ECLI:NL:TGZCTG:2024:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1895

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:84
Datum uitspraak: 29-04-2024
Datum publicatie: 30-04-2024
Zaaknummer(s): C2023/1895
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager is in beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) waarbij de klacht van klager door het RTG gegrond is verklaard en aan de GZ-psycholoog de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Klager heeft in beroep betoogd dat hij – ondanks dat zijn klacht door het RTG gegrond is verklaard – toch in het beroep dient te worden ontvangen. Het klaagschrift van klager bestaat uit dertig klachtonderdelen. Klager is het niet eens met de manier waarop het RTG zijn klacht heeft samengevat en beoordeeld. Klager is van mening dat het RTG ten onrechte niet ieder klachtonderdeel afzonderlijk heeft getoetst. Het RTG mag bij een veelheid van klachten, deze op overzichtelijke en/of samenvattende wijze formuleren en samenhangende klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.  Het RTG heeft met instemming van klager de klacht samengevat tot twee klachtonderdelen en beide klachtonderdelen gegrond verklaard. Dit betekent dat voor klager gelet op artikel 73 lid 1 onder a Wet BIG geen beroep open staat tegen de beslissing van het RTG. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1895 van:
            A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, 
tegen
            F., GZ-psycholoog, (destijds) werkzaam te G., verweerster in                 beide instanties, bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden                 aan VvAA juridisch advies en rechtsbijstand te Utrecht.
1.    Verloop van de procedure
    A. – hierna klager – heeft op 25 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen         F. – hierna de GZ-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 februari 2023,     met nummer Z2021/3168, heeft dat college de klacht gegrond verklaard en aan de GZ-    psycholoog de maatregel van     waarschuwing opgelegd. Klager heeft op tijd beroep ingesteld     tegen deze beslissing.     De GZ-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. 
    De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 maart 2024 samen     behandeld met zaak C2023/1894. De zaken zijn niet gevoegd. Op de zitting zijn verschenen     klager en de GZ-psycholoog (via een videoverbinding), bijgestaan door mr. Hielkema. Partijen     hebben hun standpunten toegelicht. Klager en mr. Hielkema hebben dat gedaan aan de hand     van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege en de wederpartij zijn overhandigd. 
2.    Waar gaat de zaak over?
Klager is vader van drie kinderen. De moeder van de kinderen van klager heeft echtscheiding aangevraagd. In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft beklaagde, in opdracht van het NIFP en op verzoek van het Gerechtshof E., als supervisor van een orthopedagoog-generalist een familierechtelijk onderzoek verricht om duidelijkheid te krijgen welke hoofdverblijfplaats voor de kinderen passend is wat betreft opvoeding en verzorging. Van dit onderzoek is een rapport opgesteld.
3.    De klacht
    Het Regionaal Tuchtcollege is uitgegaan van de volgende klacht:
“Klager verwijt beklaagde:
a. dat zij klager ten onrechte heeft uitgesloten van het NIFP-onderzoek;
b. dat zij een ondeugdelijke rapportage heeft opgesteld.”
4.     Beslissing Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en dat als volgt gemotiveerd. Op het onderzoek door de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog is de Leidraad deskundigen in civiele zaken van toepassing. Op basis van deze leidraad is een met naam genoemde raadsheer-commissaris van het gerechtshof als contactpersoon aangesteld bij wie de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog bij vragen en/of twijfels terecht konden. Er was vertraging ontstaan in het onderzoek naar klager. Vanwege de strakke deadline vanuit het hof hebben de orthopedagoog-generalist en de GZ-psycholoog er, na intern overleg met het NIFP, voor gekozen om het onderzoek af te ronden zonder dat klager onderzocht was. Het Regionaal Tuchtcollege acht het niet begrijpelijk dat de orthopedagoog-generalist en de 
GZ-psycholoog de situatie omtrent de ontstane vertraging in het onderzoek naar klager niet met de raadsheer-commissaris hebben besproken. Intern overleg met het NIFP was onvoldoende. Het Regionaal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat zij het onderzoek naar klager niet op deze manier hadden mogen afsluiten. Als gevolg hiervan is het rapport over klager onvolledig en daarmee ondeugdelijk. Ook de rapporten over de kinderen zijn onvolledig, omdat klager daarin niet is meegenomen. Aan zowel de orthopedagoog-generalist als de GZ-psycholoog is een waarschuwing opgelegd.    
5.    Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
    5.1    Klager is in beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege     waarbij de klacht van klager door het Regionaal Tuchtcollege gegrond is verklaard en     aan de GZ-psycholoog de maatregel van waarschuwing is opgelegd. De vraag is of     voor klager in dit geval beroep open staat. 
5.2    Artikel 73 eerste lid onder a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat door de klager alleen beroep kan worden ingesteld voor zover zijn klacht ongegrond is verklaard, hij niet-ontvankelijk is verklaard, het college kennelijk onbevoegd is, of voor zover de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
5.3    Klager heeft in beroep betoogd dat hij – ondanks dat zijn klacht door het Regionaal Tuchtcollege gegrond is verklaard – toch in het beroep dient te worden ontvangen. Het klaagschrift van klager d.d. 25 mei 2021 bestaat uit dertig klachtonderdelen. Klager is het niet eens met de manier waarop het Regionaal Tuchtcollege zijn klacht heeft samengevat en beoordeeld. Klager is van mening dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte niet ieder klachtonderdeel afzonderlijk heeft getoetst.  
5.4    Hoewel het de klagende partij is die de klacht formuleert en presenteert, is het de taak van de tuchtrechter om die klacht zo nodig tot de kern terug te brengen en/of de verschillende klachtonderdelen in onderling verband en samenhang te beoordelen, zodat de te nemen beslissing voor een ieder die daarvan kennisneemt begrijpelijk is. De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken en geanonimiseerd gepubliceerd. Dit betekent dat het de tuchtrechter is toegestaan om bij een veelheid van klachten, deze op overzichtelijke en/of samenvattende wijze te formuleren en samenhangende klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager samengevat tot twee klachtonderdelen. Uit het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek en het proces-verbaal van de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege blijkt dat klager met deze samenvatting heeft ingestemd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen gegrond verklaard. Dit betekent dat voor klager gelet op artikel 73 lid 1 onder a Wet BIG geen beroep open staat tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 24 februari 2023. 
5.5    Op de zitting in beroep is duidelijk geworden dat klager de GZ-psycholoog en de orthopedagoog-generalist (ook) verwijt dat zij heimelijk contact hebben onderhouden met de Gecertificeerde Instelling waar zijn kinderen destijds verbleven. Klager heeft op 
5 december 2022 correspondentie tussen de Gecertificeerde Instelling en de orthopedagoog-generalist ontvangen waaruit dit contact volgens klager blijkt. Klager heeft deze correspondentie op 5 januari 2023 ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zaak op 
20 januari 2023. 
5.6     Klager heeft voornoemd verwijt in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege niet expliciet als klacht geformuleerd. Daarom hoefde het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing ook niet op de hiervoor bedoelde correspondentie in te gaan. Indien klager heeft bedoeld te klagen over het heimelijk onderhouden van contacten met de Gecertificeerde Instelling, dan betreft dit een nieuwe klacht. De GZ-psycholoog heeft op de zitting bevestigd dat zij dit verwijt ook als een nieuwe klacht opvat. Een eerlijk proces houdt in dat voor de beklaagde voldoende duidelijk moet zijn waartegen de beklaagde zich moet verweren. Dit verwijt van klager is geen onderdeel geweest van het bij het Regionaal Tuchtcollege gevoerde debat. De GZ-psycholoog heeft zich niet tegen dit verwijt kunnen verweren. 
5.7    Voor zover klager de bedoeling heeft gehad deze klacht voor het eerst aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen, is hij daarin niet ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege kan in beroep namelijk alleen oordelen over die klachten die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep.
5.8    Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege klager niet ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep.
6.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
            verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; A.S. Gratama en 
J. Legemaate, leden-juristen en M.A.J. Hagenaars en A. de Keijser, leden-beroepsgenoten en K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2024.
            Voorzitter   w.g.            Secretaris  w.g.