ECLI:NL:TGZRZWO:2017:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 081/2016

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:18
Datum uitspraak: 20-01-2017
Datum publicatie: 20-01-2017
Zaaknummer(s): 081/2016
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen arts, voormalig gynaecoloog, die zich inmiddels bezig houdt met alternatieve geneeswijzen. Klachten over schending beroepsgeheim en het lenen van geld van klaagster gegrond. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klachten over de kwaliteit van de geleverde alternatieve geneeswijzen. Berisping.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 januari 2017 naar aanleiding van de op 15 april 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , arts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r  

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlagen;

- de brief van klaagster van 18 augustus 2016;

- brieven van 22 augustus van de secretaris aan partijen;

- brief van klaagster van 22 september 2016;

- brief van verweerder van 26 augustus 2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 29 november 2016, alwaar uitsluitend klaagster is verschenen. Verweerder was behoorlijk opgeroepen voor de zitting en is zonder bericht niet verschenen.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Daarbij wordt aangetekend dat van verweerder weinig tot geen informatie is verkregen.

Verweerder, inmiddels 77 jaar oud, is in het verleden de behandelend gynaecoloog van klaagster geweest. Klaagster is naar haar volle tevredenheid door hem geholpen bij vier zwangerschappen en een miskraam. Na de gynaecologie is verweerder via homeopathie en accupunctuur de weg van de bio-resonantie ingeslagen. Kennelijk behoudt hij door het aanbieden van alternatieve geneeswijzen zijn BIG-registratie. Van 2009 tot 2015 was klaagster weer patiënt bij verweerder, naar eigen zeggen ter zitting omdat zij alternatieve genezing zocht voor haar kwalen en ongemakken.

Partijen zijn het erover eens dat verweerder in 2013 het bedrag van € 20.000,- van klaagster heeft geleend. Klaagster stelt dat zij verweerder in 2015 nogmaals € 5.000,- heeft uitgeleend. Deze laatste onderhandse lening wilde verweerder niet terugbetalen en klaagster heeft een incassobureau ingeschakeld met een rechtszaak tot gevolg. Verweerder heeft in deze rechtszaak e-mailverkeer tussen hem en klaagster overgelegd.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende.

1.    Misbruik van de arts-patiëntrelatie om onder valse voorwendselen en morele druk twee keer € 10.000,- en eenmaal € 5.000,- van haar te lenen.

2.    Schending van zijn beroepsgeheim door het openbaar maken van vertrouwelijke en persoonlijke e-mails waarin vermeldingen van haar (ziekte-)verleden en privéleven staan beschreven.

3.    Klaagster door middel van zelfgemaakte korrels en behandelingen afhankelijk van hem te maken en te beïnvloeden waardoor dit allemaal heeft kunnen plaatsvinden.

4.    Door zijn nutteloze behandelingen, die klaagster ongeveer € 5.000,- hebben gekost, werd zij alleen maar zieker.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.

Verweerder stelt dat hij € 20.000,- van klaagster heeft geleend en dit aan haar zou terugbetalen. Klaagster heeft hem in 2014 € 5.000,- kwijtgescholden. Eind 2014 had verweerder de resterende schuld terugbetaald. Achteraf gezien was het niet handig dat hij dit geld had geleend. Het heeft niets te maken met een arts-patiëntrelatie maar met een vriendschappelijke mens tot mens relatie.

Verweerder heeft zijn beroepsgeheim niet geschonden. Hij heeft zich wel verdedigd tegenover de rechter door uitsluitend e-mailverkeer te tonen dat betrekking had op de financiële situatie.

Verweerder heeft goede ervaringen met zijn behandelingen. De behandelingen zijn altijd vrijwillig en niet opgedrongen. Verweerder heeft nooit zelfgemaakte druppels gegeven. De druppels komen van de firma E en klaagster heeft zelf de druppels besteld en nabesteld bij deze firma. Klaagster kwam altijd vrijwillig en zij heeft nooit eerder geklaagd over de behandelingen van verweerder.

Behandelingen kosten € 80,- per keer. Dat betaalde klaagster altijd direct. Klaagster kwam zelf uit vrije wil weer terug met de wens om behandeld te worden.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel geldt het volgende. Uit verschillende overgelegde e-mails over en weer blijkt dat tussen verweerder en klaagster een persoonlijke, vriendschappelijke relatie was ontstaan. Privézaken en kwesties betreffende door verweerder gegeven behandelingen en klaagsters gezondheid liepen door elkaar. Artikel 1.1.a van het KNMG-standpunt ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelovereenkomst’ bepaalt dat de professionele verantwoordelijkheid vaak een beletsel is om in te gaan op verzoeken van familieleden of bekenden om hen te behandelen, omdat de arts dan niet in staat is voldoende professionele distantie in acht te nemen. Dit vormt weliswaar geen absoluut verbod om vrienden te behandelen of vriend geworden patiënten door te behandelen, maar spoort op zijn minst wel aan tot voorzichtigheid. Hier heeft verweerder - onder enige druk, klaagster wilde immers eerst niet - aanzienlijke sommen geld van klaagster geleend. Klaagster begrijpt niet waarom zij dat gedaan heeft, maar het laat zich goed verklaren vanuit de behandelrelatie tussen haar en verweerder die zijn oorsprong heeft in het verre verleden. Binnen die relatie heeft verweerder misbruik gemaakt van klaagsters afhankelijkheid van hem. Juist het feit dat verweerder haar arts was, anders kwam zij niet bij hem, en verweerder in haar ogen steeds voor haar klaar stond, heeft klaagster ertoe gebracht verweerder het geld te lenen. Het verweer dat verweerder niet de hoedanigheid van arts had bij het lenen van het geld gaat dus niet op. Klaagster is dus ontvankelijk in dit en het volgende klachtonderdeel. Het aangaan van financiële transacties met een patiënt, het misbruik maken van de afhankelijkheid van de patiënt in de arts-patiëntrelatie is tuchtrechtelijk verwijtbaar en het eerste klachtonderdeel is dus gegrond. Partijen hebben overigens nog gedebatteerd over de vraag of verweerder nog € 5.000,- en rente verschuldigd is, maar het is niet de taak van het college daarover te oordelen.

5.2

Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de door verweerder aan de kantonrechter overgelegde e-mails. Het college heeft begrepen en klaagster heeft ter zitting bevestigd dat het haar gaat om de als bijlagen 3 t/m 6 bij klaagschrift en 7 en 8 bij repliek overgelegde e-mails. Klaagster doet daarin, naast de discussie over de leningen en betalingen, ook uitgebreid verslag van haar lichamelijk en emotioneel welbevinden, de behandeling die zij bij verweerder en in de reguliere geneeskunde ontvangt en haar privéleven. Bovendien geeft verweerder adviezen over korrels die hij ter plaatse moet maken, kalktabletten, vitamine D3 en Urticalintabletten, over de wijze van declareren onder een eventuele aanvullende verzekering en biedt hij behandeling aan met Bioresonantie en de Stoel - dat laatste “met een lieve groet”. Het verweer dat de e-mails betrekking hadden op de financiële situatie is ontoereikend. Gegeven de noodzaak die verweerder zag om die gegevens over te leggen in een civiele procedure, had hij de overige informatie kunnen weglaten. Door dat niet te doen, heeft hij zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Het klachtonderdeel is eveneens gegrond.

5.3

Het college ziet aanleiding het derde en het vierde klachtonderdeel gezamenlijk te bespreken. Niet is gebleken dat verweerder, op zijn website en bij de behandelingen, heeft gepretendeerd de reguliere geneeskunde te bedrijven. Klaagster heeft ter zitting laten weten dat zij, zoekend naar alternatieve geneeswijzen naast de reguliere geneeskunde, weer bij verweerder terecht is gekomen. Een arts die een niet-reguliere geneeswijze uitoefent moet nog wel aan de randvoorwaarden die voor reguliere zorgverleners gelden voldoen. Bij voorbeeld, zoals uit de vorige overwegingen mag blijken, die inzake de plicht de professionele grenzen en het beroepsgeheim in acht te nemen. Verwezen kan worden naar de KNMG-gedragsregel ‘De arts en niet-reguliere behandelwijzen’. Het tuchtcollege is voor het overige geroepen te oordelen over het vakinhoudelijke handelen van BIG-geregistreerde zorgverleners in de hoedanigheid waarvoor zij geregistreerd zijn. Deze registratie kunnen zij slechts verkrijgen na een opleiding binnen de reguliere geneeskunde. Getoetst wordt dus aan hetgeen in de reguliere beroepsgroep en wetenschap als norm is aanvaard. Het college oordeelt dus niet inhoudelijk over alternatieve geneeswijzen als door verweerder aangeboden. Het is algemeen bekend te veronderstellen dat deze niet evidence based zijn, dus valt er in feite ook nergens aan te toetsen. Het college acht klaagster daarom in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk.

5.4

Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden. Het beroepsgeheim is een groot goed in de gezondheidszorg en verweerder lijkt zich niet bewust van deze normschending. Verder heeft verweerder zakelijk en privé met elkaar vermengd, hetgeen laakbaar is te noemen. Het college heeft echter slechts deze ene casus onder ogen gekregen en het handelen daarin van verweerder, die in zijn lange staat van dienst nog niet eerder een geslaagde klacht tegen zich heeft gehad, rechtvaardigt niet een zwaardere maatregel dan een berisping.

6.    DE BESLISSING

Het college:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 3 en 4;

- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en berispt verweerder.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter en mr. Th.C.M. Willemse, lid-jurist, en

dr. R.B. van Leeuwen, dr. R. Brons en J.M. Komen, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.