrouw dit voorstel van de deurwaarder afgewezen. De vrouw heeft wel akkoord gegeven voor het beslag op het aandeel van klager in de (over)waarde van de echtelijke woning, nu dit geen directe gevolgen zou hebben voor het woongenot van klager. Mr. P heeft tot slot nimmer een verzoek tot (telefonisch) overleg aan verweerder gedaan, aldus nog steeds verweerder.

4.4    De voorzitter overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of mr. P namens klager bij de juiste instantie verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis van 22 augustus 2018, welke vraag aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter is om te beantwoorden, heeft verweerder terecht aangevoerd dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en verzet geen schorsende werking heeft. Het stond de vrouw dan ook vrij het verstekvonnis te laten executeren. Dat de belangen van klager daarbij onnodig en onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel is mede gelet op het verweer van verweerder niet gebleken.

4.5    Wat betreft het verwijt van klager dat verweerder voorafgaand aan het leggen van het executoriaal beslag geen inhoudelijk overleg heeft gevoerd met mr. P geldt dat verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij van mr. P geen verzoek tot nader (telefonisch) overleg heeft ontvangen. Indien mr. P met verweerder had willen overleggen over het stellen van vervangende zekerheid en/of het gedeeltelijk nakomen van het verstekvonnis had het op zijn weg en niet op die van verweerder gelegen daartoe het initiatief te nemen.

4.6    De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen a), d), e) en i) kennelijk ongegrond zijn.

Klachtonderdelen b), c), f), g) en h)

4.7    Ook deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder in deze klachtonderdelen allereerst dat hij een vijandige en intimiderende houding aanneemt jegens klager en mr. P en dat hij zich intimiderend en bedreigend gedraagt. Klager heeft dat echter niet concreet onderbouwd. Voor zover klager hiermee doelt op de door hem bij zijn klacht overgelegde e-mailberichten van verweerder aan mr. P is de voorzitter van oordeel dat deze niet als vijandig, intimiderend en/of bedreigend zijn aan te merken.

4.8    Dat verweerder geen antwoord heeft gegeven op de door mr. P in zijn e-mail van 27 september 2018 (zie hiervoor, 1.9) gestelde vragen valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten. Zoals verweerder terecht heeft aangevoerd bestaat er geen rechtsregel die voorschrijft dat een advocaat gehouden is de advocaat van de wederpartij te informeren over gesprekken en/of afspraken met de cliënt. Dat verweerder niet open staat voor een oplossing in samenwerking met mr. P en/of moedwillig niet meewerkt aan de afhandeling van een slopende rechtszaak heeft klager onvoldoende concreet onderbouwd en is ook niet gebleken.

4.9    Klachtonderdelen b), c), f), g) en h) zijn eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-      de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 17 juli 2019.

griffier    voorzitter