ECLI:NL:TADRAMS:2018:13 Raad van Discipline Amsterdam 17-527/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2018:13
Datum uitspraak: 15-01-2018
Datum publicatie: 23-01-2018
Zaaknummer(s): 17-527/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Stelling dat verweerder onvoldoende kennis heeft van het bestuursrecht is onvoldoende onderbouwd. Voorts kan de raad niet vaststellen dat verweerder zonder overleg met klager werk heeft uitbesteed. Dat er sprake is geweest van excessief declareren is gesteld noch gebleken. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 15 januari 2018

in de zaak 17-527/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 december 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 13 juli 2017 met kenmerk td/md/17-019, door de raad ontvangen op 13 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 december 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 30 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager aan de raad van 21 juli 2017 en de brief van klager aan de raad van 11 november 2017, door de raad ontvangen op 14 november 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Vanaf 2014 heeft verweerder klager bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van de diensten van een juridisch adviesbureau, in de persoon van de heer W, en deze diensten bij klager in rekening gebracht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onvoldoende kennis heeft van het bestuursrecht;

b) zonder overleg met klager werk heeft uitbesteed aan de heer W;

c) € 10.000 heeft gedeclareerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Klager verwijt verweerder dat hij onvoldoende kennis heeft van het bestuursrecht. Verweerder betwist dit. Verweerder voert aan dat hij 25 jaar werkzaam is geweest als ambtenaar en in die jaren zitting heeft gehad in bezwaarschriftencommissies en procedures heeft gevoerd bij de rechtbank. Zijn kantoor doet tientallen bestuursrechtzaken op jaarbasis en bovendien geeft hij als docent les aan de Bestuursacademie, aldus verweerder.

5.2 De raad overweegt dat klager dit klachtonderdeel, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het klachtdossier volgt ook niet dat verweerder onvoldoende kennis heeft van het bestuursrecht. De raad kan dit dan ook niet vaststellen. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Klager verwijt verweerder dat hij zonder overleg met klager werk heeft uitbesteed aan de heer W. Verweerder betwist dit. Verweerder stelt dat de inschakeling van de heer W reeds bij het intakegesprek aan de orde is geweest en dat klager daar dus ook vanaf het begin af aan van op de hoogte is geweest. Er is ook nooit bezwaar tegen gemaakt, integendeel, klager was zo tevreden over de heer W dat hij op een gegeven moment zelfs naar hem wilde overstappen. Pas toen er gesteggel over de openstaande declaraties ontstond heeft klager een klacht ingediend over verweerder waarbij klager dit ook betrokken heeft, aldus verweerder.

5.4 De raad overweegt dat klager dit klachtonderdeel, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het klachtdossier blijkt niet dat klager op enig eerder moment bezwaar heeft gemaakt tegen de inschakeling van de heer W. De raad kan dan ook niet vaststellen dat verweerder zonder overleg met klager werk heeft uitbesteed aan de heer W. Ook klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Klager verwijt verweerder dat hij € 10.000,- heeft gedeclareerd. Verweerder voert aan dat tegenover de aan klager verstuurde declaraties (aanzienlijke) werkzaamheden zijn verricht door hem dan wel door de heer W.

5.6 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter geen declaratiegeschillen beoordeelt, maar wel waakt tegen excessief declareren. Dat er sprake is geweest van excessief declareren is gesteld noch gebleken. Ook klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G. Kaaij en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2018 verzonden.