ECLI:NL:TAHVD:2018:249 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170262H

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2018:249
Datum uitspraak: 21-12-2018
Datum publicatie: 19-09-2019
Zaaknummer(s): 170262H
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek. Verzoeker heeft aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat het hof een fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden. Ter onderbouwing heeft verzoeker aangevoerd dat de uitspraak van de raad, die door het hof is bekrachtigd, is gebaseerd op aannames die zijn gedaan op basis van vervalste e-mailberichten. Het indienen van de klacht is volgens verzoeker destijds ingegeven doordat klaagster de declaratie niet wilde betalen. Het hof overweegt dat de  argumenten die verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan zijn verzoek om herziening door hem reeds zijn aangevoerd in de voorgaande procedures en door het hof zijn betrokken in zijn oordeelsvorming. Het betreft derhalve een herhaling van zetten. Ook in het kader van deze procedure is het hof niet gebleken dat er tuchtrecht is gesproken op grond van vervalste bewijsmiddelen. Verzoeker heeft dan ook geen deugdelijke grond naar voren gebracht waaruit het hof zou kunnen dan wel moeten afleiden dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Het hof concludeert derhalve dat het verzoek om herziening dient te worden verworpen.

BESLISSING                                   

van 21 december 2018

in de zaak 170262H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

Bij beslissing van 28 augustus 2017, gewezen onder nummer 16-1009, heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) de door [naam klaagster], klaagster, tegen verzoeker ingediende klacht gegrond verklaard. Verzoeker is de maatregel van waarschuwing opgelegd, met veroordeling van verzoeker tot betaling van het griffierecht van € 50,- en de reiskosten van € 50,- aan klaagster en de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten. 

Op het door verzoeker tegen deze beslissing ingestelde hoger beroep heeft het Hof van Discipline (verder: het hof) bij beslissing van 5 februari 2018, onder nummer 170262, de beslissing van de raad van 28 augustus 2017 bekrachtigd, met veroordeling van verzoeker tot betaling van de proceskosten van € 50,- aan klaagster en de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten. 

De beslissing van het hof is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2018:33.

Van deze beslissing van het hof vraagt verzoeker herziening.

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Het verzoek tot herziening van de beslissing van het hof van 5 februari 2018 is op 23 juli 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    een schrijven van verzoeker aan het hof, ter griffie ontvangen op 27 juli 2018;

-    de antwoordmemorie van [naam klaagster], ter griffie ontvangen op 24 september 2018;

-    het tuchtrechtelijk verleden van verzoeker.

2.3    Het hof heeft het verzoek mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 oktober  2018, waar verzoeker en klaagster, bijgestaan door [naam gemachtigde], zijn verschenen. Verzoeker heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    BEOORDELING

3.1    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen rechtsmiddel is opengesteld, ook niet dat van herziening. Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van het hoger beroep geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden (zie onder meer Hof van Discipline van 24 augustus 2015, 7417, ECLI:NL:TAHVD:2015:271).

3.2    Indien geen sprake is geweest van een zodanige schending wordt het beroep op die grond verworpen. Aan een verdere inhoudelijke beoordeling van het geschil wordt dan niet toegekomen.

3.3    Verzoeker heeft aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat het hof een fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden. Ter onderbouwing heeft verzoeker het volgende aangevoerd: de uitspraak van de raad, die door het hof is bekrachtigd, is gebaseerd op aannames die zijn gedaan op basis van vervalste e-mailberichten en het indienen van de klacht is volgens verzoeker destijds ingegeven doordat klaagster de declaratie niet wilde betalen.

3.4    De argumenten die verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan zijn verzoek om herziening zijn door hem reeds in de voorgaande procedures aangevoerd en door het hof betrokken in zijn oordeelsvorming. Het betreft derhalve een herhaling van zetten. Ook in het kader van deze procedure is het hof niet gebleken dat er tuchtrecht is gesproken op grond van vervalste bewijsmiddelen. Verzoeker heeft dan ook geen deugdelijke grond naar voren gebracht waaruit het hof zou kunnen dan wel moeten afleiden dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces.

3.5    Het hof concludeert derhalve dat het verzoek om herziening dient te worden verworpen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verwerpt het beroep van verzoeker

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.L. Weerkamp, , B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner,  griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 21 december 2018.