ECLI:NL:TGZCTG:2018:193 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.033

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:193
Datum uitspraak: 03-07-2018
Datum publicatie: 03-07-2018
Zaaknummer(s): C2018.033
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De politie heeft in de nacht de crisisdienst van de GGZ geconsulteerd, nadat zij was ingeschakeld vanwege het feit dat klager zijn echtgenote in hun woning had buiten gesloten. De dienstdoende aios heeft ter plaatse een psychiatrische beoordeling  gemaakt en een hetero-anamnese  afgenomen. De psychiater is in hoedanigheid van supervisor de situatie zelf gaan beoordelen, waarna zij heeft ingestemd met de door de aios opgestelde geneeskundige verklaring. Klager verwijt de psychiater dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door een psychiatrisch oordeel over hem te vellen zonder hem volwaardig en zorgvuldig te horen en te onderzoeken en zonder overleg te plegen met zijn huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Niet gebleken is dat de psychiater in de gegeven omstandigheden, waarin sprake was van een crisissituatie die een snelle beoordeling vergde, onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.033 van:

A., wonende te B., appellant, verweerder in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.H.M. Mook verbonden aan ARAG SE te Leusden. 

1.                  Verloop van de procedure

1.1       A. - hierna klager - heeft op 3 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van

9 januari 2018, onder nummer 17/361, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

1.2       De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 mei 2018, waar zijn verschenen klager en de psychiater, bijgestaan door mr. Mook voornoemd. Klager en mr. Mook hebben de standpunten van klager respectievelijk de psychiater toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“(…) 2.           De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is als psychiater werkzaam bij GGZ-E. (verder GGZ), locatie F. in D..

2.2. Op 4 september 2017 heeft klagers echtgenote - nadat zij door klager was buiten gesloten - de politie ingeschakeld. Bij een worsteling met de politie is klager gewond geraakt en vervolgens geboeid. De politie heeft hierna de crisisdienst van de GGZ gebeld. De dienstdoende psychiater in opleiding heeft klager vervolgens in de nacht van 4 op 5 september omstreeks 02.15 uur gezien en psychiatrisch beoordeeld waarna een geneeskundige verklaring is afgegeven. Hierna heeft verweerster klager zelf gezien en onderzocht. Zij heeft omstreeks 08.01 uur een aanvulling op voornoemde geneeskundige verklaring afgegeven. In haar crisisrapportage schrijft verweerster daarover:

" (…) AW GCBK. Vannacht na tel overleg door (…) zowel voor als tijdens het consult, besloten om pte ook zelf te beoordelen ivm IBS criteria en het feit dat pt diverse aangiftes heeft gedaan een een lopende tuchtzaak heeft tegen collega G..

c/ Sterk vermoeden op paranoïde de psychotische beeld. Pt heeft oordeels- en kritiekstoornissen, ziektebesef en bereidwilligheid tot adequate behandeling ontbreken. Gevaar voor oa  agressie en mts teloorgang en psychische schade bij Ete.

B/ GV opgesteld door (…), samen doorgenomen, akkoord. Aanvullende GV ingevuld en ondertekend op BOPZ-online ihkv Varbanov.

Pt is op ZP gesloten opgenomen na vervoer ambulance na i.m. medictie Haldol5 /promethazpine 50 mg.

Pt is aldaar gezien door (…), die opnieuw met mij heeft overlegd. Zie verder CDV, akkoord met inhoud.". 

2.3. De burgemeester heeft op 5 september 2017 een IBS-beschikking afgegeven. Bij beschikking van 7 september 2017 heeft de rechtbank een machtiging verleend tot voortzetting van de IBS.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door het beginsel van hoor en wederhoor te schenden en vervolgens een onzorgvuldige geneeskundige verklaring af te geven.

Klager heeft ter toelichting onder andere aangevoerd dat verweerster meer dan een uur met zijn echtgenote en zijn dochter heeft gesproken en slechts enkele woorden met hem heeft gewisseld. Dat terwijl klager geboeid, gewond en getraumatiseerd op de grond in de gang zat. In haar geneeskundige verklaring heeft verweerster ten onrechte klagers verzet tegen het politieoptreden beschreven als een agressieve daad zijnerzijds. Voorts heeft verweerster ten onrechte vermeld dat bij klager sprake was van een psychose/waan dan wel gevaarzetting, hetgeen (zonder zorgvuldig onderzoek) gebaseerd is op "lasterpraatjes van mijn psychisch gestoorde vrouw". Tot slot verwijt klager verweerster dat zij in de geneeskundige verklaring meldt dat hij een klacht bij het college tegen een collega heeft lopen. Volgens klager heeft verweerster niet gehandeld als een zorgvuldig en bekwaam psychiater.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1. Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig gestelde handelen en met  hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard. Tevens geldt dat het bij het tuchtrecht in beginsel gaat om de persoonlijke verwijtbaarheid van de arts.

5.2. De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Vast staat dat verweerster klager in de nacht van 4 op 5 september in haar hoedanigheid van supervisor heeft gezien en beoordeeld. Voorts staat vast dat zij daarna een aanvullende geneeskundige verklaring heeft afgegeven waarin zij heeft verklaard het eens te zijn met de inhoud van de daarvoor door de dienstdoende psychiater afgegeven oorspronkelijke geneeskundige verklaring. Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat – nadat zij door de dienstdoende psychiater was gevraagd om te komen om in het kader van de zorgvuldigheid mee te kijken- eerst met klager en daarna met klagers echtgenote en de dochter heeft gesproken. De stelling van klager dat onvoldoende hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, volgt het college dan ook niet. Evenmin is juist de stelling van klager dat verweerster in de gegeven omstandigheden niet tot de conclusie had mogen komen dat bij klager sprake was van een geestesstoornis dan wel gevaarzetting. Verweerster heeft zich op basis van de door de dienstdoende psychiater afgenomen (hetero) anamnese, diens bevindingen bij psychiatrisch onderzoek, aangevuld met de bevindingen van haar eigen onderzoek, een goed beeld kunnen vormen van klagers toestand op dat moment. De in de geneeskundige verklaring genoemde gronden op basis waarvan verweerster tot de conclusie is gekomen, dat bij klager sprake was van een psychotische toestand en dreigend gevaar jegens klagers echtgenote, acht het college alleszins gerechtvaardigd. Het verwijt dat in de oorspronkelijke geneeskundige verklaring staat vermeld dat klager een tuchtklacht heeft ingediend tegen een collega, treft evenmin doel. Anders dan klager meent, heeft het college in de stukken geen aanwijzingen gevonden dat verweerster met het afgeven van de (aanvullende) geneeskundige verklaring jegens klager niet die zorg heeft betracht waartoe zij gehouden was.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

(…)

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “ 2. De feiten ” in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

            4.1       In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.  Klager heeft  aangevoerd dat de psychiater een psychiatrisch oordeel over hem heeft geveld zonder hem volwaardig en zorgvuldig te horen en te onderzoeken. De psychiater heeft  voorts nagelaten om bij het opstellen van haar geneeskundige verklaring het wettelijke verplichte overleg (artikel 21 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: BOPZ)) met zijn huisarts te voeren, aldus klager.  

4.2       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd het beroep af te wijzen.

4.3       De behandeling in beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, met dien verstande dat het Centraal Tuchtcollege daaraan het volgende toevoegt.

4.4       Zoals in de vastgestelde feiten is vermeld, heeft de politie in de nacht van 4 op 5 september 2017 de crisisdienst van de GGZ geconsulteerd, nadat zij was ingeschakeld vanwege het feit dat klager zijn echtgenote in hun woning had buiten gesloten . De dienstdoende psychiater in opleiding (hierna: de aios) heeft vervolgens telefonisch aan de psychiater, die haar supervisor was, meegedeeld dat zij de situatie zou gaan beoordelen. Uit het dossier blijkt dat de aios ter plaatse een psychiatrische beoordeling heeft gemaakt en een hetero-anamnese heeft afgenomen. Vervolgens heeft de aios opnieuw de psychiater gebeld en is de psychiater in de hoedanigheid van  supervisor de situatie zelf gaan beoordelen. De psychiater heeft klager geboeid en onder politiebewaking, zittend op de vloer in de hal van zijn woning, aangetroffen.

4.5       Het Centraal Tuchtcollege is niet gebleken dat de psychiater in de gegeven omstandigheden, waarin sprake was van een crisissituatie die een snelle beoordeling vergde, onzorgvuldig heeft gehandeld. De psychiater is in de hoedanigheid van supervisor de situatie zelf gaan beoordelen. Zij heeft zowel met klager als met diens echtgenote en dochter gesproken. Ter zitting in beroep heeft de psychiater toegelicht dat zij vervolgens het door de aios opgestelde concept van de geneeskundige verklaring met de aios heeft doorgenomen en dat zij met de inhoud van de geneeskundige verklaring akkoord is gegaan. Een dag later heeft de psychiater dit geformaliseerd door een aanvullende geneeskundige verklaring op te stellen. In deze aanvullende verklaring heeft de psychiater zonder voorbehoud met de inhoud van de geneeskundige verklaring ingestemd.

4.6       Anders dan klager heeft aangevoerd, heeft de psychiater niet in strijd met artikel 21 BOPZ nagelaten voorafgaand aan het afgeven van de (aanvullende) geneeskundige verklaring de huisarts te raadplegen. In het betreffende wetsartikel is vermeld dat de arts, niet zijnde de huisarts van betrokkene,  die de geneeskundige verklaring afgeeft zo mogelijk tevoren overleg met de huisarts pleegt. De psychiater heeft ter zitting in beroep verklaard dat  de huisarts op het nachtelijke tijdstip, waarop de onderhavige situatie zich voordeed, niet bereikbaar was. Overleg met de huisarts was om die reden niet mogelijk.  Dit is ook als zodanig in de geneeskundige verklaring vermeld. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat daarmee is gebleken dat het handelen van de psychiater ook op dit punt binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is gebleven.

4.7       De conclusie van het voorgaande is dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. dr. B. Frederiks en

mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen, en dr. G.T. Blok en dr. J.J. de Jong, leden-beroepsgenoten, en mr. A. Mul, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2018.

            Voorzitter  w.g.                                             Secretaris    w.g.