ECLI:NL:TADRSHE:2017:187 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-581/DB/OB/D

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:187
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 24-11-2017
Zaaknummer(s): 17-581/DB/OB/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Financiële praktijkvoering van verweerders kantoor jarenlang niet in overeenstemming met de vigerende regelgeving, voortvloeiend uit respectievelijk de Boekhoudverordening, de Verordening op de administratie en de financiële integriteit en de Voda. Gegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 20 november 2017

in de zaak 17-581/DB/OB/d

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 18 juli 2017 met kenmerk nr. 48/17/033K , door de raad ontvangen op 20 juli 2017 , heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 2 oktober 2017 in aanwezigheid van deken, vergezeld van mevrouw M., adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-           de brief van de deken d.d. 18 juli 2017 en de daaraan gehechte stukken.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1     Op 23 februari 2016 heeft mr. N, secretaris/penningmeester van de raad van de orde in het arrondissement Oost-Brabant, vergezeld van mevrouw M, adjunct-secretaris van die raad, een kantoorbezoek afgelegd aan verweerders kantoor.

2.2     Bij gelegenheid van het kantoorbezoek heeft verweerder verklaard dat hij vanaf de oprichting van zijn kantoor in 1995 derdengelden via zijn kantoorrekening aan rechthebbenden doet toekomen, waarbij de betalingen regelmatig door het secretariaat werden verricht.

2.3     Verweerder heeft voorts verklaard dat de accountant, zijnde tweede bestuurder van de Stichting Derdengelden, weliswaar een bankpas heeft, maar de overboekingen van derdengelden niet mee-accordeert. Vanaf de oprichting van verweerders kantoor in 1995 is het twee handtekeningenvereiste niet gevolgd. Na het kantoorbezoek is gebleken dat van een tweede bankpas, anders dan verweerder tijdens het kantoorbezoek had medegedeeld, geen sprake was. De tweede pas moest nog worden aangevraagd. Na het kantoorbezoek is verweerder nog enkele weken doorgegaan met het verrichten van betalingen zonder dat invulling werd gegeven aan het twee handtekeningenvereiste.

2.4     Uit de rapportage van de Unit FTA d.d. 14 maart 2017 blijkt dat afspraken met cliënten over het aanwenden van derdengelden ter voldoening van verweerders declaraties niet steeds schriftelijk door hem zijn vastgelegd.

2.5     Bij gelegenheid van het kantoorbezoek is gebleken dat verweerder zich niet altijd heeft vergewist van de identiteit van zijn cliënt.

3          BEZWAAR

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    vanaf de oprichting van zijn kantoor met grote regelmaat derdengelden via zijn eigen kantoorrekening heeft laten lopen teneinde deze vervolgens te doen toekomen aan de rechthebbende;

2.    geen invulling heeft gegeven aan het twee-handtekeningenvereiste. De betalingen werden enkel verricht met de digitale handtekening van verweerder en de tweede bestuurder accordeerde de betalingen niet mee;

3.    de betalingen aan de rechthebbende niet zelf heeft verricht, maar door het secretariaat van zijn kantoor heeft laten verrichten;

4.    in strijd met de waarheid aan degenen die het kantoorbezoek hebben afgelegd heeft medegedeeld dat er wel twee bankpassen waren, maar dat de tweede pas alleen nog moest worden geactiveerd. Dit bleek niet waar te zijn; er was nog geen tweede bankpas, zodat verweerder ook zijn toezegging ten tijde van het kantoorbezoek, om de tekortkomingen terstond te herstellen, niet kon uitvoeren;

5.    heeft nagelaten om de dubbele tekortkoming te herstellen en na het kantoorbezoek is doorgegaan met deze handelwijze;

6.    met cliënten afspraken heeft gemaakt over het aanwenden van derdengelden ter voldoening van zijn declaraties, terwijl hij deze afspraak met slechts één cliënt schriftelijk heeft vastgelegd;

7.    zich niet altijd heeft vergewist van de identiteit van zijn cliënt.

4          VERWEER

4.1     Verweerder erkent de juistheid van de verwijten van de deken. Verweerder wist dat zijn financiële praktijkvoering niet in overeenstemming was met de vigerende regelgeving, maar het kwam er steeds maar niet van om de situatie in overeenstemming met de geldende regelgeving te brengen.

5          BEOORDELING

5.1     Verweerder heeft de juistheid van de bezwaren van de deken erkend.

5.2     In paragraaf 6.5 van de Verordening op de Advocatuur (hierna: “Voda”) zijn regels vastgelegd omtrent de ontvangst en doorbetaling van derdengelden en de beschikbaarheid en het bestuur van een stichting derdengelden en de eisen die aan een dergelijke stichting worden gesteld. Artikel 6.19 Voda bevat een zorgplicht voor de advocaat die erop moet toezien dat derdengelden niet naar hemzelf moeten worden overgemaakt. Derdengelden dienen zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende te worden overgemaakt. Ontvangen derdengelden mogen enkel worden aangewend voor de betaling van de eigen declaratie van de advocaat indien de cliënt hiermee expliciet instemt en die instemming schriftelijk is vastgelegd. Artikel 6.21 bepaalt dat een advocaat een stichting derdengelden ter beschikking dient te hebben, die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in artikel 6.22. Artikel 6.22 lid 8 Voda bepaalt dat de stichting in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie er ten minste een advocaat is. Bestuurders zijn gezamenlijk bevoegd. De gezamenlijke uitoefening van deze bevoegdheid moet ook blijken uit de administratie van de opdrachten tot het overmaken van gelden en er moet sprake zijn van een dubbele elektronische autorisatie. Artikel 7.1 Voda verplicht de advocaat zich bij de aanvaarding van de opdracht te vergewissen van de identiteit van de cliënt.

5.3     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de artikelen 6.19, 6.22 en 7.1 Voda hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is in de zin van artikel 46 Advocatenwet.

5.4     Nu verweerder de bezwaren van de deken heeft erkend en vast staat dat de financiële praktijkvoering van verweerders kantoor jarenlang niet in overeenstemming is geweest met de vigerende regelgeving, voortvloeiend uit respectievelijk de Boekhoudverordening, de Verordening op de administratie en de financiële integriteit en de Voda, zal de raad het dekenbezwaar dan ook in alle onderdelen gegrond verklaren.             

6       MAATREGEL

6.1     Verweerder heeft structureel niet voldaan aan de eisen van een behoorlijke financiële praktijkvoering. Verweerder heeft deze situatie, wetende dat op zijn kantoor werd gehandeld in strijd met de van toepassing zijnde regelgeving, gedurende een groot aantal jaren laten voortbestaan. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad echter ook in aanmerking dat niet is gebleken van malversaties, noch van schending van de financiële belangen van verweerders cliënten of van andere rechthebbenden. De raad acht gezien het vorenstaande een berisping passend en geboden.

7        KOSTENVEROORDELING

7.1.    De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,= en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart het bezwaar van de deken gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en  A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2017

verzonden aan:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl