ECLI:NL:TADRARL:2018:256 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-161

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2018:256
Datum uitspraak: 17-12-2018
Datum publicatie: 24-01-2019
Zaaknummer(s): 18-161
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De klacht heeft betrekking op de overleggen van confraternele correspondentie zonder toestemming van de wederpartij en na negatief advies van de deken. Verweerster heeft gesteld dat overlegging was toegestaan omdat op deelgebieden overeenstemming was bereikt met betrekking tot de afwikkeling van de echtscheiding. De raad is van oordeel dat overlegging niet was toegestaan omdat er geen algehele overeenstemming was bereikt over de afwikkeling van de echtscheiding. Zo moest het concept convenant nog nader worden uitgewerkt. In die omstandigheden was het niet toegestaan het concept convenant en de correspondentie in de procedure over te leggen. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 17 december 2018

in de zaak 18-161

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

gemachtigde: mr. [   ]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 augustus 2017 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 februari 2018 met kenmerk 2017 KNN144, door de raad ontvangen op 20 februari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 oktober 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerster tezamen met haar gemachtigde. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is in de echtscheidingsprocedure tussen haar en haar echtgenoot bijgestaan door mr. S. Haar echtgenoot is toen bijgestaan door verweerster.

2.3    Op 25 juli 2017 heeft verweerster in de echtscheidingsprocedure een aanvullend verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland met vijf producties, te weten:

-    een brief van 30 december 2016 van verweerster aan mr. S. met als bijlage een concept echtscheidingsconvenant tevens vaststellingsovereenkomst;

-    een brief van 12 januari 2017 van mr. S. aan verweerster;

-    een e-mail van 19 januari 2017, 17:34 uur van verweerster aan mr. S.;

-    een e-mail van 24 januari 2017, 12:17 uur van mr. S. aan verweerster;

-    een e-mail van 24 januari 2017, 12:50 uur van verweerster aan mr. S.

2.4    Op 11 augustus 2017 heeft verweerster klaagster in kort geding doen dagvaarden en aan de dagvaarding eveneens de vijf bovenvermelde producties gevoegd.

2.5    Voorafgaand aan het onder 2.3 en 2.4 vermelde had verweerster bij e-mail van 23 mei 2017 op grond van het bepaalde in gedragsregel 12 lid 2 (gedragsregels 1992) advies gevraagd aan de deken inzake het overleggen van genoemde producties en confraternele correspondentie van na 24 januari 2017, aangezien mr. S. geen toestemming gaf deze stukken over te leggen.

2.6    Eveneens voorafgaand aan het onder 2.3 en 2.4 vermelde had de deken verweerster bij brief van 9 juni 2017 bericht dat de desbetreffende correspondentie tussen verweerster en mr. S. zijns inziens schikkingsonderhandelingen betrof, waarop het bepaalde in gedragsregel 13 van toepassing is.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster de vijf onder 2.3 genoemde stukken zonder toestemming van klaagster en mr. S. en ondanks het negatieve advies van de deken aan de rechter heeft overgelegd. Zij heeft hiermee gehandeld in strijd met het bepaalde in de gedragsregels 12 en 13.

Toelichting    

De stukken die verweerster heeft overgelegd in de procedure geven alle “ins en outs” weer die tussen partijen zijn besproken, terwijl het enige geschilpunt tussen partijen de vraag betrof of er op enig moment overeenstemming tussen partijen was bereikt waar klaagster aan gehouden zou kunnen worden. Ter onderbouwing van dat standpunt was het niet nodig de rechter te informeren over alle facetten die bij de schikkingsonderhandelingen aan de orde zijn geweest.

4    VERWEER

4.1    Allereerst heeft verweerster aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat de gedragsregels 12 en 13 zien op gedragingen van advocaten in hun onderlinge verhouding. Genoemde regels zijn niet geschreven ten behoeve van klaagster. Bovendien heeft klaagster geen belang meer bij haar klacht omdat partijen inmiddels overeenstemming hebben bereikt, conform de tussen partijen gemaakte en in rechte overgelegde afspraken.

4.2    Verweerster betwist dat zij correspondentie met betrekking tot schikkingsonderhandelingen heeft overgelegd. Tussen partijen was er (deel)overeenstemming bereikt.

4.3    De adviesaanvraag bij de deken betrof meer confraternele correspondentie dan uiteindelijk is overgelegd. Verweerster heeft zich in de procedures beperkt tot de berichten waaruit bleek dat partijen (deel)overeenstemming hadden bereikt.

4.4    Het belang van de cliënt van verweerster vorderde dat verweerster die stukken in het geding bracht om te bewijzen dat partijen (del)overeenstemming hadden bereikt. Verweerster verwijst naar een uitspraak van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden van 28-11-2011.

5    BEOORDELING

5.1    Waar in het navolgende aan gedragsregels wordt gerefereerd betreft dat de regelgeving die van 1992 tot 2018 van toepassing was.

5.2    Allereerst zal de raad een oordeel geven over de ontvankelijkheid van klaagster. Gedragsregel 12 en 13 zien weliswaar op de gedragingen van advocaten in hun onderlinge verhouding, maar dat betekent niet dat een derde, zoals in dit geval klaagster, geen belang heeft bij die regels. Die dienen immers ter bescherming van de belangen van partijen bij een geschil. Ook de stelling dat klaagster geen belang (meer) bij haar klacht heeft omdat de kwestie is geschikt, volgt de raad niet. Het feit dat de zaak naderhand is geschikt betekent niet dat klaagster niet meer mag klagen over vermeend onjuist handelen van verweerster. Verweerster kan daardoor immers in haar belangen zijn geschaad. Dat er naderhand overeenstemming wordt bereikt maakt dat (vermeende) onjuiste handelen niet anders. De raad is dan ook van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht.

5.3    De raad zal de klacht inhoudelijk beoordelen. Vast staat dat er geen algehele overeenstemming was bereikt over de afwikkeling van de echtscheiding. Partijen waren nog met elkaar in onderhandeling. Er was een concept convenant opgesteld dat nader uitgewerkt moest worden. Verweerster heeft gesteld dat op deelgebieden overeenstemming was bereikt. Klaagster ziet dat anders. Volgens haar waren partijen elkaar dicht genaderd, maar was er geen sprake van algehele overeenstemming en was er nog ruimte voor “bijsturing” om tot een oplossing te komen. In die situatie heeft verweerster ten behoeve van een civiele procedure confraternele correspondentie en een concept echtscheidingsconvenant (zoals bovenstaand onder 2.3 genoemd) aan de rechter overgelegd.

5.4    Gedragsregel 13 bepaalt dat over de inhoud van schikkingsonderhandelingen geen mededelingen mogen worden gedaan aan de rechter, zonder toestemming van de wederpartij. In dit geval waren partijen dicht bij een oplossing maar er was geen algehele overeenstemming. Het convenant moest nog uitgewerkt worden en bevatte bepalingen  die nog aangepast en gewijzigd zouden kunnen worden. Zo zou het convenant nog aan een fiscalist worden voorgelegd. Niet uitgesloten is dat er vervolgens aanpassingen zouden plaatsvinden. Door het concept convenant aan de rechter voor te leggen heeft verweerster de rechter kennis laten nemen van onderwerpen waarover nog onderhandeld werd.

5.5    Ook de brief van mr. S. van 12 januari 2017 bevat schikkingsonderhandelingen. Daarin wordt een tegenvoorstel gedaan en meegedeeld dat de cliënte van mr. S. kan instemmen met de contouren van het laatste voorstel van de cliënt van verweerster (onderstreping-raad). Hetzelfde geldt voor de e-mail van 19 januari 2017. Daarin wordt gesproken van een telefonisch besproken aanbod, dat niet wordt geconcretiseerd, dus geen concrete overeenstemming. De e-mail van mr. S. van 24 januari 2017 aan verweerster gaat eveneens over onderhandelingen en niet over concrete overeenstemming. Weliswaar schrijft mr. S:

“Cliënte ziet zich thans genoodzaakt om de afwikkeling van de scheiding af te wikkelen conform het laatste voorstel van uw cliënt, haar blijft geen andere keus”.

maar ook hieruit blijkt niet concreet wat de overeenstemming inhoudt, anders dan een richting (het laatste voorstel) waarin partijen de oplossing denken te vinden. De contouren moeten nog steeds worden uitgewerkt.

5.6    Desalniettemin heeft verweerster zonder toestemming van de wederpartij genoemde correspondentie en het concept convenant overgelegd, terwijl de deken een negatief advies had gegeven omdat zijns inziens sprake was van schikkingsonderhandelingen die niet aan de rechter kenbaar mochten worden gemaakt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster daarmee in strijd gehandeld met gedragsregel 13. Bekendmaking van de inhoud van schikkingsonderhandelingen aan de rechter is niet toegestaan, ook niet als het belang van de cliënt dat noodzakelijk zou maken, nog afgezien van de vraag of daar in dit geval sprake van zou zijn. Het is zeker niet ondenkbaar dat verweerster haar stelling langs andere weg kenbaar zou kunnen maken.

5.7    De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad ziet aanleiding te volstaan met gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel, omdat verweerster niet lichtvaardig is overgegaan tot overlegging van de bedoelde stukken in de procedure. Zij heeft vooraf, zoals vereist, advies van de deken gevraagd en heeft aannemelijk gemaakt dat zij met de beste bedoelingen de belangen van haar cliënt behartigde. Zij meende aan het dekenadvies tegemoet te komen door een selectie te maken van over te leggen stukken. Verder betrekt de raad bij zijn beslissing het feit dat verweerster geen tuchtrechtelijk verleden heeft, alsmede het feit dat de geschonden regel in de nieuwe gedragsregels minder streng zijn.

7    GRIFFIERECHT

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F. Klemann, A.H. Lanting, E.A.C. van de Wiel, M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2018.

Griffier                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 17 december 2018.