ECLI:NL:TACAKN:2016:85 Accountantskamer Zwolle 16/1726 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:85
Datum uitspraak: 15-08-2016
Datum publicatie: 15-08-2016
Zaaknummer(s): 16/1726 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Niet invullen oriënterende vragenlijst en monitoringvragenlijsten 2015 en 2016 zonder opgave van reden. Niet meewerken aan hertoetsing van zijn praktijk door tot drie maal toe kort voor het met hem afgesproken tijdstip voor de hertoetsing de hertoetsing af te zeggen. Ook daarvoor geen goede reden opgegeven. Definitieve doorhaling inschrijving voor 1 jaar. Beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting werkzaamheden door betrokkene dit gezien uitkomsten eerdere toetsingen kantoorkwaliteit.      

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1726 Wtra AK van 15 augustus 2016 van de

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

gevestigd te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouwen/gemachtigden: mr. M.L. Batting en mr. G.M.C. Neuteboom-Klink,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van het op 8 juli 2016 ingekomen klaagschrift van 7 juli 2016, met bijlagen, waartegen door betrokkene - hoewel daartoe  uitgenodigd - geen verweerschrift is ingediend.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 29 juli 2016, waar zijn verschenen ‑ aan de zijde van klaagster ‑ haar raadsvrouw/gemachtigde mr. G.M.C. Neuteboom-Klink, advocaat te ’s-Gravenhage, en ‑ aan de zijde van betrokkene – [Y] AA in persoon.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten onderscheidenlijk toegelicht, alsmede doen antwoorden onderscheidenlijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.          De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene staat vanaf 1 maart 1994 ingeschreven als accountant-administratieconsulent (AA) in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba). Hij is werkzaam als openbaar accountant in zijn praktijk te [plaats].

2.2       In een eerdere klachtprocedure (13/918 Wtra AK) heeft de Accountantskamer bij beslissing van 26 augustus 2013 een klacht van de Nba tegen betrokkene gegrond verklaard en hem de maatregel van berisping opgelegd. De klacht in die zaak zag op tekortkomingen in het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing, geconstateerd bij een hertoetsing van zijn praktijk op 21 maart 2012.

2.3       Op 11 december 2013 heeft bij het accountantskantoor van betrokkene een (nieuwe) toetsing plaatsgevonden. Bij brief van 28 mei 2014 heeft de Raad voor Toezicht (hierna: de Raad) het eindoordeel naar aanleiding van die toetsing naar betrokkene gezonden. Dit eindoordeel hield in dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene op belangrijke onderdelen niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene daarop in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken een verbeterplan in te dienen. Betrokkene heeft hierop bij brief van 1 augustus 2014 een verbeterplan ingediend en bij brief van 30 september 2014 is het door betrokkene ingediende verbeterplan goedgekeurd.

2.4       Bij brief van 30 oktober 2014 is betrokkene op grondslag van artikel 8 van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (hierna: Vkwb) verzocht om de monitoringvragenlijst 2015 in te vullen en uiterlijk 11 december 2014 te retourneren. Bij brief van 27 november 2014 is betrokkene eraan herinnerd dat hij de monitoringsvragenlijst moest invullen en retourneren. Ondanks deze herinnering heeft betrokkene de monitoringsvragenlijst niet ingevuld en geretourneerd. Daarom is hij bij brief van 11 december 2014 voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om de monitoringvragenlijst in te vullen en uiterlijk 6 januari 2015 te retourneren. Bovendien is betrokkene te kennen gegeven dat, indien op die datum de vragenlijst niet is ontvangen, in 2015 een nader onderzoek dan wel een toetsing zal worden uitgevoerd. Ook die termijn heeft betrokkene laten passeren; hem is daarop bij brief van 23 januari 2015 medegedeeld dat zijn accountantskantoor aan een hertoetsing zal worden onderworpen.

2.5       Bij brief van 2 april 2015 is betrokkene te kennen gegeven dat de hertoetsing zal plaatsvinden in de week van 1 tot en met 5 juni 2015. Voorts is hem met het oog op die hertoetsing verzocht de oriënterende vragenlijst in te vullen. Per e-mail van 7 april 2015 is betrokkene medegedeeld dat op zijn verzoek de hertoetsing is verplaatst en plaats zal vinden op 11 juni 2015. Bij brief van 30 april 2015 is dit bevestigd.

2.6       Per e-mail van 22 mei 2015 is betrokkene eraan herinnerd dat hij de oriënterende vragenlijst nog moet invullen. Per e-mail van 27 mei 2015 heeft betrokkene (nogmaals) de inloggegevens voor de toegang tot de toetsingsapplicatie ontvangen, waarmee hij de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst 2015 kan invullen.

2.7       Betrokkene heeft de hertoetsing op 11 juni 2015 op het laatste moment geannuleerd. Daarop is betrokkene bij brief van 25 juni 2015 medegedeeld dat hij zal worden gesommeerd om alsnog medewerking te verlenen aan de aangekondigde hertoetsing op zijn accountantskantoor. Bij brief van 9 juli 2015 heeft de advocaat van de Raad betrokkene voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 23 juli 2015 de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst 2015 in te vullen en te retourneren. Bovendien is hem verzocht uiterlijk op diezelfde datum contact op te nemen met de teamleider van het toetsingsteam om een nieuwe afspraak voor de hertoetsing te maken.

2.8       Naar aanleiding hiervan heeft betrokkene contact opgenomen met genoemde teamleider. Afgesproken is dat de hertoetsing zal plaatsvinden op 15 oktober 2015. Bij brief van 24 juli 2015 is aan betrokkene bevestigd dat de hertoetsing op die datum zal plaatsvinden.

2.9       Per e-mails van 15, 24 en 29 september 2015 is betrokkene eraan herinnerd dat hij de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst 2015 nog moest invullen. Bij e-mail van 6 oktober 2015 is betrokkene medegedeeld dat de toetsers samen met hem de oriënterende vragenlijst en de monitoringsvragenlijst 2015 tijdens de hertoetsing zullen invullen, omdat hij deze vragenlijsten nog steeds niet had ingevuld.

2.10     Per e-mail van 14 oktober 2015 heeft betrokkene te kennen gegeven dat de hertoetsing op 15 oktober 2015 niet plaats kan vinden wegens de ernstige ziekte van zijn vrouw.

2.11     Betrokkene is bij brief van 5 november 2015 medegedeeld dat hij voor een laatste maal in de gelegenheid wordt gesteld om de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst 2015 in te vullen en te retourneren. Bovendien is hem te kennen gegeven dat de hertoetsing op 1 december 2015 zal plaatsvinden.

2.12     Per e-mail van 24 november 2015 is betrokkene eraan herinnerd dat hij de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst 2015 nog moest invullen.

2.13     Betrokkene heeft per e-mail van 30 november 2015 laten weten dat de hertoetsing op 1 december 2015 wederom niet plaats kan vinden wegens ziekte van zijn vrouw.

2.14     Bij brief van 11 december 2015 is betrokkene opnieuw verzocht de monitoringvragenlijst 2015 in te vullen en te retourneren. Per e-mails van 31 december 2015 en 15 januari 2016 heeft betrokkene verzocht om uitstel. Dit is hem bij e-mail van 18 januari 2016 geweigerd.

2.15     Bij brief van 28 januari 2016 is betrokkene door klaagster gesommeerd uiterlijk 11 februari 2016 de monitoringvragenlijst 2016 in te vullen.

2.16     Nadat betrokkene ook aan deze brief geen gehoor had gegeven, heeft klaagster besloten om bij de Accountantskamer een klacht in te dienen. Bij brief van 12 mei 2016 is betrokkene hierover geïnformeerd.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Met zijn weigering mee te werken aan de hertoetsing, alsmede aan het invullen en retourneren van de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijst heeft betrokkene namelijk gehandeld in strijd met de artikelen 4 en 8, eerste lid, van de Vkwb en dit is in strijd met het fundamentele beginsel ‘professionaliteit’ als bedoeld in artikel 2 onder a van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (hierna: VGBA).

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wab is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaatshad ná 4 januari 2014, worden getoetst aan de sindsdien geldende VGBA.

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4       Artikel 4 van de op de Wab steunende Vkwb verplicht de accountant mee te werken aan - onder meer - een toetsing en een hertoetsing en verplicht hem tevens alle informatie ter beschikking te stellen die nodig is voor de uitvoering van genoemde toetsingen. En in artikel 8, eerste lid, van de Vkwb is bepaald dat degene die het dagelijks beleid binnen een accountantspraktijk bepaalt ervoor zorgt dat de monitoringvragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door de accountantspraktijk ingevuld wordt geretourneerd.

4.5       Blijkens de hiervoor onder 2. vastgestelde feiten is betrokkene één en andermaal in de gelegenheid gesteld te voldoen aan zijn verplichtingen tot het indienen van de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijsten 2015 en 2016, maar heeft hij dit achterwege gelaten.

4.6       Voorts blijkt uit die vastgestelde feiten dat betrokkene zich ook overigens heeft onttrokken aan zijn verplichting mee te werken aan de hertoetsing van zijn praktijk, door tot drie maal toe kort voor het met hem afgesproken tijdstip voor een hertoetsing af te zeggen.      

4.7       Voor het niet indienen van de oriënterende vragenlijst en de monitoringvragenlijsten 2015 en 2016 is door betrokkene geen reden opgegeven. De door betrokkene als verhindering voor de hertoetsing van zijn praktijk aangevoerde omstandigheid van ernstige ziekte van zijn echtgenote, kan niet als zodanig gelden omdat betrokkene zich bij de hertoetsing zo nodig had kunnen laten vervangen. Bovendien blijkt uit de – onder 2.2 vermelde - beslissing van de Accountantskamer van 26 augustus 2013 dat ook vóór 2013 bij betrokkene sprake was van een patroon van onttrekking aan de verplichting tot medewerking aan toetsing en hertoetsing van zijn accountantspraktijk door middel van het telkens bewerkstelligen van uitstel ervan.  

4.8       Gezien het vorenstaande is komen vast te staan dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de artikelen 4 en 8, eerste lid, van de Vkwb en daarmee in strijd met het krachtens de Wab bepaalde. Zijn nalaten levert ook strijd op met het fundamentele beginsel ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in de artikelen 2 onder d juncto 12 en 13, eerste lid van de VGBA. Door niet te willen meewerken aan een hertoetsing in een situatie waarin het stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn kantoor al jarenlang niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen heeft betrokkene voorts, naar hij ook moet begrijpen, het accountantsberoep in diskrediet gebracht en dus het fundamentele beginsel  van ‘professionaliteit’ als bedoeld in artikel 2 onder a juncto 4 van de VGBA niet in acht genomen. De klacht moet vanwege deze schendingen gegrond worden verklaard.

4.9       Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Daarbij dient de Accountantskamer rekening te houden met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij, door geen oriënterende vragenlijst in te dienen en telkens afspraken voor een hertoetsing op de valreep af te zeggen, heeft volhard in het niet meewerken aan de procedure van (her)toetsing van de kwaliteit van zijn praktijk, waarvan het stelsel van kwaliteitsbeheersing door toetsers al vaker niet op orde was bevonden. De Accountantskamer neemt bovendien in aanmerking dat betrokkene meermalen naar aanleiding van brieven en/of e-mails van de Raad en/of klaagster niets van zich heeft laten horen. Dit geldt evenzeer met betrekking tot het niet indienen van de monitoringvragenlijsten 2015 en 2016, waarmee betrokkene gedurende langere tijd een toetsing heeft gefrustreerd. Acht geslagen is voorts op de omstandigheid dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en wel bij eerdergenoemde beslissing van de Accountantskamer van 26 augustus 2013, zulks vanwege het niet op orde hebben van het stelsel van kwaliteitsbeheersing in zijn kantoor. Ook is betrokkene in die beslissing aangezegd dat hij, indien op een nieuwe toetsing - onverhoopt - een hertoetsing zou volgen die ‑ wat nog onwenselijker zou zijn - tot een nieuwe tuchtklacht bij de Accountantskamer zou leiden, dan rekening moet houden met oplegging van een zwaardere maatregel, bestaande in een (tijdelijke) doorhaling. Tot een hertoetsing heeft betrokkene het in dit geval niet laten komen. De Accountantskamer heeft tot slot de zakelijke en privéomstandigheden van betrokkene meegewogen.

4.10     Een en ander overziende acht de Accountantskamer het passend en geboden de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling op te leggen, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 1 (één) jaar dient te worden bepaald. Omdat er gezien de uitkomst van eerdere toetsingen geen reden is aan te nemen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene thans wel voldoet aan de daarvoor geldende eisen, loopt het maatschappelijk verkeer ernstig risico bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene. De Accountantskamer acht daarom zwaarwegende openbare belangen aanwezig om deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat brengt mee dat de opgelegde doorhaling ingaat twee dagen na de uitvaardiging door de voorzitter van de Accountantskamer van een last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak. Dit wordt niet anders, indien betrokkene hoger beroep instelt tegen deze uitspraak. Wel kan hij dan het College van Beroep voor het bedrijfsleven ex artikel 48 Wtra verzoeken de tenuitvoerlegging van deze uitspraak te schorsen.

4.11     Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;
  • legt ter zake aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op 1 (één) jaar;

·       verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.W. Akkerman (rechterlijk lid) en drs. W.J. Schoonderbeek RA (lid-accountant), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                           voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.