ECLI:NL:TGZRAMS:2017:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/042

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:94
Datum uitspraak: 01-08-2017
Datum publicatie: 01-08-2017
Zaaknummer(s): 2017/042
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de arts dat zij in het kader van een CBR keuring (75+) eigenhandig wijzigingen in de door klaagsters broer ingevulde Eigen Verklaring heeft gebracht, zonder haar broer hiervoor toestemming te vragen. Voorts heeft zij in het bij de Eigen Verklaring gevoegde Geneeskundig verslag onjuiste informatie genoteerd. Gegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 21 januari 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: C.G. Bos,

tegen

C,

arts,

(destijds) werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. E. Doornbosch, advocaat te Amsterdam.

1.        De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 19 april 2017 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 8 juni 2017 ingekomen brief van klaagster met bijlagen.

De klacht is op 20 juni 2017 op een openbare zitting behandeld. Verweerster was aanwezig met haar voornoemde gemachtigde. Klaagster was niet aanwezig, maar werd vertegenwoorgd door haar gemachtigde (tevens haar echtgenoot) voornoemd.

2.        De feiten

2.1.    Klaagster is een zus van de heer E, geboren februari 1937 te F en wonende in G (hierna: betrokkene).

2.2.    Op 16 december 2016 bezocht betrokkene verweerster vanwege een keuring in het kader van een verlenging van het rijbewijs 75+.

2.3.    Betrokkene werd daarbij begeleid door H van I, van wie B wekelijks anderhalf uur thuisbegeleiding ontvangt (hierna: de begeleidster).

2.4.    Betrokkene was via de GGD aangemeld bij I. De begeleiding is vrijwillig. Betrokkene heeft deze nodig om zijn woning niet meer overvol te doen raken. Er is bij de GGD geen psychiatrische stoornis bekend. Betrokkene gebruikt sinds januari 2016 geen medicatie.

2.5.    Bij het keuringsgesprek heeft verweerster het formulier “Eigen verklaring met Geneeskundig verslag (75+)” van het Centraal Bureau voor de afgifte van Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) gebruikt. Dit formulier bestaat uit twee onderdelen: een door de keurling in te vullen Eigen Verklaring, en een door de keuringsarts in te vullen Geneeskundig Verslag.

2.6.    Betrokkene heeft alle in de Eigen Verklaring gestelde vragen beantwoord met “nee”. Betrokkene heeft de Eigen Verklaring ondertekend bij de voorgedrukte zinsnede “ Ondergetekende verklaart bovenstaande vragen zelf en naar waarheid te hebben beantwoord.

2.7.    Verweerster heeft betrokkene vervolgens een aantal vragen gesteld, die deels door hemzelf en deels door zijn begeleidster zijn beantwoord. Daarbij is aan de orde gekomen dat betrokkene in het verleden bezodiazepines gebruikte.

2.8.    Verweerster heeft vervolgens, in betrokkenes bijzijn maar zonder daarvoor zijn toestemming te vragen, twee van zijn “nee”- antwoorden veranderd in “ja”. Het betreft de vragen:

4.       Maakt u misbruik van of hebt u misbruik gemaakt van alcohol, geneesmiddelen, drugs of andere geestverruimende of bedwelmende middelen of bent u daarvoor ooit onderzocht of onder behandeling geweest?

en

9.       Gebruikt u medicijnen die volgens de bijsluiter de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, zoals slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen, antidepressieve middelen, antipsychotische middelen of opwekmiddelen?

2.9.    In het door verweerster ondertekende “Geneeskundig Verslag voor de rijbewijskeuring van ouderen” heeft zij bij de vraag B2 (“Hoe is de psychische toestand? Gebruik alstublieft OPS ”) de keuze “ goed ” aangekruist. Als OPS score heeft zij aanvankelijk 9-9-9 of 7-7-7 ingevuld. Gaandeweg de keuring heeft zij dit gewijzigd in 6-6-6 met de opmerking “ heeft thuis begeleiding. ”

2.10.   In het open veld onderaan het Geneeskundig Verslag noteerde verweerster:

3/9 Benzodiazepine.

Verslaving/misbruik 1980-2005.

Behandelt in J. Volledig afgebouwd.

Gebruikt sinds 2009 geen medicatie, geen benzodiazepines meer. Geen terugval gehad, 10 jaar klachtenvrij. Heeft wel thuis begeleiding via sociaal netwerk: thuisbegeleiding ivm psychiatrische problematiek.

2.11.   Betrokkene heeft tijdens het keuringsgesprek niet geprotesteerd tegen de manier waarop verweerster het formulier heeft aangepast en ingevuld.

2.12.   Daags na het gesprek, op 17 december 2016, heeft de begeleidster per e-mail onder meer het volgende aan klaagster bericht:

Je broer en ik zijn samen naar de medische keuring gegaan en het was best spannend voor hem.

(…)

Ik mocht van hem mee naar binnen (want had het nog niet eerder meegemaakt en vroeg het hem) en je broer heeft keurig op alle vragen geantwoord.

De vrouwelijke arts heeft op het formulier een en ander naar eigen interpretatie aangegeven en je broer is er niet blij mee.

Hij zal het je vast nog vertellen en dat laat ik aan hem.

2.13.   Nadien heeft klaagster met verweerster gecorrespondeerd over de inhoud en een eventuele aanpassing van het formulier. Dat heeft niet tot het insturen van een aangepast formulier geleid. Betrokkene heeft uiteindelijk een herkeuring ondergaan, op grond waarvan hij een geschiktheidsverklaring en een verlenging van zijn rijbewijs heeft ontvangen.

2.14.   In de aanloop naar de behandeling van de onderhavige klacht heeft klaagster de begeleidster per e-mail gevraagd wat zij zich van het keuringsgesprek herinnert. Op 11 januari 2017 heeft de begeleidster klaagster bericht:

Geen enkele keer werd aan E gevraagd of hij er al dan niet instemt met eventueel aanpassing/verandering van antwoord op gestelde vragen aangegeven op het formulier.

2.15.   Op 19 maart 2017 schrijft de begeleidster per e-mail aan klaagster:

Wat ik heb aangegeven in het gesprek is alleen een verduidelijking van hetgeen E zelf verteld heeft: Dat hij medicatie heeft gehad en dat hij dat al sinds een groot aantal jaren niet meer doet.

Dat hij ooit bij Jis geweest om gesprekken te voeren, waarover E heeft verteld dat dat de enige ondersteuning is geweest omdat hij zich toen niet goed voelde.

Verder heeft hij volgens mij juiste erheen goed alle vragen beantwoord en wist hij heel precies de datum van de dag dat we er waren, zijn geboortedatum enz. (weet niet meer wat er verder gevraagd werd) aan te geven.

Op haar vraag waarom ik als begeleidster bij E thuis kom [toevoeging college: hier is een stukje tussen haakjes geplaatste tekst onleesbaar gemaakt] heb ik geantwoord dat E het prettig vindt om spullen te bewaren en dat we er samen op toezien dat het huis niet te vol raakt.

3.        De klacht en het standpunt van klaagster

            De klacht valt in twee onderdelen uiteen:

a.    verweerster heeft betrokkenes Eigen Verklaring eigenhandig en zonder zijn toestemming gewijzigd;

b.    verweerster heeft in het Geneeskundig Verslag onjuiste en irrelevante informatie opgenomen.

4.            Het standpunt van verweerster

Verweerster bestrijdt dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1.    Ingevolge artikel 65, eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van onder meer een rechtstreeks belanghebbende. Nu klaagster betrokkenes zus is en betrokkene het klaagschrift mede heeft ondertekend en klaagster onbetwist heeft gesteld dat hij ermee akkoord is gegaan dat zij dit op zich zou nemen, kan klaagster in haar klacht worden ontvangen.

5.2.    Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.3.    Klachtonderdeel a stelt aan de orde dat verweerster de Eigen Verklaring eigenmachtig heeft gewijzigd. Verweerster heeft ter zitting erkend dat betrokkene daarvoor geen toestemming gaf: zij stelt de aanpassing (naar het college begrijpt: als voldongen feit) aan hem te hebben medegedeeld en is vervolgens van zijn stilzwijgende toestemming uitgegaan. Verweerster voegt daar aan toe dat zij dit zo doet omdat de Eigen Verklaring geen onjuistheden mag bevatten. Verweerster miskent daarmee dat de Eigen Verklaring niet haar verklaring, maar die van de betrokken keurling is. Indien deze ervoor kiest om de verklaring niet naar waarheid in te vullen (het college laat in het midden of dat hier het geval was), zijn dat zijn onwaarheden en niet die van verweerster. Als een antwoord bij nadere beschouwing verbetering behoeft, dan dient die verbetering dus ofwel door de keurling zelf, ofwel met zijn uitdrukkelijk goedvinden (oftewel, meer juridisch geformuleerd: machtiging) te worden aangebracht. Als de keuringsarts, zoals hier is gebeurd, op een antwoord van een keurling wijzigingen aanbrengt, dient dat zichtbaar te worden gemaakt (bijvoorbeeld met een parafering). Bij gebreke daarvan kan de verklaring niet, althans niet betrouwbaar, als verklaring van de keurling gelden.

Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij dagelijks antwoorden van keurlingen verandert, en dat zij dat dan op het andere blad toelicht. Dat laatste is hier niet voldoende duidelijk gebeurd, maar dat zou het hiervoor geschetste principiële bezwaar ook niet hebben weggenomen.

De klacht is gegrond.

5.4.    Hoewel klachtonderdeel a specifiek over het gebrek aan toestemming voor aanpassing van de antwoorden klaagt, hecht het college eraan om daarnaast op te merken dat die aanpassing in ieder geval op het punt van vraag 9 (medicatiegebruik) feitelijk onjuist is. De stelling van verweerster dat daar het antwoord “ja” op zijn plaats zou zijn, is immers niet te rijmen met het gegeven dat betrokkene op dat moment geen medicatie gebruikte, hetgeen verweerster blijkens haar eigen Geneeskundig Verslag (waarover hierna meer) ook wist. Ter zitting heeft verweerster gesteld dat deze vraag met “ja” moet worden beantwoord als de bedoelde medicatie binnen een tijdvak van ruwweg een jaar vóór de keuring nog werd gebruikt. Nog daargelaten of dat laatste hier het geval is, geeft verweerster daarmee een te ruime interpretatie van de (hiervoor bij 2.8 geciteerde) vraag.

5.5.    Klachtonderdeel b betreft de vraag of het Geneeskundig Verslag voldoende zorgvuldig is opgemaakt. Het college beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

Verweerster heeft in het verslag genoteerd dat bij betrokkene sprake is van psychiatrische problematiek (vgl. 2.10). Het college acht die constatering te kort door de bocht. Dat betrokkene (enige) thuisbegeleiding nodig heeft om zijn huishouden onder controle te houden maakt, zonder nadere toelichting, nog niet dat er gesproken kan worden van psychiatrische problematiek. Een “hoarding disorder“, waar verweerster in haar verweerschrift naar hint, is bij betrokkene nooit vastgesteld en ook van andere psychiatrische diagnoses is bij hem geen sprake. Bij doorvragen zou dit snel zijn gebleken. Voorts valt niet zonder meer in te zien op welke manier het gegeven dat betrokkene anderhalf uur per week thuisbegeleiding behoeft zijn rijvaardigheid beïnvloedt. Door zonder nadere toelichting te noteren dat er sprake is van psychiatrische problematiek (die ook nog eens niet nader wordt gespecificeerd) heeft verweerster een beeld van betrokkene geschapen dat sterk gerelativeerd behoorde te worden of in ieder geval meer uitleg verdiende. Verweerster heeft ter zitting aangegeven dat zij zorgen had op het punt van betrokkenes cognitie, maar daarvoor is geen aanwijzing te vinden in haar Geneeskundig Verslag.

Verder heeft verweerster in het verslag vermeld dat er geen sprake meer is van medicatiegebruik, een mededeling die op zichzelf juist is, maar haaks staat op de wijziging die zij in de Eigen Verklaring aanbracht in het antwoord op vraag 9.

Ten slotte merkt het college op dat het bij een OPSscore van 666 moeilijk te begrijpen is dat de vraag naar betrokkenes psychische toestand met “goed” werd beantwoord. Het geheel overziend acht het college het Geneeskundig Verslag slordig, kort door de bocht en qua feiten niet voldoende betrouwbaar.

Daarmee is ook klachtonderdeel b gegrond.

5.6.    Nu de klachten gegrond zijn, ligt de vraag voor welke straf of maatregel hier passend is. Het college neemt daarbij in overweging dat verweerster, die naar eigen zeggen al duizenden keuringen deed, de hiervoor klachtwaardig bevonden handelwijze tot haar vaste aanpak rekent. Afgaand op verweersters houding ter zitting valt het het college op dat zij zich kennelijk ook achteraf bezien niet afvraagt of een andere aanpak niet wijzer zou zijn. Aldus is  sprake van een stelselmatig patroon van onzorgvuldigheid en miskenning van belangen van keurlingen.

Het college is van oordeel dat verweerster hiervoor dient te worden berispt.

6. De beslissing

Het college:

verklaart de klachtonderdelen gegrond

en

legt op de maatregel van berisping.

Aldus beslist op 20 juni 2017 door:

mr. A.M. Koene, voorzitter,

M.A. de Meij, huisarts,

P.G.J. Koch, bedrijfsarts,

dr. A.N.H. Weel, bedrijfsarts,

mr.S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door mr. C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 1 augustus 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. voorzitter                                              w.g. secretaris