ECLI:NL:TADRARL:2024:104 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-070/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:104
Datum uitspraak: 22-04-2024
Datum publicatie: 22-04-2024
Zaaknummer(s): 24-070/AL/GLD
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 22 april 2024
in de zaak 24-070/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager 

over

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 26 januari 2024 met kenmerk K23/68. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met bijlagen van de deken van 22 maart 2024.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    De heer P (hierna: P) huurt van de stichting Stichting Oosterpoort Wonen (hierna: Oosterpoort) een woonruimte.
1.2    P en Oosterpoort zijn in een huurrechtelijke procedure verwikkeld geraakt. Oosterpoort werd hierin bijgestaan door verweerder. Klager was in die procedure de begeleider van P.
1.3    In een e-mail van 21 juni 2021 aan klager heeft verweerder het volgende geschreven:
Het spijt me het te moeten zeggen, maar de leesbaarheid van uw e-mailberichten wordt nu wel erg slecht. Hopelijk realiseert u zich dat het voor de heer P van belang is dat er op korte termijn een afspraak wordt gepland met Oosterpoort. Wellicht dat u zelf met een aantal voorstellen kunt komen van data op korte termijn. (…)
1.4    Vervolgens heeft klager bij het kantoor van verweerder een klacht ingediend tegen verweerder.
1.5    In een brief van 30 juni 2021 aan klager heeft mr. W, kantoorgenoot van verweerder, gereageerd op de klacht. Hij heeft onder andere het volgende geschreven:
Mr. VB heeft mij aangegeven dat hij het waardeert dat u zo open bent over uw gevoel over hem: het is maar beter om transparant te zijn over uw gevoel van bejegening, kleineren etc., zodat hij daar rekening mee kan houden. Weliswaar herkent hij zich niet in de klachten aangaande bejegening en geeft hij aan dat hij nimmer (en ook niet in dit geval) de intentie heeft om iemand te kleineren en te discrimineren, maar wel vindt hij het erg jammer dat u zo over hem denkt. U hebt kennelijk toch dat gevoel, en alleen dat is natuurlijk al zeer vervelend. Verder geldt dat mr. VB zijn reacties op uw brieven formuleert in zijn hoedanigheid als advocaat van Oosterpoort, en dat hij de inhoud natuurlijk steeds met Oosterpoort afstemt.”
1.6    Op 19 april 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich in strijd met gedragsregel 7 onnodig grievend over klager uit te laten.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing betrekt de tuchtrechter de kernwaarden zoals omschreven in art. 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.2    De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van de persoon die klager in deze procedure (als begeleider) heeft bijgestaan. Aan deze advocaat komt een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
4.3    Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend over hem heeft uitgelaten. Volgens klager heeft verweerder gesteld dat klager onleesbare e-mails verstuurt en verweerder zou tijdens een bezichtiging (waar klager niet bij was) gezegd hebben dat klager de zaak verpest en hem tijdens een zitting hebben neergezet als een opruier. De voorzitter is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verweerder klager heeft neergezet als een opruier. Dit blijkt niet uit de stukken en evenmin uit de omschrijving van hetgeen op de  geluidsfragmenten te horen is Verweerder ontkent klager als zodanig te hebben omschreven. Ook is niet komen vast te staan dat verweerder klager verweten zou hebben de zaak te verpesten. Wel heeft verweerder in een e-mail geschreven dat de leesbaarheid van de e-mailberichten van klager erg slecht is. De voorzitter is daarover van oordeel dat verweerder hiermee de grenzen van zijn in 4.2. verwoorde begrensde vrijheid van handelen niet heeft overschreden. Het stond verweerder als advocaat van de wederpartij - ook gelet op de inhoud van de rest van zijn e-mail - vrij om op deze (kritische) wijze op de berichten van klager te reageren. Uit de context van deze e-mail blijkt dat verweerder hiermee geen verwijt of diskwalificatie van klager heeft beoogd, maar aanstuurde op heldere communicatie. Van een onnodige grievende uitlating is dan ook geen sprake. Dat betekent dat de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op : 22 april 2024