ECLI:NL:TGZRGRO:2018:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/51

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2018:55
Datum uitspraak: 18-09-2018
Datum publicatie: 18-09-2018
Zaaknummer(s): G2018/51
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Klager wendde zich in april 2018 tot de huisartsenpost, waar  verweerder op dat moment dienst had, met pijn in zijn knie en lies als gevolg van een botsing in de botsauto’s op de kermis. Verweerder heeft onderzoek gedaan, pijnstilling gegeven en klager geadviseerd bij aanhoudende klachten naar zijn eigen huisarts te gaan. Volgens klager heeft verweerder op deze wijze niet adequaat gehandeld. Hierdoor heeft verweerder de inwendige bloeduitstorting gemist die de volgende dag bij klager werd geconstateerd, toen klager zich met buikpijn tot een andere arts wendde. Klager moest hiervoor een operatie ondergaan. Het college volgt daarentegen verweerder in zijn verweer dat er tijdens het bewuste consult nog geen signalen aanwezig waren die wezen op de later ontstane en geconstateerde inwendige bloeduitstorting. De pijnklachten die tot nader onderzoek aanleiding gaven zijn ook pas ontstaan op de dag na het consult met verweerder. Het betreft hier overigens een zeldzame complicatie. Verweerder mocht volstaan met de behandeling die hij heeft ingezet. Dat er de volgende dag naar aanleiding van nieuw ontstane pijnklachten een inwendige bloeduitstorting werd geconstateerd, maakt het voorgaande niet anders. Klacht kennelijk ongegrond.    

Rep.nr. G2018/51

18 september 2018

Def. 159

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

a,

klager,

wonende te C

advocaat: mr. M.J.A. Weda,

tegen

B,

werkzaam als huisarts te D,

verweerder,

BIG-reg.nr:

advocaat: mr. drs. M. Kremer. 

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 24 april 2018, ingekomen op 25 april 2018;

- het verweerschrift met bijlagen van 6 juni 2018, ingekomen op 6 juni 2018;

- een brief met bijlage namens klager van 2 mei 2018, ingekomen op 3 mei 2018;

- een brief met bijlage namens klager van 7 mei 2018, ingekomen op 8 mei 2018;

- het proces-verbaal van het op 4 juli 2018 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van  J. Wiersma-Veenhoven, plaatsvervangend secretaris van het college.

De klacht is behandeld in raadkamer.  

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerder heeft klager op 14 april 2018 tijdens zijn dienst op de huisartsenpost in het ziekenhuis in F. in consult gezien. Klager had pijn in de rechterknie en lies na een botsing in de botsauto’s op de kermis. Verweerder heeft een afwachtend beleid ingezet met pijnstilling door middel van paracetamol en aangegeven dat klager contact moest opnemen met zijn eigen huisarts wanneer er binnen vier dagen geen verbetering zou optreden.

2.2

Klager is op 15 april 2018 naar een kliniek in C. gegaan omdat de pijn aan bleef houden.  Daar werd geconstateerd dat er sprake was van een inwendige bloeduitstorting. Deze is dezelfde dag operatief verwijderd.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager verwijt verweerder grove nalatigheid tijdens het consult op de huisartsenpost, bestaande uit de volgende klachtonderdelen.

1.      Het voorschrijven van paracetamol was niet afdoende, waardoor klager extreem veel pijn heeft moeten lijden;

2.      ondanks de urgentie en de ernstige klachten heeft verweerder verzuimd klager op te laten nemen voor verder onderzoek, zoals het vervaardigen van een CT-scan;

3.      verweerder heeft slechts tien minuten besteed aan het consult met een dringende urgentie;

4.       verweerder heeft geen diagnose vastgesteld;

5.      verweerder heeft klager blootgesteld aan ernstige risico’s nu er sprake was van een inwendige bloeding;

6.      het advies om na vier dagen contact op te nemen met de eigen huisarts was volstrekt onzorgvuldig;

7.      verweerder is verantwoordelijk dat klager lange tijd moet revalideren;

8.      klager moest met spoed geopereerd worden terwijl verweerder hem naar huis heeft gestuurd.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft het consult conform de daaraan te stellen eisen verricht. Er is sprake geweest van een anamnese, lichamelijk onderzoek, evaluatie en er is beleid ingezet. Op grond van het onderzoek was – bij het ontbreken van tekenen van ruptuur, fractuur of epifysiolyse - het beleid afwachtend. Verweerder heeft klager aangegeven dat hij contact moest opnemen met de eigen huisarts wanneer er binnen vier dagen geen verbetering zou optreden.

Ten aanzien van de klachtonderdelen voert verweerder het volgende aan.

Ad 1

Verweerder heeft slechts kunnen handelen naar de situatie zoals die op 14 april 2018 aan de orde was en hetgeen door klager ten aanzien van de pijnklachten naar voren is gebracht. Het beleid om paracetamol voor te schrijven was op dat moment adequaat. Zwaardere pijnstillers pasten niet bij de aard van het letsel en zouden bovendien de pijnbeleving kunnen maskeren en daarmee de risico’s op andere complicaties vergroten. Van inwendig bloedverlies was geen sprake.

Ad 2

Uit het verslag van de kliniek in C. blijkt dat klager pas sinds 15 april 2018 buikpijn heeft ontwikkeld. Deze klachten hebben zich pas na het consult bij verweerder voorgedaan. Er bestond op 14 april 2018 geen aanleiding nader onderzoek te verrichten.

Ad 3

De triagist heeft het consult de urgentiecode gegeven die inhoudt dat de patiënt binnen enkele uren moet worden gezien. Het consult heeft binnen deze termijn plaatsgevonden. De gebruikelijke consulttijd op de spoedpost is tien minuten.

Ad 4

Verweerder heeft een diagnose gesteld en deze ook vastgelegd. Dit klachtonderdeel ontbeert een deugdelijke feitelijke grondslag.

Ad 5

Klager vertoonde tijdens het consult op 14 april 2018 geen tekenen van inwendig bloedverlies en er lag ook niet de verwachting dat dit alsnog zou gaan plaatsvinden. De in C. op 15 april 2018 vastgestelde complicatie is een zeldzame.

Ad 6

Het advies van verweerder was gebaseerd op een deugdelijk en conform de toepasselijke richtlijnen verricht onderzoek. Er was geen sprake van inwendig bloedverlies en klager klaagde niet over (de pas later opgetreden) pijn in de buik.

Ad 7

Verweerder verwijst naar zijn reactie op klachtonderdeel 5. Daarnaast is de door de C. arts gestelde indicatie voor een spoedoperatie niet onderbouwd en op zijn minst discutabel.    

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdende met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt vast dat de klacht weliswaar bestaat uit zeven klachtonderdelen, maar dat de kern van de klacht zich richt op de vraag of verweerder ten tijde van het consult op 14 april 2018 voldoende onderzoek heeft verricht en tot zijn beleid op basis van dit onderzoek heeft kunnen komen. Daarbij is naar het oordeel van het college van belang dat uit de stukken blijkt dat de buikklachten van klager eerst op de dag na het consult bij verweerder zijn ontstaan.

5.3

Het college is van oordeel dat verweerder tijdens het consult voldoende onderzoek heeft gedaan en op basis van dit onderzoek op dat moment tot zijn beleid heeft kunnen komen. Er was geen reden om nader onderzoek te doen en een consultduur van tien minuten is in het algemeen niet te kort. Het voorschrijven van paracetamol als pijnstiller was adequaat omdat zwaardere pijnstilling niet noodzakelijk was. Daarnaast heeft verweerder gezorgd voor een vangnet door klager te melden dat hij zich moest wenden tot zijn eigen huisarts als de klachten niet verminderden binnen vier dagen.

Dat klager een dag later meer klachten kreeg en er een zeldzame complicatie bleek te zijn opgetreden, kan verweerder naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk worden verweten. Ook ten aanzien van de gevolgen van deze complicatie valt verweerder geen verwijt te maken.

6. Slotsom

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en zal worden afgewezen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

L. Groefsema, lid-jurist,

A. Felder, lid-beroepsgenoot,

H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,

E.M. ter Braak, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris,

en op 18 september 2018 ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter: