ECLI:NL:TACAKN:2015:121 Accountantskamer Zwolle 15/1728 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:121
Datum uitspraak: 09-11-2015
Datum publicatie: 09-11-2015
Zaaknummer(s): 15/1728 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Niet voldoen aan verplichting tot toesturen verbeterplan en aan verplichting tot inzenden monitoringvragenlijsten levert schendingen op van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Definitieve doorhaling voor een periode van vijf maanden.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1728 Wtra AK van 9 november 2015 van

de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A A G S T E R ,

raadsvrouw: mr. J.A. Nijland,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 10 augustus 2015 ingekomen klaagschrift van 7 augustus 2015 met bijlagen;

-        het ter zitting door betrokkene met instemming van klaagster overgelegde verweerschrift met als bijlage een nog niet aan de Raad voor Toezicht (hierna: de Raad) toegezonden verbeterplan in de zin van artikel 15 lid 5 van de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (de Verordening).

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 oktober 2015 waar zijn verschenen: namens klaagster mr. J.A. Nijland, advocaat te Den Haag, en betrokkene.

1.3       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent in zijn praktijk [A] Accountants te [plaats].

2.2       Bij brief van 22 februari 2013 heeft de Raad in opdracht van de Nba medegedeeld dat de praktijk van betrokkene in 2013 zal worden getoetst op grond van artikel 7 van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA (thans artikel 7 van de Verordening).

2.3       De onder 2.2 vermelde periodieke toetsing heeft op 6 november 2013 plaatsgevonden. Het verslag van de toetsing is bij e-mail van 10 november 2013 aan betrokkene toegezonden.

2.4       Bij brief van, naar de Accountantskamer begrijpt, 17 januari 2014 heeft de Raad het eindoordeel van de toetsing aan betrokkene toegezonden. Dit eindoordeel luidt dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van betrokkene op belangrijke onderdelen niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene daarop in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken vanaf de dag van verzending van het eindoordeel een verbeterplan in te dienen.

2.5       Bij brief van 26 juni 2014 heeft de Raad geconstateerd dat betrokkene nog geen verbeterplan heeft ingediend en heeft hij hem nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken aan deze verplichting te voldoen. Tevens is betrokkene in deze brief verzocht de monitoringvragenlijst in de zin van artikel 8 lid 1, van de Verordening, voor het jaar 2014 in te vullen en op te sturen.

2.6       Bij brief van 24 juli 2014 heeft de Raad betrokkene wederom verzocht om binnen twee weken het verbeterplan en per ommegaande de monitoringvragenlijst 2014 toe te zenden.

2.7       Bij brief van 2 oktober 2014 heeft de Raad betrokkene gesommeerd dat het verbeterplan uiterlijk op 10 oktober 2014 in het bezit van de Raad dient te zijn. De Raad heeft betrokkene daarbij gewezen op de gevolgen van het niet indienen van het verbeterplan volgens artikel 5 van de Verordening. Tevens heeft de Raad betrokkene verzocht om per ommegaande de monitoringvragenlijst 2014 toe te zenden.

2.8       Bij brief van 22 oktober 2014 heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat hij zijn raadsvrouw mr. M.L. Batting zal verzoeken om betrokkene te sommeren het verbeterplan in te dienen en tevens dat de Raad het bestuur van de Nba zal adviseren een klacht in te dienen bij de Accountantskamer voor het geval betrokkene niet alsnog een verbeterplan indient.

2.9       Bij aangetekende brief van 31 oktober 2014 heeft mr. M.L. Batting betrokkene gesommeerd om uiterlijk op 14 november 2014 een verbeterplan en de ingevulde monitoringvragenlijst 2014 toe te zenden.

2.10     Bij aangetekende brief van 19 februari 2015 heeft mr. M.L. Batting betrokkene gesommeerd om uiterlijk 5 maart 2015 een verbeterplan en de ingevulde monitoringvragenlijst 2014 en de ingevulde monitoringvragenlijst 2015 toe te zenden.

3.         De klacht

3.1       De klacht valt in twee subonderdelen uiteen.

3.1.1    Klaagster verwijt betrokkene ten eerste dat hij in strijd met artikel 15, vijfde lid, van de Verordening heeft gehandeld door geen verbeterplan in te dienen.

3.1.2    Ten tweede verwijt klaagster betrokkene dat hij in strijd met artikel 8, eerste lid, van de Verordening heeft gehandeld door niet de monitoringvraaglijsten 2014 en 2015 in te dienen.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit zich heeft voorgedaan na 1 januari 2014, onder meer worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.3       Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

verbeterplan

4.4       In artikel 15, vijfde lid, van de Verordening is bepaald dat, indien het eindoordeel van een toetsing van het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, de accountantspraktijk binnen een door het bestuur te stellen termijn een door het bestuur goed te keuren verbeterplan indient.

4.5       Blijkens de hiervoor onder 2. vastgestelde feiten is betrokkene één en andermaal in de gelegenheid gesteld te voldoen aan zijn verplichting tot het indienen van een verbeterplan, maar heeft hij dit achterwege gelaten.

4.6       Betrokkene heeft het verwijt van klaagster dat hij geen verbeterplan heeft ingediend, ook niet weersproken. Integendeel, ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij het aldaar als bijlage overgelegde verbeterplan weliswaar aan de Accountantskamer heeft toegestuurd, maar niet aan de Raad. Gezien het vorenstaande is komen vast te staan dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 15, vijfde lid, van de Verordening. Hij heeft zich derhalve ook niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving, hetgeen een schending oplevert van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 sub d. van de VGBA. Betrokkene heeft als reden voor zijn nalatigheid persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsklachten, aangevoerd. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene ter onderbouwing van deze omstandigheden te weinig heeft aangevoerd om hem ontslagen te achten van de verplichting tot het indienen van een verbeterplan. De klacht moet daarom op dit onderdeel gegrond worden verklaard.

monitoringsvragenlijsten 2014 en 2015

4.7       In artikel 8, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat degene die het dagelijks beleid binnen een accountantspraktijk bepaalt, er zorg voor draagt dat de monitoringvragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door de accountantspraktijk ingevuld wordt geretourneerd.

4.8       Blijkens de hiervoor onder 2. vastgestelde feiten is betrokkene één en andermaal in de gelegenheid gesteld te voldoen aan zijn verplichtingen tot het indienen van de monitoringvragenlijsten 2014 en 2015, maar heeft hij dit achterwege gelaten.

4.9       De door betrokkene aangevoerde problemen met de digitale wijze van invullen en indienen van de vragenlijsten, komen, zoals betrokkene ook zelf heeft erkend, voor zijn rekening. Gezien het vorenstaande is komen vast te staan dat hij in twee opeenvolgende jaren heeft gehandeld in strijd met artikel 8, eerste lid, van de Verordening. Hij heeft zich aldus niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving, hetgeen eveneens een schending oplevert van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 2 sub d. van de VGBA. Voor de door betrokkene aangevoerde persoonlijke omstandigheden geldt hetzelfde als onder 4.6 is overwogen en deze doen aan het voorgaande niets af. De klacht moet daarom op dit onderdeel eveneens gegrond worden verklaard.

maatregel

4.10     Op grond van artikel 2 Wtra kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. In dat kader houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. Daarbij moet het betrokkene in het bijzonder worden aangerekend dat hij, door geen verbeterplan in te dienen, lange tijd heeft volhard in het niet meewerken aan (het vervolg van) de procedure van kwaliteitstoetsing van zijn praktijk, waarin het stelsel van kwaliteitsbeheersing door de toetsers niet op orde was bevonden. De Accountantskamer neemt bovendien in aanmerking dat betrokkene gedurende een lange periode en naar aanleiding van vele brieven van de Raad en/of diens raadsvrouw niets van zich heeft laten horen. Dit geldt evenzeer met betrekking tot het niet indienen van de monitoringvragenlijsten 2014 en 2015, waarmee betrokkene een toetsing voor latere jaren, gedurende langere tijd heeft gefrustreerd. Acht geslagen is voorts op de omstandigheid dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en wel vanwege het niet voldoen aan zijn PE-verplichtingen Daaruit heeft betrokkene kennelijk lering getrokken, aangezien hij over de afgelopen twee jaren 60 PE-punten heeft behaald en over 2015 al een zodanig aantal dat het mogelijk moet zijn om aan het einde van 2015 uit te komen op het vereiste aantal. De Accountantskamer heeft tot slot de zakelijke en privé-omstandigheden van betrokkene meegewogen alsook de mogelijkheden die betrokkene heeft geschetst om deze ten goede te doen keren bestaande in het vooruitzicht op een betrekking in loondienst als accountant op een termijn van enkele maanden.

4.11     Een en ander overziende acht de Accountantskamer het passend en geboden de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling op te leggen, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 5 (vijf) maanden dient te worden bepaald. Omdat er geen reden is om aan te nemen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene thans wel voldoet aan de daarvoor geldende eisen, loopt het maatschappelijk verkeer ernstig risico bij de voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene. De Accountantskamer acht daarom zwaarwegende openbare belangen aanwezig om deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zulks brengt met zich dat de opgelegde doorhaling ingaat twee dagen na de uitvaardiging door de voorzitter van de Accountantskamer van een last tot tenuitvoerlegging van deze uitspraak. Dit wordt niet anders, indien betrokkene hoger beroep instelt tegen deze uitspraak. Wel kan hij dan het College van Beroep voor het bedrijfsleven ex artikel 48 Wtra verzoeken de tenuitvoerlegging te schorsen.

4.12     Op grond van het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

·       legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, welke maatregel ingaat op de tweede dag volgend op de dag dat de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·       bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op 5 (vijf) maanden;

·       verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

·       verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. E.W. Akkerman en dr. mr. A.M. van Amsterdam (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klaagster en/of betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.