ECLI:NL:TADRSHE:2018:184 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-905/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2018:184
Datum uitspraak: 29-11-2018
Datum publicatie: 06-12-2018
Zaaknummer(s): 18-905/DB/ZWB
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Laatste dossier in 2014 overgedragen. Klacht ingediend op 20 juni 2018, derhalve na verstrijken termijn ex 469 lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet. Niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  29 november 2018

in de zaak 18-905/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 14 november 2018 met kenmerk K18-088 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerder heeft klager bijgestaan in een drietal kwesties. In 2004 heeft verweerder een dossier “echtscheiding en verdeling” geopend, welk dossier in 2014 is overgedragen aan een andere advocaat. In 2006 heeft verweerder een dossier geopend ter zake een geschil met de landinrichtingscommissie. Dit dossier is in 2009 gesloten. In 2006 heeft verweerder een dossier geopend ter zake een burengeschil, welk dossier eveneens in 2009 is gesloten.

1.2       Op 20 juni 2018 heeft klager een klacht ingediend bij de deken. 

2             KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat klager door het fungeren van verweerder tonnen schade heeft geleden en daardoor genoodzaakt was het dossier over te dragen aan een ander advocatenkantoor.

3             VERWEER

            3.1       Verweerder heeft aan de deken medegedeeld dat hij klager in een drietal zaken heeft bijgestaan, dat de eerste zaak in 2014 is overgedragen aan een andere advocaat  en dat de andere twee zaken in 2009 zijn afgesloten.

4             BEOORDELING

4.1                   De voorzitter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2       Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder heeft bijgestaan in een drietal dossiers, welke in 2009 respectievelijk 2014 zijn gesloten. De voorzitter stelt vast dat de klacht ziet op handelen van verweerder in de periode voordat de overdracht aan een andere advocaat heeft plaatsgevonden. Het laatste dossier is in 2014 overgedragen. Klager heeft zich op 20 juni 2018, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46 g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde verjaringstermijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend, zodat de klacht op grond van voormeld artikel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

  BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk.

  Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg als griffier op 29 november 2018.

Griffier                                                            Voorzitter