ECLI:NL:TADRSGR:2024:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-586/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:100
Datum uitspraak: 06-05-2024
Datum publicatie: 08-05-2024
Zaaknummer(s): 23-586/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 mei 2024
in de zaak 23-586/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 oktober 2023 op de klacht van:

klager
gemachtigde: [naam]

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 22 januari 2023 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 23 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K020 2023 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 18 oktober 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 14 november 2023 heeft de gemachtigde van klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager, noch zijn gemachtigde is verschenen, hoewel zij op correcte wijze zijn opgeroepen. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling in van de klachtonderdelen. Ten aanzien van de voorzittersbeslissing voert klager verder aan dat de raad (bedoeld zal zijn: de voorzitter) buiten beschouwing heeft gelaten dat namens klager is aangetoond dat de bestanden van verweerder niet beveiligd waren.
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Dat klager het niet met die beoordeling eens is, is onvoldoende om tot een gegrond verzet te komen. Voor zover klager stelt dat buiten beschouwing is gelaten dat hij heeft aangetoond dat de bestanden van verweerder niet beveiligd waren, miskent klager dat de voorzitter daarover wel een oordeel heeft gegeven. De voorzitter heeft in overweging 4.11 van de voorzittersbeslissing namelijk geoordeeld dat klager zijn verwijt op dat punt onvoldoende heeft geconcretiseerd en dat hij bovendien niet heeft toegelicht waarom dit zou betekenen dat sprake is van klachtwaardig handelen.
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. W.R. Arema, P.O.M. van Boven-de Groot, A.N. Kampherbeek en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2024.