ECLI:NL:TADRSHE:2017:169 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-222 DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2017:169
Datum uitspraak: 11-09-2017
Datum publicatie: 25-09-2017
Zaaknummer(s): 17-222 DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: In strijd gehandeld met gedragsregel 17 door de rechtbank in het verzoek om aanhouding in strijd met de waarheid voor te lichten. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager te beschuldigen van het aanzetten van zijn cliënt tot het indienen van een klacht tegen verweerder, nu verweerder dit verwijt heeft ingetrokken. Deels gegrond, deels ongegrond. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden: berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  11 september 2017

in de zaak 17-222/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 1 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 15 maart 2017 met kenmerk nr. K17-037, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 juli 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 15 maart 2017 en de daaraan gehechte stukken.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Klager staat als advocaat H B.V. bij, in haar geschil met P B.V., die wordt bijgestaan door verweerder.

2.2      Verweerder heeft H B.V. bij aan klager gerichte brief d.d. 14 april 2016 namens P B.V. gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 51.792,80 en aangezegd dat bij uitblijven van betaling een verzoek tot faillietverklaring zou worden ingediend. Omdat betaling uitbleef heeft verweerder bij e-mailbericht aan klager d.d. 20 april 2016 het betalingsverzoek herhaald en indiening van het faillissementsverzoek aangekondigd.

2.3      Op 28 april 2016 heeft verweerder namens P B.V. een verzoek tot faillietverklaring van H B.V. bij de rechtbank Limburg ingediend. Dit verzoek zou worden behandeld op 31 mei 2016. Daags voor de zitting heeft verweerder een verzoek tot aanhouding van de behandeling van het faillissementsrekest bij de rechtbank ingediend en daarin aangegeven dat partijen in onderhandeling waren, reden waarom twee weken aanhouding werd verzocht. Voorts heeft verweerder in het aanhoudingsverzoek vermeld dat hij klager op de hoogte had gesteld van het verzoek, dat klager hem had medegedeeld dat hij niet ter zitting zou verschijnen en dat het aanhoudingsverzoek mede namens klager werd gedaan. Het aanhoudingsverzoek is om 11.47 uur verzonden. Diezelfde middag heeft klager een verweerschrift ingediend, waarvan hij verweerder om 13.18 uur een afschrift heeft toegezonden. Verweerder heeft het aanhoudingsverzoek om 15.52 uur, derhalve meer dan vier uur nadat hij het bij de rechtbank had ingediend, aan klager doorgestuurd.

2.4      Klager is op 31 mei 2016 ter zitting verschenen en heeft daar aan de rechtbank te kennen gegeven dat het uitstelverzoek onjuist was omdat partijen niet in onderhandeling waren. De rechtbank heeft de behandeling van het faillissementsrekest vervolgens met een week aangehouden en heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere uitleg te geven. Verweerder heeft bij brief van 1 juni 2016 aan de rechtbank te kennen gegeven dat hij niet anders kon dan te vermelden dat partijen in onderhandeling waren omdat het automatische formulier dat voor een aanhoudingsverzoek moet worden gebruikt geen andere mogelijkheden geeft.

2.5     Op 6 juni 2016 heeft verweerder het faillissementsrekest ingetrokken.

2.6     Bij brief d.d. 22 juli 2016 heeft verweerder bij de deken een klacht ingediend tegen klager. In die brief heeft verweerder gesteld dat klager zijn cliënte, H B.V., heeft aangezet tot het indienen van een onterechte klacht tegen verweerder. Dit verwijt heeft verweerder nadien ingetrokken.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in strijd met gedragsregel 17 heeft gehandeld door:

                        1.         de rechtbank onjuist voor te lichten over de gang van zaken rondom het aanhoudingsverzoek;

2.         in zijn klacht klager ervan te beschuldigen dat deze zijn cliënte had aangezet tot het indienen van een onterechte klacht jegens verweerder.

                          3.2    Toelichting:

                 Verweerder heeft in strijd met de waarheid bij de rechtbank als reden voor het aanhoudingsverzoek aangegeven dat partijen in onderhandeling waren, dat hij klager op de hoogte had gesteld van het verzoek, dat klager hem had medegedeeld dat hij niet ter zitting zou verschijnen en dat het aanhoudingsverzoek mede namens klager werd gedaan. Verweerder heeft het aanhoudingsverzoek echter pas vier uur nadat hij het bij de rechtbank had ingediend aan klager doorgestuurd. Klager wilde helemaal geen aanhoudingsverzoek nu de belangen van zijn cliënte bepaaldelijk vorderden dat het faillissementsverzoek zo snel mogelijk van tafel was, omdat een lopend faillissementsverzoek de belangen van de onderneming ernstig kan schaden.

4          VERWEER

4.1     Strikt genomen is hetgeen verweerder in het aanhoudingsverzoek aan de rechtbank heeft voorgehouden niet juist. Maar in de faillissementspraktijk is het gebruikelijk om de rechtbank om aanhouding te verzoeken en verweerder verkeerde in de veronderstelling dat hij klager een plezier deed met het indienen van een aanhoudingsverzoek. Verweerder heeft geprobeerd om voorafgaand aan het aanhoudingsverzoek contact te krijgen met verweerder maar dat is niet gelukt. Verweerder moest gebruik maken van een voorgedrukt formulier waarbij voor een van de voorgedrukte opties moest worden gekozen. Verweerder heeft de rechtbank niet moedwillig verkeerd voorgelicht.

4.2     Verweerder erkent voorts dat het aanhoudingsverzoek pas vier uur nadat het bij de rechtbank is ingediend aan klager is gestuurd. Reden voor het tijdsverschil tussen de verzending aan de rechtbank en aan klager, was dat het secretariaat dictaten op volgorde uitwerkt en de brief simpelweg niet eerder heeft verzonden.

4.3     Het is juist dat verweerder klager ervan heeft beschuldigd dat hij zijn cliënte had aangezet tot het indienen van een klacht jegens verweerder. Verweerder heeft deze beschuldiging echter ingetrokken.

5          BEOORDELING

5.1     Klager verwijt verweerder dat hij niet de nodige welwillendheid tussen advocaten in acht heeft genomen en aldus heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 17. Gedragsregel 17 schrijft voor dat advocaten, in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen, behoren te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

5.2     Klachtonderdeel 1

Ter zitting heeft verweerder uitdrukkelijk erkend dat hij de rechtbank niet in overeenstemming van de waarheid heeft voorgelicht door in het verzoek om aanhouding te vermelden dat partijen in onderhandeling waren, dat hij klager op de hoogte had gesteld van het verzoek, dat klager hem had medegedeeld dat hij niet ter zitting zou verschijnen en dat het aanhoudingsverzoek mede namens klager werd gedaan. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat partijen niet in onderhandeling waren, dat klager niet op de hoogte was van het aanhoudingsverzoek, dat hij daarmee dus evenmin had ingestemd en dat het verzoek ook niet mede namens hem werd gedaan. Voorts staat vast dat klager niet aan verweerder had medegedeeld dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Derhalve staat vast dat verweerder in strijd met de waarheid heeft verklaard en de rechtbank van onjuiste informatie heeft voorzien. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.3     Het feit dat voor het indienen van een aanhoudingsverzoek een standaardformulier moet worden gebruikt dat standaardtekst bevat en moet worden ingevuld door het zetten van kruisjes, maakt dit niet anders. Nu het formulier waarmee het verzoek tot aanhouding moet worden ingediend moet worden uitgeprint en verzonden, had verweerder een begeleidend schrijven bij het aanhoudingsformulier kunnen voegen en daarin de werkelijke gang van zaken en redenen voor het aanhoudingsverzoek kunnen vermelden. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij vergeefs had geprobeerd om contact te krijgen met klager en dat hij meende dat hij klager een plezier zou doen met het indienen van het verzoek om aanhouding, maar naar het oordeel van de raad kan dat verweer hem niet baten, nu deze omstandigheden niet wegnemen dat de inhoud van het door verweerder geformuleerde aanhoudingsverzoek in strijd met de waarheid is. In het midden kan blijven of verweerder, zoals hij stelt, meerdere keren vergeefs heeft geprobeerd om contact te krijgen met klager. Immers, ook indien verweerder geen contact met klager kon krijgen, stond het verweerder geenszins vrij om de rechtbank in strijd met de waarheid te informeren.

                          5.4     Verweerder heeft voorts erkend dat hij het aanhoudingsverzoek eerst vier uur nadat hij het ingediend bij de rechtbank aan klager heeft doorgestuurd. De raad is van oordeel dat dat te laat is. Verweerder had de advocaat van klaagster gelijktijdig een afschrift van het aanhoudingsverzoek moeten doen toekomen. Door dat niet te doen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder niet de nodige welwillendheid tussen advocaten in acht heeft genomen en aldus heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 17. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

                          5.5     Klachtonderdeel 2

                                    Klager verwijt verweerder voorts dat deze hem ten onrechte ervan heeft beschuldigd dat hij zijn cliënte heeft aangezet tot het indienen van een klacht jegens klager. Verweerder heeft erkend dat hij een dergelijk verwijt aan het adres van klager heeft gedaan. Daarmee staat het onder klachtonderdeel 2 geformuleerde verwijt weliswaar  feitelijk vast, maar, nu als niet dan wel onvoldoende weersproken vast staat dat verweerder zijn verwijt aan het adres van klager vervolgens heeft ingetrokken, is de raad van oordeel dat dit onderdeel van de klacht van onvoldoende gewicht is om verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.  Klachtonderdeel 2 zal derhalve ongegrond worden verklaard.

6          MAATREGEL

                          6.1     Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 17 door de rechtbank verkeerd voor te lichten over de gang van zaken rondom het aanhoudingsverzoek. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Mede gelet op het feit dat verweerder reeds eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld acht de raad in dezen de maatregel van berisping passend.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht ten dele gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,-- aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

-        legt ter zake het gegrond bevonden onderdeel van de klacht aan verweerder op de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,-- aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,-- aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en L.J.G. de Haas, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2017.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2017

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

             Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

             Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

             De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

             Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

             a.         Per post

             Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

             Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

             b.         Bezorging

             De griffie is gevestigd aan het adres:

             Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

             Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

             Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

             c.         Per fax

             Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

             Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             d.         Per e-mail

             Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

             Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl