ECLI:NL:TGZRZWO:2024:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6728

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:46
Datum uitspraak: 26-04-2024
Datum publicatie: 30-04-2024
Zaaknummer(s): Z2023/6728
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager (ex-medicus) klaagt over (1) de wijze waarop de huisarts tijdens een consult hem lichamelijk heeft onderzocht, nadat hij zich met malaiseklachten bij haar had gemeld, en (2) de dosering van de antibiotica die de huisarts vervolgens heeft voorgeschreven. De huisarts heeft conform de richtlijnen gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 24 april 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. M.H.M. Mook, werkzaam bij ARAG SE in Leusden.

1. De zaak in het kort

1.1     Op 8 november 2023 heeft klager zich met malaiseklachten bij verweerster gemeld, eerst telefonisch en daarna op haar spreekuur. Verweerster was toen als waarnemend huisarts werkzaam bij D in B. Klager was niet tevreden over het consult en heeft dezelfde dag een klachtmail gestuurd. Volgens klager, die zelf medicus is geweest, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
 

1.2     Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1     Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 18 december 2023;
  • het verweerschrift met de bijlage(n).

2.2     Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld.

Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 
 

3. De klacht en de reactie van de huisarts

3.1 Klager verwijt de huisarts dat zij:


a) geen (zorgvuldige) anamnese heeft opgenomen, zowel niet over algemeen ziek zijn als over specifiek ziek zijn (longen);
b) een uiterst gebrekkige en onzorgvuldige diagnostiek van de thorax heeft uitgevoerd;
c) staand heeft geausculteerd, er ontbrak een kruk in de spreek-/onderzoekkamer die noodzakelijk is om de patiënt zittend te onderzoeken (ook noodzakelijk te gebruiken bij liggend onderzoek van de buik);
d) daardoor ook geen palpatie van bijvoorbeeld een supraclaviculaire lymfeklier heeft uitgevoerd; cave longcarcinoom;
e) onvoldoende dosering antibiotica heeft voorgeschreven;
f) niet op zijn e-mail heeft gereageerd;
g) niet het vermogen heeft om een collega medicus te behandelen;
h) onprofessioneel gedrag heeft getoond door een onjuiste diagnose voor te wenden om de therapie te legitimeren naar zowel zichzelf als naar de patiënt en dit te verstoppen achter een arrogante attitude.

3.2       De huisarts heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen als (kennelijk) ongegrond af te wijzen.
 

3.3       Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college
 

De criteria voor de beoordeling

4.1     De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Daarbij is niet de vraag of het handelen ook beter had gekund maar of het aan de basisnormen voldoet, gelet op de informatie die verweerster op het moment van handelen ter beschikking stond of die zij op dat moment had kunnen en behoren uit te vragen.


4.2     Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daartoe overweegt zij als volgt.

Klachtonderdelen a) t/m e): het consult
4.3     Ten aanzien van de klachtonderdelen a) t/m e), die zich voor een gezamelijke behandeling lenen, is het college van oordeel dat verweerster op basis van de anamnese en het (lichamelijk) onderzoek van klager de diagnose longontsteking (pneumonie) heeft kunnen stellen en dat zij daarbij overeenkomstig de NHG Standaard Acuut hoesten heeft gehandeld. De wijze waarop verweerster het onderzoek heeft uitgevoerd en de antibioticakuur (Amoxicilline 3 dd 500 mg gedurende 5 dagen) die zij als beleid vervolgens heeft voorgeschreven zijn conform deze richtlijn. Verweerster heeft met betrekking tot deze kuur terecht in het medisch dossier genoteerd dat “dit is op basis van de wetenschap waarbij het streven is zo kort mogelijk en zo min mogelijk maar wel werkzaam”. Er was geen verdenking van een longcarcinoom. Het voorgaande betekent dat de klachtonderdelen a) t/m e) ongegrond zijn.

Klachtonderdeel f): geen respons op e-mail

4.4     Verweerster heeft erkend dat zij niet op de klachtmail van klager heeft gereageerd. Daarbij wijst zij erop dat het achteraf beter was geweest om een ontvangstbevestiging te sturen met daarin de mededeling dat de klacht ter behandeling is doorgezonden aan de (toekomstige) praktijkhouder. Volgens verweerster is dit in het team besproken en hieruit lering getrokken. Hoewel de ontvangst van de klacht niet aan klager bevestigd is, leidt dit enkele gegeven niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig en die zijn niet gesteld en evenmin gebleken. Daarbij betrekt het college dat klager op 24 januari 2024 een gesprek op de praktijk heeft gehad waarbij de aanwezigheid van verweerster door hem niet werd gewenst. Klachtonderdeel f) is daarom ongegrond.

Klachtonderdelen g) en h): onprofessioneel gedrag
4.5     Zoals het college hiervoor heeft overwogen, heeft verweerster overeenkomstig de NHG Standaard Acuut hoesten gehandeld. Van een onjuiste diagnose is geen sprake geweest. Voorts heeft verweerster conform de wens van klager een antibioticakuur voorgeschreven. Het verwijt dat verweerster incapabel was en/of zich onprofessioneel heeft gedragen, treft daarom geen doel. Klachtonderdelen g) en h) zijn ongegrond.

Slotsom
4.6     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

5. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 26 april 2024 door P.A.H. Lemaire voorzitter, A.D.J. van Empel en H.M. Kole, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door P. van der Stroom, secretaris.

secretaris                                                                                           voorzitter


 


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.