ECLI:NL:TGZRAMS:2019:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/006 en 2019/177

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:154
Datum uitspraak: 01-08-2019
Datum publicatie: 01-08-2019
Zaaknummer(s): 2019/006 en 2019/177
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij in brieven aan klager verstuurd een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, waardoor klager zicht misleid voelt. Klager is ook in verwarring gebracht door het titelgebruik van verweerster; in haar e-mails profileerde verweerster zich als GZ-psycholoog en psychotherapeut, waarna klager met haar in zee is gegaan, en later wordt beweerd door verweerster dat zij alleen optrad als mediator.   Klacht niet ontvankelijk

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 4 januari 2019 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C ,

gezondheidszorgpsycholoog en psychotherapeut,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de op 26 februari 2019 binnengekomen brief van klager met bijlagen;

-                      de op 27 februari 2019 binnengekomen brief van verweerster;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 19 april 2019 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 9 mei 2019 binnengekomen brief van klager over de voortzetting van de klacht, met bijlagen;

-                      de op 10 mei 2019 binnengekomen brief van verweerster over de voortzetting van de klacht;

-                      de op 23 mei 2019 binnengekomen brief van klager betreffende het verzoek om behandeling met gesloten deuren;

-                      het op 23 mei 2019 binnengekomen tweede klaagschrift.

De klacht is op 11 juni 2019 op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klager werd vergezeld door zijn echtgenote. Klager heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.

Het verzoek tot behandeling achter gesloten deuren

Klager heeft voorafgaand aan de zitting verzocht om de zaak achter gesloten deuren te behandelen ter bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Dit verzoek is aan het begin van de (openbare) zitting behandeld. Nadat klager dit verzoek nader had toegelicht en verweerster had aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een openbare zitting, is de zitting kort geschorst.

Op grond van artikel 70 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) geschiedt de behandeling van een tuchtklacht in beginsel in het openbaar. Een zaak kan achter gesloten deuren worden behandeld als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 70 Wet BIG daartoe aanleiding geven. In de jurisprudentie wordt bij de uitleg van artikel 70 Wet BIG aansluiting gezocht bij artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook in artikel 6 EVRM is een openbare terechtzitting het uitgangspunt. Voor de procedurele en inhoudelijke behandeling van de klacht van klager is het niet noodzakelijk om de achtergrond van de (relatie)problemen tussen klager en zijn moeder te bespreken. Van gewichtige redenen zoals de wet vereist, is mede daarom niet gebleken. Het college heeft het verzoek van klager tot behandeling van de zaak achter gesloten deuren afgewezen. Na hervatting van de zitting heeft de voorzitter van het college meegedeeld dat het verzoek wordt afgewezen. De privacy van klager is onvoldoende zwaarwegend om het verzoek te honoreren.

2.         De feiten

2.1       Klager heeft sinds 2017 geen contact meer met zijn moeder.

2.2       Verweerster is gezondheidszorgpsycholoog (hierna: GZ-psycholoog), psychotherapeut en mediator.

2.3       Op 12 januari 2018 heeft de moeder van klager, met hulp van een nicht, een digitale aanmelding gedaan bij E voor bemiddeling/ mediation tussen klager en zijn moeder door verweerster.

2.4       Op 15 maart 2018 ontving klager een brief van verweerster waarin zij klager uitnodigt om onder haar begeleiding in gesprek te gaan met zijn moeder om te onderzoeken of herstel van het contact mogelijk is. In deze brief staat, zover van belang, het volgende:

(…)

Mijn voorstel is om samen met u en uw moeder een gesprek te hebben in haar woning in F om te onderzoeken of het mogelijk is het contact tussen u en uw moeder weer enigszins te herstellen en in een fijnere dynamiek met elkaar te komen. Met als doel de familiebanden tussen uw moeder, u en uw gezinsleden en haar kleinkinderen waar mogelijk te herstellen.

Ik realiseer mij dat u zich wellicht overvallen voelt door mijn schrijven en stel voor telefonisch contact met u te zoeken over ca. een week om van u te vernemen hoe u hier in staat.

Uiteraard staat het u vrij contact met mij te zoeken,

Met vriendelijke groeten,

C,

GZ-psycholoog/psychotherapeut/ mediator

2.5       Op 15 september 2018 en 29 oktober 2018 vonden er gesprekken plaats tussen klager en verweerster. Op 29 maart 2018, 14 juni 2018, 20 juni 2018, 6 juli 2018, 11 september 2018 en 13 december 2018 was er telefonisch contact tussen klager en verweerster. Op 8 oktober 2018 vond er een gesprek plaats tussen klager en zijn moeder onder begeleiding van verweerster.

2.6       Op 13 december 2018 is het bemiddelingstraject beëindigd. Verweerster schreef hierover in een brief aan klager en zijn moeder, zover van belang, het volgende:

(..)

Middels dit schrijven bevestig ik het formeel beëindigen van het bemiddelingstraject.

Als bemiddellaar hecht ik er waarde aan u beide een slotconclusie te delen te behoeve van het sluiten van het dossier.

U heeft deelgenomen aan bemiddelings traject met als primair doel het herstellen van de relatie tussen mevrouw G en haar zoon A. De bemiddeling heeft helaas niet tot overeenstemming dan wel condities geleid waarin weer omgang tussen mevrouw en haar zoon zou kunnen plaatsvinden.

Aan de wens van mevrouw om met de zoon te onderzoeken wat er nodig zou zijn om het contact te herstellen heeft de bemiddelaar gehoor gegeven en contact gezocht met de zoon.

(..)

2.7       Op 4 januari 2019 heeft klager een klacht ingediend bij dit college. Ook heeft klager een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de Landelijke vereniging voor vrij gevestigde psychotherapeuten (LVVP). De klachtencommissie heeft de klacht niet ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft klager zijn klacht voorgelegd aan de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk handelend GZ-psycholoog en psychotherapeut betaamt, omdat zij:

1.   zorgt voor titelverwarring door haar e-mails en brieven te ondertekenen met GZ- psycholoog/ psychotherapeut/ mediator;

2.  aan het begin van het traject niet transparant is geweest over de vroegtijdige betrokkenheid van de nicht van klager bij de interventie van verweerster;

3.  het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek heeft ingebracht bij de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden geacht in zijn klacht. Ze heeft ten aanzien van klager en/ of zijn moeder geen werkzaamheden verricht vanuit haar beroep als GZ-psycholoog/ psychotherapeut. Verweerster heeft zich steeds als onderzoekende mediator/ bemiddelaar geprofileerd naar klager en zijn moeder. Klager beoordeelt verweerster niet op de inhoud van haar handelen, maar op haar onderschrift onder haar correspondentie: GZ-psycholoog/ psychotherapeut/ mediator. 

5.         De beoordeling

5.1.      De klachtonderdelen 1 en 2 richten zich tegen de gedragingen van verweerster als onafhankelijke deskundige, mediator, bij de bemiddeling in een conflict tussen klager en zijn moeder. Door dit conflict hebben klager en zijn moeder al enige tijd geen contact meer met elkaar. Het is echter de vraag of verweerster in haar hoedanigheid van GZ-psycholoog en psychotherapeut is opgetreden; alleen in dat geval immers is het gedrag van

verweerster door het college te toetsen. Het college stelt voorop dat het feit dat een in het BIG-register ingeschreven GZ-psycholoog en/of psychotherapeut (mede) in andere hoedanigheid optreedt, in beginsel niet uitsluit dat deze daarbij mede in haar hoedanigheid van GZ-psycholoog en/of psychotherapeut handelt en daarop tuchtrechtelijk kan worden aangesproken, met name op grond van art. 47 lid 1, aanhef en onder b, Wet BIG (de tweede tuchtnorm).

5.2.      Volgens vaste rechtspraak -  gelet op de datum van binnenkomst van de klacht en de omstandigheid dat de beoordeling plaatsvindt in het kader van de ontvankelijkheid - toetst het college de gedragingen van verweerster aan twee criteria: 1) het weerslagcriterium: hebben de gedragingen voldoende weerslag op de gezondheidszorg en 2) het hoedanigheidscriterium: heeft verweerster bij het bemiddelen tussen klager en zijn moeder zich begeven op het terrein waarop zij ook de deskundigheid bezit behorende bij haar inschrijving in het BIG-register. Of dit zo is moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke werkzaamheden van verweerster.

Tot het deskundigheidsgebied van de GZ-psycholoog behoort volgens artikel 24 wet BIG:

“het verrichten van psychologisch onderzoek, het beoordelen van de resultaten daarvan alsmede het toepassen van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen psychologische behandelingsmethoden ten aanzien van een persoon met het oog op diens gezondheidstoestand.”

Tot het deskundigheidsgebied van de psychotherapeut behoort volgens artikel 27 Wet BIG:

“het onderzoeken en het volgens bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen methoden beïnvloeden van stemmingen, gedragingen en houdingen van een persoon met een psychische stoornis, afwijking of klacht, teneinde deze te doen verdwijnen of te verminderen”

Het op verzoek van de moeder van klager verkennen of klager wil en kan participeren in een mogelijk mediatontraject, als ook het optreden als mediator, conflictbemiddelaar, met als doel de verstoorde relatie tussen klager en zijn moeder te herstellen behoren niet tot de deskundigheidsgebieden van de GZ-psychoog en psychotherapeut, zoals omschreven in de artikelen 24 en 27 Wet BIG. De psychologische en psychotherapeutische kennis die verweerster als mediator heeft kan haar en de cliënten mogelijk voordeel geven bij het bemiddelen van conflicten, doch het college beschouwt dit als bijkomstigheid. Een (verkenning van een) mediationtraject kan even zo goed worden uitgevoerd door een mediator met een juridische achtergrond.

5.3        Omdat het beroep van mediator niet behoort tot een van de hoedanigheden als genoemd in artikel 47 lid 2 Wet BIG komt het college tot de conclusie dat de klachtonderdelen 1 en 2 niet-ontvankelijk zijn.

5.4       Klachtonderdeel 3 betreft de klacht dat verweerster het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek bij de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken heeft ingebracht om zichzelf te kunnen verdedigen tegen een klacht van klager. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel kan klager niet worden ontvangen in zijn klacht, omdat het inbrengen van het proces-verbaal in de klachtprocedure voor de geschillencommissie onvoldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidzorg, artikel 47, lid 1, sub b, Wet BIG.

6. De beslissing

Het college:

verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door:

G.M. Boekhoudt, voorzitter,

C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, W.C.B. Hoenink, J.P.C. Jaspers, leden-beroepsgenoten,

R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                           voorzitter