ECLI:NL:TGDKG:2024:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/740315 / DW RK 23/360 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:26
Datum uitspraak: 24-04-2024
Datum publicatie: 25-04-2024
Zaaknummer(s): C/13/740315 / DW RK 23/360 MK/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het ligt op de weg van de gerechtsdeurwaarder om de tekst in het (verkort) exploot aan te passen, waarbij duidelijk wordt dat er alleen onder bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld instemming van de schuldeiser, een betalingsregeling mogelijk is. Het klachtonderdeel ten aanzien van de betalingsregeling is gegrond. De klacht is voor het overige ongegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 september 2023 met zaaknummer C/13/730282 DW RK 23/62 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/740315 / DW RK 23/360 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2023, aangevuld op

28 juni 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerkster van het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 juli 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van

19 september 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 september 2023 aan klaagster toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op 2 oktober 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 8 februari 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet van klaagster gereageerd. Klaagster heeft haar verzet aangevuld bij e-mail met bijlage, ingekomen op 27 februari 2024. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2024 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met kennisgeving, niet verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 april 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 21 december 2022 van de kantonrechter te Apeldoorn is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 6 januari 2023 is het vonnis van 21 december 2022 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij e-mail van 11 januari 2023 heeft de gemachtigde van klaagster de kosten van de betekening betwist en heeft zij een betalingsvoorstel van € 50 per maand gedaan.

-           Bij e-mail van 19 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder op de e-mail van 11 januari 2023 gereageerd en aangegeven dat de opdrachtgever geen betalingsregeling wil treffen.

-           Op 24 februari 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank op de rekening van klaagster en haar echtgenoot.

-           Op 27 februari 2023 heeft klaagster aan de balie van het gerechtsdeurwaarderskantoor contant een bedrag van € 700 betaald. Het restant van de vordering is per bank betaald. Vervolgens is het bankbeslag opgeheven.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: het vonnis meteen heeft betekend zonder klaagster eerst via een brief in de gelegenheid te stellen de vordering te voldoen, met als gevolg dat de rekening is verhoogd;

b: een betalingsregeling van de hand heeft gewezen, ondanks dat duidelijk is gemaakt dat betaling in één keer niet tot de mogelijkheden behoort;

c: zonder aankondiging executoriaal derdenbeslag heeft gelegd op alle rekeningen van het gezin. Er zal onder protest betaald worden, inclusief alle kosten die volkomen onduidelijk en onnodig zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Er bestaat geen wettelijke bepaling op grond waarvan een gerechtsdeurwaarder verplicht is klaagster bij brief in staat te stellen te betalen. De gerechtsdeurwaarder maakt kosten door het vonnis te betekenen, deze kosten komen voor rekening van klaagster.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift gesteld dat bij e-mail van 19 januari 2023 (niet door de gerechtsdeurwaarder of klaagster in het geding gebracht) uitleg is gegeven over de kosten en dat aan klaagster is meegedeeld dat de schuldeiser geen betaling in gedeelten wenste. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek is een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit artikel brengt dus mee dat de schuldeiser een afbetalingsregeling kan weigeren. De voorzitter gaat ervan uit dat de gerechtsdeurwaarder in de e-mail van 19 januari 2023 aan klaagster duidelijk heeft uitgelegd dat de schuldeiser betaling in een keer wilde.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. wordt het volgende overwogen. Klaagster is veroordeeld een vordering te voldoen. Omdat klaagster niet betaalde is een executiemaatregel, het beslag op de bankrekening, genomen. Een gerechtsdeurwaarder is niet verplicht een beslag aan te kondigen. Aan het beslag zijn kosten verbonden, die voor rekening van klaagster komen. Klaagster heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de kosten niet in overstemming zijn met het Besluit Tarieven Ambthandelingen Gerechtsdeurwaarders.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster - kort samengevat - aangevoerd dat van enige medemenselijkheid bij het gerechtsdeurwaarderskantoor en bij eiseres die deze zaak aanhangig heeft gemaakt, geen sprake is. Klaagster heeft een beroep gedaan op het bericht in het exploot van de gerechtsdeurwaarder om een betalingsregeling af te spreken. De zaak had met veel minder extra kosten opgelost kunnen worden, aldus klaagster. Klaagster verzoekt de kamer om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot vergoeding van de financiële en immateriële schade.

7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de e-mail van 19 januari 2023 overgelegd waarin duidelijk staat dat de betalingsregeling is afgewezen en waarom. Naar de opvatting van de gerechtsdeurwaarder is het verzet meer een emotioneel betoog zonder relevante nieuwe feiten of inzichten.

8. De beoordeling van de gronden van het verzet

8.1 In het (verkort) exploot onder het kopje “Kunt u niet in één keer betalen?” staat het volgende:

“Probeert u dan een betalingsregeling met ons af te spreken. U kunt via [  ] een regeling met ons treffen. Voor het treffen van een regeling mag u ook het formulier op onze website invullen: …”

Een betalingsregeling is weliswaar een gunst van de opdrachtgever en geen recht van de schuldenaar, maar de tekst in het exploot geeft de indruk dat het altijd mogelijk is een regeling te treffen. Klaagster heeft na ontvangst van het exploot direct een betalingsregeling voorgesteld, welk voorstel is afgewezen door de opdrachtgever. De kamer overweegt dat klaagster door de tekst in het exploot op het verkeerde been is gezet. Op zich is het een goed streven om in begrijpelijke taal te communiceren, maar dan moet de gebruikte tekst geen mededelingen bevatten, die de werkelijkheid niet (geheel) juist weergeven, zoals in het onderhavige geval, waarbij de indruk wordt gewekt dat hoe dan ook een betalingsregeling getroffen kan worden. Het ligt daarom op de weg van de gerechtsdeurwaarder om de tekst in het (verkort) exploot aan te passen, waarbij duidelijk wordt dat er alleen onder bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld instemming van de schuldeiser, een betalingsregeling mogelijk is. Het klachtonderdeel ten aanzien van de betalingsregeling is gegrond.

8.2 De kamer overweegt dat de voorzitter overigens bij de beoordeling van de overige klachtonderdelen de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren voor deze klachtonderdelen geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het namens klaagster ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders.

8.3 Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding dient klaagster zich tot de civiele rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

8.4 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gedeeltelijk gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. De kamer zal voor het gegronde klachtonderdeel aan de gerechtsdeurwaarder een waarschuwing opleggen. Dat is gegeven de aard van de overtreding een passende maatregel. Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klaagster het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klaagster gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • vernietigt de beslissing van de voorzitter voor wat betreft onderdeel 4.3;
  • verklaart klachtonderdeel b van de oorspronkelijke klacht gegrond;
  • verklaart het verzet voor het overige ongegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de

maatregel van waarschuwing op;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 350, te betalen na onherroepelijk worden van deze uitspraak;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van haar kosten in eerste aanleg, bestaande uit € 50 aan griffierecht, nadat de uitspraak

onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W.D. Bom en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

 Tegen het deel waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard, staat geen rechtsmiddel open.

Tegen het deel waarbij de beslissing van de voorzitter is vernietigd en alsnog op de klacht is beslist, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.