ECLI:NL:TACAKN:2018:4 Accountantskamer Zwolle 17/1063 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:4
Datum uitspraak: 29-01-2018
Datum publicatie: 29-01-2018
Zaaknummer(s): 17/1063 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Betrokkene is de controlerend accountant van een vereniging ter bevordering van crematie en van de B.V. waarin die vereniging haar zakelijke activiteiten heeft ondergebracht en van de B.V. die uiteindelijk de aandelen in voormelde vennootschap heeft overgenomen. De klacht betreft de door de accountant afgegeven goedkeurende verklaringen inzake voormelde vennootschappen over het jaar 2012 en de veronderstelling dat betrokkene ten onrechte geen melding in het kader van de Wwft aan het FIU heeft gedaan. Ter zitting kan de klacht niet worden uitgebreid inzake de goedkeurende verklaring die betrokkene heeft afgegeven inzake de jaarrekening 2012 van de vereniging en zijn veronderstelde rol bij voormelde aandelentransactie. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2012 van voormelde vennootschappen. Klager heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, daargelaten of er daarvoor aanleiding was, betrokkene geen melding inzake de Wwft bij het FIU heeft gedaan. Betrokkene beroept zich terecht op zijn geheimhoudingsverplichting ingevolge de Wwft over de vraag of hij een melding heeft gedaan. Klager kan niet door het indienen van een tuchtklacht betrokkene dwingen daarover inlichtingen te verschaffen (geen “fishing expedition”).

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1063 Wtra AK van 29 januari 2018 van

Stichting X1 ,

gevestigd te [plaats1],

K L A A G S T E R ,

gemachtigde: drs. X2,

t e g e n

drs. Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. J.F. Garvelink.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 11 mei 2017 ingekomen klaagschrift van 10 mei 2017 met bijlagen;

-        het op 28 juli 2017 ingekomen verweerschrift van dezelfde dag met bijlagen;

-        de op 11 september 2017 ingekomen brief van dezelfde datum met bijlagen van klaagster.

1.2       Conform artikel 25a Wtra zijn de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (Nba) van de door klaagster ingediende klacht op de hoogte gesteld en zijn zij in de gelegenheid gesteld om te verzoeken de behandeling van onderhavige klacht op te schorten, opdat zij onderzoek konden doen naar het handelen of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft en zij naar aanleiding daarvan eventueel zelf een klacht konden indienen. De AFM en de Nba hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.3       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 22 september 2017 waar zijn verschenen: namens klaagster drs. [X2], en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. J.F. Garvelink, advocaat te Amsterdam.

1.4       Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] als registeraccountant ingeschreven in het accountantsregister van thans de Nba.

2.2       Betrokkene is verbonden aan [accountantskantoor1] te [plaats2].

2.3       Betrokkene heeft een goedkeurende controleverklaring gegeven bij de jaarrekening 2012 van [BV1] (hierna: [BV1]) (productie 4 bij het verweerschrift) en bij [BV2] (hierna: [BV2]) (productie 5 bij het verweerschrift).

2.4       Enig aandeelhouder van [BV1] was [de Vereniging] (hierna: de Vereniging). In december 2012 heeft de Vereniging de aandelen [BV1] voor € 12,5 miljoen verkocht aan [BV2]. De aandelen [BV1] zijn op 31 december 2012 geleverd aan [BV2].

2.5       De heer [A] was bestuurder van [BV1] en (volgens de jaarrekening 2012) adviseur/gecommitteerde van het bestuur van de Vereniging en later aandeelhouder van de nieuw opgerichte [BV2].

2.6       De bijlagen bij het onder 1.1 vermelde klaagschrift bestaan uit de jaarrekening 2012 van [BV1] en uit de jaarrekening 2012 van [BV2].

2.7       Bij de onder 1.1 vermelde brief van 11 september 2017 van klaagster zijn de volgende stukken overgelegd:

-de jaarrekening 2012 van de Vereniging;

-enkele pagina’s uit een waarderingsrapport aandelen [BV1] van [accountantskantoor2];

-enkele pagina’s uit een waarderingsrapport aandelen [BV1] van [B] Corporate Finance;

-enkele pagina’s uit een waarderingsrapport aandelen [BV1] van [accountantskantoor3], en

-een brief van 11 september 2017 van klaagster aan [accountantskantoor1], waarin zij vraagt of [accountantskantoor1] onderzoek heeft gedaan naar de aandelenoverdracht (2.4), de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2012 van [BV1], [BV2] en de Vereniging in te trekken en waarin zij vraagt of de mededelingen in de media over de betrokkenheid van [C] bij de Vereniging, [BV1] én [accountantskantoor1] juist zijn.

2.8       In de jaarrekening 2012 van [BV1] is in de toelichting op de geconsolideerde balans onder punt 6.3.5 op pagina 22 onder meer het volgende openomen:

Eigen vermogen

                                                                                                  2012                2011

Eigen vermogen                                                                        €                      €

Stand per 01 januari                                                            20.573.785      18.429.340

Rechtstreekse mutaties in het eigen vermogen            (11.717.915)          148.630

Resultaat                                                                                2.916.058        1.995.815     

Stand per 31 december                                                        11.771.928     20.573.785

(…)

Overzicht van de totale mutatie in het eigen vermogen               €                       €

Geconsolideerd netto-resultaat na belastingen             2.916.058        1.995.815

Rechtstreekse mutaties in het eigen vermogen

Omrekeningsverschillen bedrijfsuitoefening

in het buitenland                                                                       282.085           148.630

Dividenduitkering                                                                (12.000.000)                    0

Totaal van de rechtstreekse mutaties

in het eigen vermogen                                                          (11.717.915)          148.630

Totale mutatie in het eigen vermogen                                 (8.801.857)         2.144.445”.

2.9       In de toelichting op de balans van [BV2] is onder punt 9.2 op pagina 33 van de jaarrekening 2012 onder meer opgenomen:

“Op 31 december 2012 heeft [BV2] 100% van de aandelen in van [BV1]

 verworven.

De aankoopprijs voor deze aandelen bedroeg euro 12.500.000. De reële waarde van de activa en passiva bedroeg op dat moment euro 31.533.288. De transactie resulteerde derhalve in een negatieve goodwill van euro 19.033.288. De negatieve goodwill zal in de komende 16 jaar (het gewogen gemiddelde van de resterende afschrijvingstermijn van de afschrijfbare activa) vrij vallen ten gunste van het resultaat. Deze vrijval zal op een aparte regel in de verlies en winstrekening worden getoond”.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift, de volgende verwijten, waarbij de Accountantskamer opmerkt dat zij in de brief van 11 september 2017 van klaagster geen aanvulling van de klacht heeft aangetroffen:

a. betrokkene heeft ten onrechte goedkeurende controleverklaringen gegeven bij de jaarrekening 2012 van [BV1] en [BV2] en daarmee medewerking verleend teneinde de betaalde koopprijs van de aandelen [BV1] een schijn van redelijkheid te geven;

b. betrokkene heeft nagelaten de aandelentransactie aan de Financial Intelligence Unit (FIU) te melden.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1       Op grond van artikel 31 Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta) juncto artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud, hierna: Wet RA),en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de extern (register)accountant bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wta en Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

wat betreft de omvang van de klacht

4.2       Klaagster heeft eerst ter zitting aan de hand van de onder 2.7 vermelde stukken, en  voor zover de Accountantskamer begrijpt, haar klacht aangevuld ter zake de rol die betrokkene zou hebben gespeeld bij de verkoop van de aandelen (2.4), over de tegenstrijdige belangen die betrokkene zou hebben gediend en voorts geklaagd dat betrokkene de controlewerkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening 2012 van de Vereniging onvolledig, dan wel onjuist heeft uitgevoerd.

De Accountantskamer acht deze aanvulling van de klacht ontoelaatbaar. Deze verwijten en hetgeen in klaagsters pleitnota overigens als klacht moet worden opgevat, zijn in een zodanig laat stadium naar voren gebracht dat betrokkene geen, laat staan voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer tegen deze klachten voor te bereiden en zijn verdediging daarop in te richten. Daarvan uitgaande en in aanmerking nemende dat niet valt in te zien waarom klaagster haar klacht dienaangaande niet eerder had kunnen aanvullen en uitbreiden (bijvoorbeeld in voormelde brief aan de Accountantskamer van 11 september 2017), staan de eisen van een goede procesorde in de weg aan bespreking van deze nieuwe klachtonderdelen. Dit betekent dat dit deel van de klacht, zoals dit door de Accountantskamer is opgevat, buiten behandeling dient te blijven en niet-ontvankelijk wordt verklaard.

wat betreft de ontvankelijke klachtonderdelen

4.3       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 1 januari 2007 tot 4 januari 2014, onder meer worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (RA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1, en voor zover dit plaatshad ná 4 januari 2014, aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4.4       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

klachtonderdeel 3.2.a

4.5       Klaagster heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel aangevoerd dat het eigen vermogen van [BV1] willekeurig en zonder argumenten of toelichting met € 11.717.915 is verminderd tot € 11.771.928 per 31 december 2012 en dat het eigen vermogen van [BV2] per 31 december 2012 € 29.911 bedraagt vanwege een willekeurige vermindering met € 19.033.288.

4.6       Betrokkene heeft als verweer aangevoerd dat de mutatie in het eigen vermogen van [BV1] onder punt 6.3.5 van de jaarrekening (2.8) volledig is toegelicht. Het betreft een post omrekeningverschillen vanwege bedrijfsactiviteiten in niet-Eurolanden en een dividenduitkering. De dividenduitkering is gebaseerd op een geldig aandeelhoudersbesluit en moest op grond van de ten deze toepasselijke Richtlijnen voor de jaarverslaggeving       ( paragraaf 240.403) ten laste van het vermogen worden gebracht.

4.7       Voorts heeft betrokkene aangevoerd dat in de jaarrekening 2012 van [BV2] geen rechtstreekse mutatie in het eigen vermogen heeft plaatsgevonden. Het door klaagster aangehaalde bedrag van € 19.033.288 ziet volgens betrokkene op de verwerking van de negatieve goodwill in verband met de aankoop van de aandelen [BV1]. Die negatieve goodwill is evenwel niet in de (geconsolideerde) balans opgenomen in het eigen vermogen, maar als passiefpost en zal blijkens de toelichting op de (geconsolideerde) balans van [BV2] in 16 jaar vrijvallen ten gunste van het resultaat.

4.8       De Accountantskamer overweegt dat gelet op de op klaagster rustende bewijslast (4.4), het aan haar is om feiten en omstandigheden aan te dragen ter onderbouwing van haar klacht dat betrokkene ten onrechte een goedkeurende controleverklaring heeft gegeven bij de jaarrekeningen 2012 van [BV1] en [BV2].

De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene de door klaagster summierlijk aangedragen feiten en omstandigheden op steekhoudende wijze heeft weerlegd, welke weerlegging klaagster niet althans onvoldoende heeft weersproken..

Gelet op het voorgaande heeft klaagster dan ook niet aannemelijk gemaakt  dat betrokkene ten onrechte goedkeurende controleverklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2012 van [BV1] en [BV2]. Ook de onderbouwing van betrokkenes vermeende handelen “teneinde de betaalde koopprijs van de aandelen [BV1] een schijn van redelijkheid te geven”, door klaagster nader aangeduid als ‘het verhullen van oplichting’ acht de Accountantskamer mede gelet op de onder 2.8 en 2.9 vermelde passages uit de jaarrekeningen niet, althans onvoldoende onderbouwd.

Gelet op het voorgaande komt de Accountantskamer tot de conclusie dat dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.

klachtonderdeel 3.2.b

4.9       Ook inzake klachtonderdeel 3.2.b heeft betrokkene aangevoerd dat klaagster dit verwijt niet heeft onderbouwd en dat het betrokkene niet is toegestaan om over het al dan niet doen van meldingen op grond van artikel 22 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) mededelingen aan derden te doen.

4.10     De Accountantskamer is van oordeel dat – daargelaten het antwoord op de vraag of betrokkene verplicht was tot het doen van een melding op grond van de Wwft – klaagster, op wie in dezen de bewijslast rust (4.3), nog niet het begin van bewijs heeft aangedragen dat betrokkene geen melding heeft gedaan. Daarbij tekent de Accountantskamer aan dat paragraaf 3.5 van de Wwft inderdaad aan betrokkene geheimhouding oplegt over het feit of door hem of zijn accountantsorganisatie een FIU-melding is gedaan. Het zou strijdig zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een ieder door het indienen van een (niet met feiten onderbouwde) tuchtklacht, de facto een zogenaamde fishing expedition, een betrokkene ter afwering van die tuchtklacht zou kunnen dwingen deze geheimhoudingsplicht te doorbreken. Dit klachtonderdeel dient eveneens ongegrond te worden verklaard.

4.11      Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart de klacht, zoals door klaagster ingediend bij haar klaagschrift (3.2.a en 3.2.b) ongegrond en voor zover zij die ter zitting heeft willen uitbreiden (4.2) niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. A.L. Goederee en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2018.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.