ECLI:NL:TGZRAMS:2017:100 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/443

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:100
Datum uitspraak: 29-08-2017
Datum publicatie: 29-08-2017
Zaaknummer(s): 2016/443
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, onder meer dat hij geen navraag heeft gedaan bij zijn behandelaren, geen kennis heeft genomen van klagers medicatie en verkeerde adviezen heeft gegeven aan zijn (ex)werkgever. Verweerder voert verweer. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 18 november 2016 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

bedrijfsarts,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. A.C. Zentveld, jurist Zorg van de Zaak Netwerk.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek (waaronder de brief van 10 februari 2017 van klager);

-                      het proces-verbaal van het op 27 maart 2017 gehouden vooronderzoek;

-                      de brief van 15 juli 2017 met bijlagen van klager.

De klacht is op een openbare zitting van 8 augustus 2017 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerder werd bijgestaan door mr. Zentveld.

2.         De feiten

2.1       Klager, geboren op augustus 1952, was sinds 1987 voor 16 uur per week werkzaam bij E als administratief medewerker en secretaris van het dagelijks bestuur. Hij was daarnaast ook deels arbeidsongeschikt en ontving een WAO-uitkering.

2.2       Bij e-mail van 20 februari 2013 heeft klager zich ziekgemeld bij zijn werkgever. In de e-mail heeft klager als klachten vermeld: steek- en pijnaanvallen in het operatiegedeelte waar in 2007 een bijnier en een kleine tumor op de nier van klager zijn verwijderd.

2.3       Naar aanleiding van de ziekmelding heeft F voor de werkgever de verzuimbegeleiding ten behoeve van klager uitgevoerd. Klager is begeleid door verweerder, die destijds als bedrijfsarts in dienst was van F.

2.4       Op 19 maart 2013 heeft klager het eerste consult bij verweerder gehad. In het medische dossier van klager heeft verweerder voor zover van belang het volgende genoteerd:

Datum: 19-03-2013 (..)

Daarnaast voor 16 uur per week, verdeeld over 3 dagen per week werkzaam als secretaris/bestuurder van een vakbond voor kermisbedrijven E. Betr. zegt de afgelopen 2 jaar door een “hel” te zijn gegaan zowel fysiek als mentaal. Heeft medische voorgeschiedenis van depressie, niertumor, misbruikt in de jeugd (door pastoor). Aanleiding ziekmelding is overigens een conflict met de voorzitter die zich ook directeur noemt. Er is een polemiek gaande, e-mailverkeer die betrokkene zich sterk heeft aangetrokken. (..) Obv huisarts, depressieve klachten, “zit in de genen”.

2.5       Eind april 2013 zijn klager en zijn werkgever een mediation traject gestart, welke begin mei 2013 is geëindigd. In het medisch dossier van klager heeft verweerder daarover genoteerd:

(..) Datum: 02-05-2013. Vanmiddag om 14:00 uur is er weer een gesprek met mediator. Hoopt zelf op terugkeer. Heeft ook voorstel ingediend wat hij kan doen voor wg binnen de 16 uur per week dat hij werkzaam is. (..)

Afgesproken belafspraak over 3 weken.

2.6       Op 8 mei 2013 is klager door de werkgever hersteld gemeld bij F.

2.7       Op 7 juni 2013 heeft de werkgever ten aanzien van klager een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV.

2.8       Bij e-mail van 24 juni 2013 heeft klager zich wederom ziekgemeld bij zijn werkgever.

2.9       Op 25 juni 2013 heeft verweerder klager gebeld. In het procesdossier ten aanzien van klager heeft verweerder op die datum de volgende notitie gemaakt: (..) No Show! Betr. gebeld op zijn 06nr. Heeft geen uitnodiging voor spreekuur ontvangen. Heeft zich op advies van advocaat ziek gemeld per 24/6. (..)

In principe gaat het om dezelfde kwestie als waarvoor wg het verzuim heeft afgesloten op 8 mei 2013. (..)

Ik heb betrokkene duidelijk gemaakt dat m.i. geen heropening van Ziektewet aan de orde is en partijen dit langs juridische en arbeidsrechtelijke weg dienen op te lossen. (..)

Indien niet akkoord kan een deskundigenoordeel van UWV worden overwogen.

Herstelmelding. (..)

2.10     Op 27 juni 2013 is klager hersteld gemeld bij F. Daarna is er een derde periode van arbeidsongeschiktheid gevolgd van 31 juli 2013 tot 16 augustus 2013.

2.11     Op 16 augustus 2013 is klager voor het laatst op het spreekuur van verweerder geweest. In de terugkoppeling aan de werkgever van dezelfde datum heeft verweerder onder meer vermeld:

(..)Advies:

Ik heb geen argumenten die mijn standpunt wijzigen m.b.t. de arbeidsongeschiktheidssituatie van uw medewerker. Ik heb dit betrokkene ook op mijn spreekuur gezegd. (..)

Ik stel mij ongewijzigd op het standpunt dat er geen medische redenen (meer) zijn die betrokkene in de weg staan om zijn werkzaamheden waarvoor hij laatstelijk werkzaam was, volledig te hervatten. (..)

2.12     In december 2013 is verweerder met pensioen gegaan. Bij die gelegenheid heeft verweerder de informatie die klager hem over het vroegere misbruik had gegeven vernietigd.

2.13     In 2014 is klager door zijn werkgever ontslagen nadat het UWV in september 2013 een ontslagvergunning had afgegeven.

2.14     Op 20 april 2015 heeft klager jegens F een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Arbodiensten, deels gericht op het handelen van verweerder. Op 23 november 2015 heeft de commissie uitspraak gedaan en de klachten van klager jegens verweerder niet-ontvankelijk verklaard.

2.15     Op 15 december 2015 heeft een andere bedrijfsarts van F (op dat moment “F” genoemd), (verweerster bij een eveneens door klager bij het college aanhangig gemaakte zaak met nummer 16/444) een “second opinion” (in de vorm van een dossiertoetsing) uitgebracht met als conclusie dat door verweerder bij de verzuimbegeleiding en bedrijfsgeneeskundige beoordeling vanwege een werkgerelateerd conflict tussen klager en ex-werkgever voldoende vakkundig en zorgvuldig gehandeld is, conform de geldende richtlijnen.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

-                      ondanks herhaald verzoek van klager geen navraag heeft gedaan bij zijn behandelaars (de huisarts en de internist endocriene ziekten) over zijn medische voorgeschiedenis;

-                      het bij het eerste consult met klager op 19 maart 2013 niet nodig vond kennis te nemen van de zware medicijnen die aan klager waren voorgeschreven;

-                      bij herhaling verkeerde adviezen/bevindingen aan de ex-werkgever van klager heeft gegeven;

-                      bij zijn pensionering door klager aangeleverde informatie heeft vernietigd.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van profes-

sioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Verder staat bij de beoordeling het persoonlijk handelen van verweerder centraal.

5.2       Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel.

Voorop staat dat op verweerder geen verplichting rustte om gedurende de verzuimbegeleiding navraag te doen bij de behandelaars van klager. Het is aan het professionele oordeel van de arts zelf voorbehouden om dat al dan niet te doen. Verweerder was op de hoogte van de medische voorgeschiedenis van klager, hetgeen ook blijkt uit de verslaglegging van het eerste consult op 19 maart 2013. Ter zitting heeft verweerder voldoende uiteengezet dat hij daarin geen aanleiding zag om tot raadpleging van de behandelende sector van klager over te gaan. Voorts is gebleken dat klager er ook niet sterk bij verweerder op heeft aangedrongen dat hij zijn behandelend artsen zou benaderen. Klager heeft wel de mogelijkheid geopperd, maar verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij genoeg medische informatie voorhanden had om zich een oordeel te kunnen vormen. Niet is gebleken dat verweerder op dit onderdeel onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3       Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel.

Ter zitting heeft klager verklaard dat hij tijdens het eerste consult op 19 maart 2013 al zijn medicijndoosjes bij zich had en uit de verslaglegging van dit consult volgt dat verweerder op de hoogte was van de medische voorgeschiedenis van klager (waaronder de depressieve klachten). Het college kan dus niet vaststellen dat verweerder geen kennis heeft genomen van de aan klager voorgeschreven medicijnen. De aard van de door klager gebruikte medicatie vormde, naar het oordeel van het college, op zichzelf genomen geen noodzaak voor raadpleging door verweerder van de huisarts van klager. Dit klachtonderdeel slaagt niet.

5.4       Ten aanzien van het derde klachtonderdeel.

Ter zitting heeft klager een nadere toelichting gegeven op dit onderdeel. Klager verwijt verweerder dat hij op 8 mei 2013 hersteld is gemeld en dat hij daarvan niet op de hoogte was gesteld. Hij heeft dat via de helpdesk van F moeten horen, aldus klager. Uit het feitencomplex (zie 2.5 tot en met 2.11) en op de zitting is niet gebleken dat verweerder op dit onderdeel onzorgvuldig heeft gehandeld. Op 2 mei 2013, toen het mediationtraject nog liep, hebben partijen elkaar gesproken en is een belafspraak voor eind mei 2013 gemaakt. In de tussentijd strandde echter het mediationtraject en werd klager door F hersteld gemeld. Pas nadat klager zich wederom had ziekgemeld op 24 juni 2013 werd het contact tussen partijen vervolgd. Een (telefonische) afspraak voor 25 juni 2013 ging vervolgens niet door omdat klager niet reageerde. Een laatste contact heeft vervolgens op 16 augustus 2013 plaatsgevonden.

In het procesdossier (bij de feiten onder 2.9 en 2.11) staan overigens de adviezen beschreven die verweerder ten aanzien van klager aan de werkgever heeft gegeven en die ook tot herstelmeldingen hebben geleid. Klager heeft ter zitting niet nader onderbouwd waarom deze adviezen niet kloppen. Wel heeft hij in het algemeen betoogd dat hij door zijn medische klachten en door zijn misbruikverleden arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft een andere visie. Volgens verweerder was er tijdens het verzuim van klager – en dat bleek volgens verweerder al uitdrukkelijk tijdens het eerste consult op 19 maart 2013 - sprake van een arbeidsconflict, met als gevolg van dit conflict stressgerelateerde medische klachten. Verweerder heeft vervolgens de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten (bijlage V verweerschrift) toegepast en heeft geconstateerd dat er geen medische redenen waren die klager in de weg stonden om de werkzaamheden volledig te hervatten. Niet is gebleken dat verweerder met de informatie die hij had niet tot dit oordeel kon komen en onjuist heeft geadviseerd.

5.5       Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel.

Het college is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door informatie van klager (over zijn misbruikgeschiedenis binnen de G) bij zijn pensionering te vernietigen. Het ging immers om gedetailleerde informatie die volgens verweerder niet relevant was voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid of verzuimbegeleiding op dat moment. Bovendien heeft verweerder in de verslaglegging van het eerste consult op 19 maart 2013 wel vermeld dat er sprake was van een misbruikgeschiedenis. Verweerder achtte de nadere informatie over het misbruik niet relevant voor het medisch dossier. Aangezien het ging om zeer privacygevoelige, vertrouwelijke informatie is het college van oordeel dat verweerder juist zorgvuldig heeft gehandeld door deze te vernietigen en te voorkomen dat derden daarvan kennis zouden kunnen nemen.

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht in al haar onderdelen af.

Aldus beslist door:

mr. W.A.H. Melissen, voorzitter,

mr. drs. E.G. van der Jagt, drs. A. Wewerinke en dr. A.N.H. Weel, leden-arts,

mr. dr. E. Pans, lid-jurist,

bijgestaan door mr. G.H. Felix, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                   WG  voorzitter