ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 11164a
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2012:YG2198 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2012 |
Datum publicatie: | 05-07-2012 |
Zaaknummer(s): | 11164a |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht dat huisarts onvoldoende heeft geluisterd naar de klachten van de echtgenoot van klaagster en hem had moeten laten opnemen wegens een cerebraal abces ongegrond. De symptomen wezen op een oorontsteking, wat bij de patiënt vaker voorkwam en de huisarts heeft advies gevraagd aan de KNO-arts van de patiënt, die haar mening deelde. |
Uitspraak: 5 juli 2012
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 oktober 2011 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
gemachtigde C
tegen:
D
huisarts
werkzaam en wonende te B
verweerster
gemachtigde ter zitting: mr. F. Wubbema
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek en de aanvulling daarop
- een brief met bijlagen d.d. 25 mei 2012.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 4 juni 2012 behandeld, gezamenlijk, doch niet gevoegd met de zaken 1164b en 1164c. Partijen waren aanwezig, klaagster bijgestaan door E en verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
De echtgenoot van klaagster, hierna te noemen ‘de patiënt’, bezoekt dinsdag 26 juli 2011 het spreekuur van verweerster met pijn in zijn rechteroor. Verweerster vindt bij onderzoek een nattend rechteroor met belletjes en een kloppend trommelvlies. Zij stelt de diagnose otitis externa en schrijft Polymyxine b oordruppels voor. Woensdag 27 juli belt klaagster met de praktijk. Zij vertelt dat haar man veel pijn heeft, waarop de doktersassistente adviseert paracetamol in te nemen. Donderdagmorgen 28 juli belt klaagster weer met de praktijk over oorpijn en hoofdpijn van haar man. Een andere huisarts legt een spoedvisite af en stelt dezelfde diagnose als verweerster. In verband met de koorts en de pijn schrijft hij orale antibiotica (Augmentin) voor en Morfine supp. tegen de pijn. Diezelfde avond belt de dochter, waarna een vervanger een huisbezoek aflegt en twee injecties geeft tegen de pijn (Diclofenac en Morfine). Naar aanleiding van een telefoontje van klaagster op vrijdag 29 juli bezoekt verweerster de patiënt thuis om 14.45 uur. Hij maakt een zieke indruk en is koortsig. Verweerster constateert bij onderzoek dat het rechteroor er redelijk rustig uitziet. Er is geen sprake van nekstijfheid en bij neurologisch onderzoek zijn er geen bijzonderheden. Verweerster heeft normaal contact met de patiënt. Zij deelt mee dat de antibiotica tijd nodig hebben om te gaan werken en raadpleegt de eigen KNO-arts van de patiënt. Deze adviseert eveneens eerst het effect van de antibiotica af te wachten. Naar aanleiding van een telefoontje van de dochter legt de dienstdoende huisarts samen met een coassistent ’s avonds om 22.45 uur een huisbezoek af. De patiënt jammert en kreunt, is onrustig en gedesoriënteerd in tijd. Hij geeft pijn aan in hoofd en nek, die wisselt van plaats. Bij onderzoek vinden zowel de coassistent als de dienstdoende huisarts een lichte meningeale prikkeling. Besloten wordt om de patiënt op te laten nemen. Na onderzoek in het ziekenhuis (o.a. CT-scan) blijkt dat sprake is van een cerebraal otogeen abces. De patiënt heeft nu, bijna een jaar later, nog last van de volgende restverschijnselen: doofheid aan het rechteroor, een verlamming aan de rechterzijde van het lichaam en een zeer kort geheugen.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerster dat zij eerder had moeten luisteren naar de klachten van de patiënt en de aanwijzingen hadden moeten volgen, vooral omdat hij 10 jaar geleden kanker heeft gehad in zijn neusholte. Verweerster wist dat hij was bestraald en chemo heeft gehad.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster vindt dat zij de diagnose van een cerebraal abces niet heeft kunnen stellen, omdat daar op het moment dat zij de patiënt zag nog geen zichtbare tekenen van waren. De patiënt is ook door andere huisartsen gezien en zij stelden dezelfde diagnose als verweerster. Toen zij de patiënt op 29 juli bezocht was daags tevoren gestart met antibiotica en het was redelijk en logisch om te veronderstellen dat die nog moesten aanslaan. Ook de geraadpleegde KNO-arts van de patiënt zag geen reden voor opname of beoordeling door een KNO-arts.
5. De overwegingen van het college
Het college acht klaagster ontvankelijk als direct belanghebbende, omdat aangenomen wordt dat de patiënt, voorzover hij de klacht begrijpt, achter de klacht staat en voorzover hij het niet begrijpt klaagster namens hem mag optreden.
Het college constateert met klaagster dat in dit geval de hulp van de huisarts binnen enkele dagen vaak is ingeroepen. Dat betekent echter niet dat al tijdens het huisbezoek van verweerster op vrijdagmiddag 29 juli een opname geïndiceerd was. De patiënt maakte weliswaar een zieke indruk en had pijn, maar die symptomen komen vaker voor bij een oorontsteking en in het verleden heeft de patiënt meerdere keren een oorontsteking gehad met veel pijn. Verweerster had normaal contact met de patiënt. Zij heeft hem onderzocht en daarbij geen bijzonderheden geconstateerd. Het advies van verweerster om de werking van de antibiotica af te wachten was adequaat en de periode van 48 uur, waarbinnen antibiotica moeten aanslaan, was nog niet voorbij. Verweerster heeft bovendien advies gevraagd aan de KNO-arts van de patiënt en deze was dezelfde mening toegedaan als verweerster.
Ten slotte kan niet worden geconstateerd dat de aandoening waarvoor verweerder is opgenomen een relatie heeft met de tumor in de neusholte, waarvoor hij negen jaar eerder behandeld is.
Op grond van het voorgaande zal de klacht als ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, M.F.J.M. Broekman en L. Relik-van Wely als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2012 in aanwezigheid van de secretaris.