ECLI:NL:TGZREIN:2018:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1821

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2018:62
Datum uitspraak: 09-07-2018
Datum publicatie: 02-07-2018
Zaaknummer(s): 1821
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
  • Gegrond, waarschuwing
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Chirurg wordt verweten dat hij 1) klager niet goed heeft geïnformeerd over de behandeling, 2) aan de eerder bij klager ingebrachte ‘mat’ is gekomen, ondanks toezeggingen dit niet te zullen doen en 3) klager onvoldoende nazorg heeft geboden. College: de chirurg had, gelet op het incidentiepercentage van 2 en het atypische karakter van de aandoeningen, uitdrukkelijk aandacht moeten besteden aan de kans dat er een toename van klachten zou zijn. Ten onrechte heeft hij dat niet gedaan. Niet is vast te stellen of de chirurg heeft toegezegd niet aan de mat te zullen komen. De chirurg heeft in het kader van de nazorg gesprekken met klager gehad en contact heeft gehad met de huisarts. Deels gegrond (klachtonderdeel sub 1). Waarschuwing.

 

Uitspraak: 2 juli 2018

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 februari 2018 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

chirurg

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. L. Neuschäfer-Greebe te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift;

-          de brief van 20 april 2018 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder.

Na ontvangst van de brief van 20 april 2018 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 30 mei 2018 behandeld. Klager was bij die behandeling, met kennisgeving, afwezig. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is in november 2012 naar verweerder doorverwezen in verband met aanhoudende pijn links in de buik. Klager had eerder meerdere buikoperaties ondergaan. Bij een van deze operaties is bij klager een zogenoemde mat inbracht.

Klager is in de periode van 4 december 2012 tot 2 april 2013 onder behandeling van verweerder geweest. Verweerder heeft de buikpijn geduid als een ACNES (Abdominal Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome)-achtig pijnsyndroom met meerdere pijnpunten gecombineerd met liespijn. Op 4 december 2012 zag verweerder klager waarbij de ACNES-vragenlijst en de ACNES-scorelijst is ingevuld.

Bij dit consult is in het medisch dossier genoteerd (verschrijvingen of taalfouten zijn in stand gelaten door het college):

(…)

Reden van komst                    buikwand

Eerdere OK/ingrepen             ramizeplastiek sept 2011, sindsdien onhoudbare pijn

                                               VAS 8-9/10

Anamnese                               onhoudbare pijn hele dag, mn opgeblazen gevoel vooral links

                                               snachts in rust valt het mee

                                               erger bij bewegen

                                               Gewicht 4 kg kwijt, altijd misselijk en benauwd

                                               hypesthesie linker buikhelft

(…)

Beleid                                     Conservatief

In de brief die verweerder naar aanleiding van dit consult op 5 december 2012 stuurde aan de huisarts van verweerder staat:

(…)

Mijn voorstel is om hem te opereren, omdat ik denk dat je dit mechanisch probleem met injecties niet kunt oplossen. Ik zou dan willen voorstellen om de intercostaal zenuwtakjes op het niveau van de rectusrand door te nemen. De kans op succes is dan 70%. Inmiddels hebben we een redelijke ervaring met dit probleem, ook bij patiënten met dergelijke voorgaande chirurgie.

In de brief staat voorts dat klager nog zou gaan nadenken over de ingreep.

Op 7 januari 2013 zag verweerder klager bij een vervolgconsult. Bij dit consult is in het medisch dossier genoteerd:

Decursus                                naast acnes links ook liespijn links: dus ook n ilioinguinalis doen onder antibuiotica profylaxe!

Beleid                                     Conservatief  

Op 27 februari 2013 heeft verweerder klager geopereerd, bij welke operatie door verweerder meerdere zenuwtakjes aan de linkerkant van de buik en in de lies zijn doorgeknipt.

Op 2 april 2013 heeft nacontrole plaatsgevonden. Bij de nacontrole gaf klager aan dat de operatie niets zou hebben geholpen. Bij dit consult staat in het medisch dossier genoteerd:

(…)

Beleid                                     Conservatief

Beleid                                     uitleg uitleg..

                                               niet geslaagd!

Op 7 mei 2013 en op 4 juni 2013 zag verweerder klager opnieuw. Klager gaf daarbij aan meer last te hebben en er niets mee opgeschoten te zijn.

Klager heeft zijn klachten eerder ook voorgelegd aan de klachtencommissie, die de klacht wat betreft de onvolledige inlichting gegrond heeft verklaard.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

1.      klager niet goed en niet volledig heeft geïnformeerd over de behandeling. Ten gevolge van de door verweerder uitgevoerde ingreep zijn de klachten verergerd; als klager dit had geweten, had hij zich niet laten opereren;

2.      ondanks toezeggingen niet aan ‘de mat’, die eerder bij een littekenbreuk-correctie is ingebracht, te zullen komen, dit toch heeft gedaan;

3.      klager onvoldoende nazorg heeft geboden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.

Ad 1: Verweerder heeft klager bij het consult van 7 januari 2013 geïnformeerd over zijn bevindingen en de mogelijkheden van chirurgisch ingrijpen toegelicht. Verweerder heeft aangegeven dat de kans op succes, inhoudende een substantiële vorm van pijnvermindering, 70% was. Door verweerder is niet uitdrukkelijk uitgesproken dat er een kans op meer klachten zou bestaan. Inmiddels staat voor zowel liespijn als ACNES op de site van het ziekenhuis wel dat er een kans van 2% op toename van klachten bestaat. Verweerder maakt daarbij wel de kanttekening dat in zijn ervaring de kans op toename van klachten enkel bij liespijn voorkomt.

Klager heeft besloten tot de operatie.

Ad 2: Verweerder heeft klager aangegeven dat hij de mat in situ zou laten, hetgeen ook is gebeurd. De mat moest echter losgemaakt worden om de beklemde/beschadigde zenuw op te sporen.

Ad 3: Verweerder heeft voldoende nazorg verstrekt. Op 5 juni 2013 heeft verweerder klager wel medegedeeld dat er voor hem geen mogelijkheden meer waren klager van zijn (pijn)klachten af te helpen. Verweerder is serieus op de klachten van klager ingegaan en heeft hem adviezen gegeven.

5. De overwegingen van het college

Het eerste klachtonderdeel betreft de informatieverstrekking.

Uitgangspunt is dat voor een behandeling toestemming vereist is en dat er geen toestemming gegeven kan worden zonder voldoende informatie. Dit wordt informed consent – geïnformeerde toestemming- genoemd.

Een arts moet de patiënt informeren over de normale, voorzienbare risico’s van de behandeling. Hij hoeft niet op alle mogelijke risico’s te wijzen. Welke risico’s moeten worden genoemd zal afhangen van de omstandigheden van het geval. De aard van het risico (blijvend letsel of ongemak van voorbijgaande aard), de kans dat het risico zich verwezenlijkt (het incidentiepercentage) zijn daarbij belangrijke factoren. De informatieplicht zal zwaarder tellen naarmate de behandelmethoden met betrekking tot de medische klachten minder conventioneel zijn.

Tegen deze achtergrond beschouwd, is het college van oordeel dat verweerder, gelet op het incidentiepercentage van 2 en het atypische karakter van de aandoeningen uitdrukkelijk aandacht had moeten besteden aan de kans dat er een toename van klachten zou zijn. Daaraan doet niet af dat in verweerders ervaring dit bij ACNES feitelijk niet aan de orde is, nu immers er wel voor gekozen is deze informatie nu op de website ook bij ACNES te benoemen, er bij klager geen sprake was van typische ACNES maar van een ACNES-achtig syndroom én er bij klager daarnaast ook sprake was van liespijn.

De klacht van klager is op dit onderdeel dan ook gegrond.

Het tweede klachtonderdeel betreft het ondanks eerdere toezegging tijdens de ingreep aan de mat te zijn gekomen.

Het college acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klager heeft kunnen lezen dat verweerder ofwel ontkent dat hij het (zo) heeft gezegd zoals klager stelt, ofwel een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen hij aan klager heeft gezegd dan klager daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Gelet daarnaast op de omstandigheid dat de ingreep zoals voorgesteld enkel uitgevoerd kan worden door de zogenoemde mat deels los te maken en tijdelijk terug te slaan, is ook op grond daarvan niet aannemelijk dat verweerder ongeclausuleerd zou hebben gezegd niet aan de mat te zullen komen.

Het derde klachtonderdeel betreft de door verweerder gegeven nazorg.

Het college acht dit klachtonderdeel ongegrond. Uit hetgeen partijen daarover stellen en hetgeen blijkt uit het dossier volgt dat verweerder in het kader van nazorg gesprekken met klager heeft gehad en contact heeft gehad met de huisarts. Dat in die contacten door verweerder is aangegeven dat hij niets meer voor klager kon betekenen brengt nog niet met zich dat er dan sprake is van onvoldoende nazorg.

De maatregel

Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, dient het college te oordelen over de passende maatregel. Het college stelt voorop dat geïnformeerde toestemming aan de basis van goede gezondheidszorg ligt. Het college heeft echter ook vastgesteld dat het voorval inmiddels geruime tijd in het verleden ligt en dat structureel verbetering is gebracht in de informatieverstrekking via de website. Verweerder heeft er ter zitting ook blijk van gegeven zich bewust te zijn van het belang van de gegevensverstrekking. Gelet daarop kan volstaan worden met een waarschuwing, waarbij het college aantekent dat dit een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, zoals hiervoor overwogen;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als lid-jurist,

dr. H. van Santbrink, E.J. Mulder en dr. P.A. Hustinx als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

2 juli 2018 in aanwezigheid van de secretaris.