ECLI:NL:TADRAMS:2019:177 Raad van Discipline Amsterdam 19-167/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:177
Datum uitspraak: 02-09-2019
Datum publicatie: 09-09-2019
Zaaknummer(s): 19-167/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 september 2019

in de zaak 19-167/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van             26 april 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 14 maart 2019 met kenmerk 2018-675067, door de raad ontvangen op 15 maart 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 26 april 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 april 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 30 april 2019, door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde in de verzetprocedure, de heer mr. H.J.A. Knijff. Klager heeft pleitnotities overgelegd en uitgesproken.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven alsmede van het verzetschrift van klager van 30 april 2019. Klager heeft ter zitting een volledig leesbaar exemplaar van zijn conclusie van repliek plus bijlagen overgelegd.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager daartegen in verzet opkomt wordt daarop hierna, in 4.2 en 4.3, ingegaan.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4    BEOORDELING

4.1    Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2    Klager voert aan dat in randnummer 1.7 en 4.2 van de voorzittersbeslissing ten onrechte als feit is vastgesteld dat klager aangifte heeft gedaan wegens valsheid in geschrifte op 8 augustus 2011. Deze aangifte heeft op                 16 december 2017 plaatsgevonden, aldus klager.

4.3    De raad overweegt als volgt. De voorzitter is in haar beslissing uitgegaan van een onjuist feit in die zin dat de datum waarop de aangifte door klager is gedaan niet juist is. De aangifte heeft plaatsgevonden op 16 december 2017. Dat abusievelijk een onjuiste datum is vermeld ten aanzien van de aangifte door klager, maakt naar het oordeel van de raad in dit geval niet dat de beslissing (‘kennelijk ongegrond’) van de voorzitter een andere had kunnen zijn. Deze verzetgrond van klager leidt daarom niet tot gegrondverklaring van het verzet.

4.4    De raad is verder van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok en               S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2019.

Griffier    Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2019 verzonden.