ECLI:NL:TADRAMS:2018:148 Raad van Discipline Amsterdam 18-083/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:148
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 23-07-2018
Zaaknummer(s): 18-083/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van Kamer in Eerste Aanleg binnen internationaal tribunaal over advocaat. Verweerder treedt op als advocaat van de heer C die, als één van de verdachten, terecht staat voor tijdens het regime van Democratisch Kampuchea (de Rode Khmer) begane misdrijven tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdrijven en schendingen van het internationaal humanitair recht. Klaagster is de Trial Chamber (in het Nederlands: Kamer in Eerste Aanleg) van het internationale tribunaal waar de zaak tegen de heer C wordt behandeld. Aangezien verweerder vanaf 1 januari 2016 niet langer in Nederland is ingeschreven als advocaat en evenmin de hoedanigheid bezit van een bezoekende advocaat zoals bedoeld in artikel 16b Advocatenwet, is de raad voor zover de klacht ziet op een handelen en/of nalaten van verweerder vanaf 1 januari 2016 niet bevoegd om van de klacht kennis te nemen. Klacht ziet voor het overige in de kern op opmerkingen van verweerder met betrekking tot twee internationale rechters die deel uitmaken van de Trial Chamber. De Trial Chamber bestaat daarnaast evenwel ook nog uit drie Cambodjaanse rechters, zodat klaagster hierbij naar het oordeel van de raad onvoldoende eigen en rechtstreeks belang heeft. De raad verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van gedeelte van klacht, klaagster voor het overige niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 16 juli 2018

in de zaak 18-083/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 december 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Klaagster heeft deze klacht bij brieven van 19 februari 2016 en 26 juli 2017 aangevuld.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 januari 2018 met kenmerk 40-15-0862, door de raad ontvangen op 26 januari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2018 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en de stukken 1 tot en met 20 van de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de e-mail met bijlage van klager aan de raad van 23 april 2018;

- de e-mail van klager aan de raad van 9 mei 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder treedt op als advocaat van de heer C die, als één van de verdachten, terecht staat voor tijdens het regime van Democratisch Kampuchea (de Rode Khmer) in Cambodja tussen 17 april 1975 en 7 januari 1979 begane misdrijven tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdrijven en schendingen van het internationaal humanitair recht. Verweerder treedt al jaren (vanaf eind 2007) voor de heer C op en heeft zich daartoe met ingang van 1 januari 2014 permanent in Cambodja gevestigd, met toestemming van de Nederlandse Ode van Advocaten om kantoor buiten Nederland te mogen houden. Klaagster is de Trial Chamber (in het Nederlands: de Kamer in Eerste Aanleg) van het op grond van een verdrag tussen de Verenigde Naties en het Koninkrijk van Cambodja opgerichte internationale tribunaal waar de zaak tegen de heer C wordt behandeld, the Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia (hierna: de ECCC) (in het Nederlands: de Bijzondere Kamers in de Gerechten van Cambodja). Klaagster bestaat uit vijf rechters, van wie twee internationale rechters en drie Cambodjaanse rechters zijn. De Trial Chamber berecht zaken in eerste aanleg. Binnen de ECCC gaat de Supreme Court Chamber over hoger beroep.

2.2 Op 19 september 2007 is de heer C in Cambodja aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Kort hierna heeft verweerder, samen met een oud-kantoorgenoot, mr. P, en een Cambodjaanse advocaat, de verdediging van de heer C op zich genomen.

2.3 Het proces tegen de heer C is opgedeeld in twee delen, hierna ook respectievelijk: het eerste proces (C002/01) en het tweede proces (C002/02). Op 7 augustus 2014 is in het eerste proces in eerste aanleg vonnis gewezen door de Trial Chamber. Hierbij is de heer C veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Tegen dit vonnis is op 29 september 2014 hoger beroep ingesteld. Op dezelfde datum is door de verdediging van de heer C een wrakingsverzoek ingediend. Dit wrakingsverzoek richtte zich tegen de rechters van de Trial Chamber in het eerste proces, te weten de drie nationale, Cambodjaanse, rechters, de Franse rechter de heer L. en de Nieuw-Zeelandse rechter mevrouw C. Het wrakingsverzoek is op 14 november 2014 afgewezen.

2.4 Op 26 augustus 2015 heeft een zitting plaatsgevonden in het tweede proces in eerste aanleg. De twee internationale rechters in klaagster waren op dat moment eerdergenoemde Franse rechter, de heer L en de Oostenrijkse rechter mevrouw F. Daarnaast maakten drie Cambodjaanse rechters deel uit van klaagster. De zitting van 26 augustus was een “key document presentation hearing” (in het Nederlands: een documenten presentatie zitting). Tijdens deze zitting heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen het voordragen van bepaalde documenten door de aanklager. Nadat dit bezwaar door klaagster werd verworpen en deze beslissing werd bevestigd, heeft verweerder de rechtszaal verlaten. Vervolgens zag de Trial Chamber zich genoodzaakt de zitting te schorsen, omdat de andere advocaten van de heer C de zittingszaal ook verlieten. In het proces-verbaal van de zitting is onder meer het volgende opgenomen:

“[VERWEERDER]:

“But then we will officially withdraw from our document presentation because this is a farce.”

2.5 Op 27 augustus 2015 is de zitting hervat. In het proces-verbaal van de zitting is onder meer het volgende opgenomen:

“[VERWEERDER]:

(…) with your leave, Mr. President, I will start explaining what happened yesterday. And in order to be able do this, I think I should paint a broader context. And for this, we have to go back and I would like to start with something that happened on the 8th of February 2013. There was a decision of the Supreme Court Chamber, (…) I am referring to document E163/5/1/30. It is the Supreme Court Chamber’s decision on the Co-Prosecutor’s immediate appeal of your Decision concerning the scope of Case 002/01. (…) the Supreme Court Chamber, (…), ruled as follows, I quote:

(…)

“A composition of a second trial panel would safeguard against any potential concerns about actual or appearance of bias of Judges from the first trial adjucation the second trial” End of quote.

So, to summarize, not only for reasons of expediency, also because of fear that you would not be impartial after having rendered the judgment in the first trial, Mr. President, the Trial Chamber chose to ignore this advice. Then in August 2014, the Judgment came, which was a total shock to our client, [de heer C]. Not only because of its poor quality, we have identified 223 grounds of appeal, which must have been a record in the history on international criminal justice.

The Judgment was also a shock because of the way it was formulated. It was clear to us that the Supreme Court Chamber had been right and that it was not possible that [de heer C] could have had a second trial with the same Judges that would also be fair. Precisely, for this reason, in October last year, we filed a very lengthy and very principled motion for disqualification. One of the things we said was that, you, [de heer L], had made cowardly decisions and lack judicial integrity.

[Mevrouw F], we didn’t ask for your disqualification, but I am regretting this decision to do this very much. Compared to what we have experienced in this second trial, [mevrouw C] was indeed a shiny and bright beacon of impartiality.

(…)

MR. PRESIDENT:

(…) we advise you that we have the discretion to intervene when you raise the points. We need to make sure that you actually address the points that are relevant to the proceedings. And you are supposed to give the reasons for your withdrawal in relation to the presentation of the key documents. And yesterday the hearing that was supposed to be happening for the whole day and it cost the Court a lot to delay the proceedings. (…)

[VERWEERDER]:

Mr. President, it is indeed true that it is your prerogative to shut me up; it is my prerogative not to say a word anymore. So it’s take it our leave it, or nothing.

(…)

[DE HEER L]

The Chamber is still awaiting explanations regarding the legal grounds of the decision that led you to walk out of the proceedings. Today, what is your stance from a legal standpoint?

[VERWEERDER]:

I was giving you my reason and you don’t want to listen.

[DE HEER L]:

(…) If you don’t want to provide any explanations, well then we consider that there are no valid explanations.

[VERWEERDER]:

To be honest, [De heer L], I don’t really care what you think. You either give me time to express my reasons or you don’t.

(…) the walking out yesterday from Court, indeed without any legal justification, in a common law court might have been considered as contempt of court. But we are not in a common law court, but if we were and if I were charged with contempt of court, I would happily plead guilty. I have indeed nothing but professional contempt for the International Judges of this Tribunal.”

2.6 In december 2015 heeft een journalist van de Mekong Review, een literair tijdschrift in Cambodja, een interview gehouden met verweerder.

2.7 Op 1 januari 2016 is verweerder uitgeschreven als advocaat in Nederland. Vanaf die datum is verweerder alleen nog in Cambodja ingeschreven als advocaat.

2.8 Op 3 februari 2016 is het in december 2015 gehouden interview met verweerder verschenen in de Mekong Review. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

“On 15 December 2015 the Khmer Rouge tribunal filed a complaint to the Amsterdam Bar Association, where [verweerder] is registered, regarding his “professional misconduct” in court in August of that year, when he described the proceedings as “farce”, before storming out of the courtroom. His former colleague and fellow Dutchman [mr. P] was similarly referred to the same bar for misconduct in court. “The circle is full”, [verweerder] said today. “We are now both in the same position.” (…)

You almost anticipated this, correct me if I’m wrong. Would there be any consequences?

I sincerely doubt it. My predecessors, [mr. P] and (…), got complaints at their Amsterdam and New York bars [respectively]. I don’t think they responded. As a matter of fact, as I said tot the [press], I’m actually quite happy with it.

So it won’t change your behaviour?

No. I have strong professional contempt for the French judge [de heer L] particularly. If that is going too far, so be it.

Do you have something against him?

Yes.

Because he’s French?

[Laughs] No, not because he’s French. No, I like French people. It would be too easy. He does everything he can to prevent me asking questions. He is on an active path to try to prevent [de heer C’s] story being told.

(…)

I’m proud that I said it. It was an act of rebellion… a well-thought-out act of rebellion. The words: “I have nothing but professional contempt for the international judges” was a sentence that I thought out before I said it.

Did you anticipate the response?

Yes, I’ve chosen those words very carefully. I’ve chosen those words because they were and they still are on the very edge of what I can say professionally. [I had] to find that balance… being in the courtroom, being bound by professional responsibilities, ethical rules, rules of behaviour.

You are playing a game of brinkmanship?

It’s a balancing act. [It’s a] difficult balance. What I’m doing is operating within this structure, [while] at the same time heavily criticising that power structure.

(…) was famous for his rupture strategy? Do you have such a strategy?

I have long conversations with (…), my ex-wife, who is a professor of law at a university. She’s teaching students on the responsibilities of a lawyer, and she says, on the one hand [there is] the rupture way of doing things, and on the other hand, [there is] (…), trying to do the best within a perverse system.

(…)

The central goal of any trail is to ascertain the truth, to determine whether the accused is guilty of the crimes he’s allegedly committed. And the truth is what this is all about. Finding the truth, [but] the ECCC is not about finding the truth.

(…)

Why did you decide to quit?

The straw that broke the camel’s back was the decision of the Supreme Court chamber, again, to dismiss all the evidence we had which would back his story. They dismissed it summarily without any reasoning. Witnesses that we’ve been asking for eight years, again, dismissed… I can no longer be part of this farce, I told him and he implored me not to do it.

There was scepticism at the time that your decision to quit was part of a strategy, a tactical move. You’re saying it was genuine?

To be really honest, I was really down and out. (…)

Over this case?

If you’re in that courtroom day in day out, you know… it’s unbearable, day in day out, to be faced with that French judge, who is the ultimate combination of bias, incompetence and dumbness. People don’t understand how hard that is.”

2.9 Op 4 februari 2016 verschenen uittreksels uit dit interview in de krant “The Cambodia Daily”.

2.10 Op 21 november 2016 is uitspraak gedaan in het hoger beroep in het eerste proces (C002/01), waarbij een deel van het vonnis in eerste aanleg is vernietigd maar de aan de heer C opgelegde levenslange gevangenisstraf is bekrachtigd.

2.11 Op 3 mei 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de onderzoeksrechter in het tweede proces (C002/02) tegen de heer C, met onder meer de volgende inhoud:

“As you know, we filed our closing brief yesterday. This is an extremely important document to our defence. Public and media are very keen on receiving a copy as soon as possible. Meanwhile the TC has instructed us to file it confidentially and just now the legal officer sent us the email below.

This is all unacceptable to my client. (…) So I urge you in the strongest possible terms to end this order and to make sure the Cambodian public and the international community will be able to read at the earliest possibility what it has been waiting for for many. many years.”

2.12 Op 4 mei 2017 heeft de onderzoeksrechter in het tweede proces (C002/02) tegen de heer C een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“I have already expressed my reasons on this matter in my memo to the Trial Chamber. The Chamber has made its ruling accordingly. Nothing has changed since then.

Please also note that I do not consider it appropriate for counsel in Case 002 to intervene directly with the OCIJ in this manner. Any request for reconsideration should have been transmitted via the Chamber.”

2.13 Op 4 mei 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de onderzoeksrechter in het tweede proces (C002/02) tegen de heer C, met onder meer de volgende inhoud:

“I find it completely irrelevant if you deem it appropriate or not that I directly intervene with you. You are now the one that is effectively gagging my client. That is as I wrote to you yesterday unacceptable. I do no consider myself bound by whatever you or the Trial Chamber has to say on the matter of confidentiality any longer and shall therefore act accordingly.”

2.14 Op 12 mei 2017 is een artikel verschenen in de krant “The Cambodia Daily”, met onder meer de volgende inhoud:

“The second trial of the two highest-ranking surviving Khmer Rouge leaders was a biased, “disheartening sham” rife with political interference that stood in the way of ascertaining the truth, argues the closing brief in the defense of [de heer C], the regime’s second-in-command. Scathing, fierce and at times sarcastic, the mammoth 550-page confidential document, which the Cambodia Daily obtained this week, lambasts the court for what it describes as its “blatant disinterest in the truth” and lets few of those connected to the prosecution off the hook.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich tegenover rechters die deel uitmaken van de Trial Chamber (klaagster) schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, doordat hij bepaalde uitlatingen heeft gedaan tijdens de zitting en vervolgens de zittingszaal verlaten heeft;

b) als wangedrag kwalificerende uitlatingen met de media heeft gedeeld;

c) in strijd met het verbod om zijn zogenoemde “slotconclusies” vertrouwelijk te houden deze met de media heeft gedeeld.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven. 

5 BEOORDELING

5.1 De raad zal eerst ambtshalve onderzoeken of en in hoeverre zij bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige klacht. De bevoegdheid van de raad om te oordelen in tuchtzaken berust op de Advocatenwet. Aan deze tuchtrechtspraak zijn uitsluitend onderworpen de advocaten bedoeld in de Advocatenwet, de bezoekende advocaten zoals bedoeld in artikel 16b van de Advocatenwet, en de in Nederland ingeschreven advocaten die hun beroep uitoefenen op grond van een titel uit een land van herkomst zoals bepaald in artikel 16h van de Advocatenwet. Aangezien verweerder vanaf 1 januari 2016 niet langer in Nederland is ingeschreven als advocaat en evenmin de hoedanigheid bezit van een bezoekende advocaat zoals bedoeld in artikel 16b Advocatenwet, is de raad voor zover de klacht ziet op een handelen en/of nalaten van verweerder vanaf 1 januari 2016 niet bevoegd om van de klacht kennis te nemen, vanaf 1 januari 2016 valt het handelen en/of nalaten van verweerder niet meer binnen de Nederlandse rechtssfeer. In dit verband merkt de raad ten overvloede op dat de ECCC zelf ook een klachtenprocedure te beschikking heeft. De raad maakt uit artikel 38 van de op de website van de ECCC gepubliceerde interne rechtsregels van de ECCC (waarnaar klaagster in haar brief van 11 december 215 verwijst) op dat klaagster in voorkomend geval sancties kan opleggen aan een advocaat.

5.2 Het voorgaande betekent dat de raad niet bevoegd is om kennis te nemen van klachtonderdeel c), nu het handelen van verweerder waar dit klachtonderdeel betrekking op heeft dateert van na 1 januari 2016.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b) is de raad bevoegd omdat het interview waar dit klachtonderdeel betrekking op heeft weliswaar is gepubliceerd na 1 januari 2016, maar is afgenomen in december 2015. In december 2015 heeft verweerder tegenover de journalist van de Mekong Review de uitlatingen gedaan waar klachtonderdeel b) betrekking op heeft.

5.4 Klachtonderdeel a) heeft betrekking op handelen en/of nalaten van verweerder van vóór 1 januari 2016, zodat de raad bevoegd is hiervan kennis te nemen.

5.5 Voor zover de klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder van vóór 1 januari 2016 overweegt de raad als volgt. De raad zal eerst ambtshalve onderzoeken of klaagster voldoende eigen en rechtstreeks belang heeft bij haar klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f van de Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen.

5.6 De klachtonderdelen a) en b) zien in de kern op opmerkingen van verweerder met betrekking tot twee internationale rechters, de heer L en mevrouw F, die deel uitmaken van de Trial Chamber (klaagster). De Trial Chamber (klaagster) bestaat daarnaast evenwel ook nog uit drie Cambodjaanse rechters, zodat klaagster hierbij naar het oordeel van de raad onvoldoende eigen en rechtstreeks belang heeft. Klaagster heeft voorts in haar brief van 23 februari 2017 aan de deken aangegeven dat verweerder volgens haar opzettelijk heeft geprobeerd het vertrouwen in de rechterlijke macht van de ECCC schade toe te brengen. Voor zover het algemeen belang in een tuchtprocedure aan de orde is, kan dat slechts beoordeeld worden naar aanleiding van een dekenbezwaar, waarvan in de onderhavige zaak geen sprake is. Concluderend is klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a) en b).

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van klachtonderdeel c);

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen a) en b);

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. S. van Andel, R. Lonterman, H.B. de Regt en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2018 verzonden.