ECLI:NL:TADRARL:2018:217 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-962

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:217
Datum uitspraak: 24-09-2018
Datum publicatie: 15-10-2018
Zaaknummer(s): 17-962
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad verklaart het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing over de handelwijze van de voormalig deken in zijn arrondissement ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 september 2018

in de zaak 17-962

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 februari 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

voormalig deken

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Per e-mail van 1 maart 2017 heeft klager zich bij de toenmalig waarnemend deken van de Orde van Advocaten Limburg, thans deken, mr. Vogels, beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 november 2017 met kenmerk 17-0121/FH/sd, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft - na doorverwijzing van de klachtzaak door het Hof van Discipline -  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 7 februari 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond verklaard en deels niet-ontvankelijk ingevolge artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, welke beslissing op 7 februari 2018 is verzonden aan klager.

1.4    Per e-mail van 22 februari 2018, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder. Beide partijen hebben pleitnotities voorgedragen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 22 februari 2018.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht en het verweer verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen partijen in zoverre op dat:

-    volgens klager het gestelde in 1.1 zo moet worden gelezen dat klager op 1 maart 2017 de klacht heeft ingediend bij verweerder, dat op 29 maart 2017 is geconstateerd dat de klacht niet in behandeling is genomen, waarna de huidige deken heeft zorggedragen voor doorzending van de klacht aan de voorzitter van het Hof van Discipline en de klacht op 6 april 2017 is doorverwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland;

-    volgens verweerder het gestelde in 3.4 zo moet worden gelezen dat klager niet bij de zitting van 30 januari 2017 van het Hof van Discipline aanwezig is geweest, zodat de door hem aan verweerder verweten uitlatingen niet door hemzelf kunnen zijn gehoord.

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    de voorzitter is bij de beoordeling van de klacht uitgegaan van een onjuist feitencomplex;

b)    de klacht is in de voorzittersbeslissing onvolledig en onjuist omschreven. Het betreffen gedragingen waartoe verwezen wordt naar de klacht, de opsomming van de gedragingen en de klachtomschrijving;

c)    klager is ontvankelijk in zijn klacht, nu deze op 1 maart 2017 is ingediend en de verweten gedragingen van verweerder op grond van de kwalificatie onrechtmatige daad pas na vijf jaar verjaren, niet na drie jaar;

d)    de verweten gedragingen aan verweerder kunnen aan de hand van schriftelijke bewijsmiddelen en nader voor te brengen getuigen worden geadstrueerd, waartoe verweerder een bewijsaanbod heeft gedaan bij de indiening van zijn klacht.

3.2    Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval, zonder dat de hiervoor gewijzigde feiten tot een ander oordeel kunnen leiden. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond bevonden en deels op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk geacht. Anders dan klager heeft betoogd, is immers in het tuchtrecht een eigen verjaringsregeling van drie jaar van toepassing.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. R.J.A. Dil, C.W.J. Okkerse, B.E.J.M. Tomlow, P.P. Verdoorn, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2018.

Griffier                                                                      Voorzitter

Verzonden d.d. 24 september 2018