ECLI:NL:TGDKG:2015:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW276.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:7
Datum uitspraak: 23-01-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDW276.2014
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gevolgen BLOS-regeling. Het BFT verwijt de gerechtsdeurwaarders tot tweemaal toe een onjuiste financiële opgave hebben gedaan door in de aan het BFT verstrekte kwartaalcijfers een bedrag onder de post ‘kruisposten’ op te nemen waarvan ten tijde van de vermelding of de financiering nog niet rond was, of het bedrag  niet tijdig was bijgeschreven op de kwaliteitsrekening. Niet in geschil is dat ten tijde van de indiening van de kwartaalcijfers per 30 juni 2013 nog geen schriftelijke overeenkomst bestond tussen de gerechtsdeurwaarders en de bank over het benodigde aanvullende krediet. Voorts staat vast dat ten tijde van het indienen van de kwartaalcijfers per 30 september 2013 de daarin vermelde positieve bewaringspositie nog niet was gerealiseerd. Het BFT klaagt er terecht over dat de gerechtsdeurwaarders bedragen onder de post kruisposten hebben opgenomen die niet binnen zeven dagen op hun bestemming zijn gearriveerd. Klacht gegrond. Gelet op de ingrijpende regeling met een lastige implementatie, de goede trouw van de gerechtsdeurwaarders en de onduidelijke status van een met hen door het BFT gevoerd gesprek, wordt geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 januari 2015 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 276.2014 ingesteld door:

Het BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT),

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

verschenen bij haar gemachtigde [     ],

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 23 april 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

Op 30 juni 2014 is het verweerschrift met bijlagen, van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

Op 1 juli 2014  heeft het BFT een aan de gerechtsdeurwaarders gezonden brief van 30 juni 2014 toegezonden.

De zaak is behandeld ter zitting van 12 december 2014. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 22 december 2011 heeft de ledenraad van de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) een regeling aangenomen op het gebied van waardering van onderhanden werk en de berekening van de bewaarpositie, de zogenaamde BLOS-regeling.

b)      De gerechtsdeurwaarders dienden op 30 juni 2013 de cijfers op basis van de BLOS-regeling te presenteren. Omdat duidelijk was dat als gevolg van die regelgeving een bewaartekort van + € 800.000,00 zou ontstaan hebben de gerechtsdeurwaarders overleg gevoerd met hun huisbankier[     ]. Uit een brief van de [     ] van 23 juni 2014 blijkt dat [     ] eind mei 2013 mondeling heeft toegezegd welwillend te staan ten aanzien van de verzochte financiering, dat de offerte op 13 augustus 2013 is besproken en dat de definitieve offerte op 10 september 2013 ter tekening is aangeboden aan de gerechtsdeurwaarders.

c)      In de aan het BFT geleverde kwartaalcijfers per 30 juni 2013 wordt een bewaringspositie vermeld van € 156.639. In de toelichting op die cijfers wordt vermeld dat een kredietfaciliteit van € 800.000 is gerealiseerd. Voorts is gemeld dat het bedrag van de uitbreiding is opgenomen onder kruisposten en dat de transactie naar verwachting op 31 augustus juridisch zal zijn afgerond.

d)     Eind augustus/begin september hebben de aandeelhouders van het gerechtsdeurwaarderskantoor een bedrag van € 200.000 gestort op de kwaliteitsrekening van het kantoor en op 20 september 2013 is de kredietovereenkomst met de [     ] ondertekend tot een bedrag van € 600.000.

e)      In de aan het BFT verstrekte kwartaalcijfers per 30 september 2013 staat een positieve bewaringspositie van € 596.000 en aan kruisposten is een bedrag van € 596.000 toegenomen. Er is geen toelichting verstrekt.

f)       Op 9 oktober 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders een bedrag van € 43000 overgeboekt van de kantoorrekening naar de kwartaalrekening.

g)      Het BFT heeft een onderzoek ingesteld bij de Gerechtsdeurwaarders. Na hoor en wederhoor heeft het BFT de gerechtsdeurwaarders bij brief van 28 januari de definitieve versie van het van voormeld onderzoek opgestelde rapport toegezonden waarbij is vermeld dat het dossier wordt overgedragen aan de afdeling handhaving binnen het BFT.

h)      Vervolgens is de onderhavige  klacht ingediend. Een verzoek van de gerechtsdeurwaarders om de klacht in te trekken is door het BFT bij brief van 30 juni 2014 afgewezen.

2. De klacht

Klaagster heeft aangegeven dat uitdrukkelijk niet wordt geklaagd over de in het kader van de BLOS-regeling ontstane negatieve bewaringspositie. De klacht richt zich erop dat de gerechtsdeurwaarders tot tweemaal toe een onjuiste financiële opgave hebben gedaan door in de aan het BFT verstrekte kwartaalcijfers een bedrag onder de post ‘kruisposten’ op te nemen waarvan ten tijde van de vermelding of de financiering nog niet rond was, of het bedrag  niet tijdig was bijgeschreven op de kwaliteitsrekening.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben hiertegen aangevoerd dat een en ander een gevolg is van de effecten van de BLOS-regeling, waar zij gelet op de aard van de klantafspraken een meer dan gemiddeld effect hebben ervaren. Zij hebben aangevoerd te goeder trouw te hebben gehandeld. I n de kwartaalcijfers werd gedoeld op het nieuwe [     ]-krediet en op de storting door de aandeelhouders. Omdat de gelden meer dan zeven dagen onderweg waren is ook een toelichting op de kruisposten opgenomen. Zij zijn van mening dat het buitensporig is dat het BFT de onderhavige klacht heeft ingediend zeker nu zij altijd zeer integer hebben gehandeld en steeds hun verplichtingen jegens het BFT zijn nagekomen, terwijl er ook niet eerder een klacht tegen hen is ingediend door het BFT. Ter zitting hebben zij gesteld  het zogeheten ‘normoverdragend gesprek’ als schofferend te hebben ervaren.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze procedure staat ter beoordeling of de gerechtsdeurwaarder in overeenstemming met voormelde norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel dient te worden opgelegd.

4.2       De toelichting op de  Verslagstaten Gerechtsdeurwaarders2 vermeld als volgt wat onder kruisposten dient te worden verstaan:

“Hieronder mogen uitsluitend gelden worden opgenomen die per balansdatum ‘onderweg’ zijn in het verkeer van de kwaliteitsrekeningen naar de bankrekening en kassen dan wel tussen de beide laatstgenoemde. Voor zover zij niet binnen één week na balansdatum op hun bestemming zijn gearriveerd, wordt dit in de toelichting vermeld.”

4.3       Niet in geschil is dat ten tijde van de indiening van de kwartaalcijfers per 30 juni 2013 nog geen schriftelijke overeenkomst bestond tussen de gerechtsdeurwaarders en de [     ] over het benodigde aanvullende krediet.  De op 2 september 2013 gedateerde offerte is door de gerechtsdeurwaarders en de [     ] ondertekend op 20 september 2013. Voorts staat vast dat ten tijde van het indienen van de kwartaalcijfers per 30 september 2013 de daarin vermelde positieve bewaringspositie nog niet was gerealiseerd omdat pas op 9 oktober 2013 gelden zijn overgemaakt van de kantoorrekening naar de kwaliteitsrekening en dat geen toelichting omtrent de gang van zaken is opgenomen in voormelde kwartaalcijfers.

4.3       Vorenstaande betekend dat het BFT er terecht over klaagt dat de gerechtsdeurwaarders bedragen onder de post kruisposten hebben opgenomen die niet binnen zeven dagen op hun bestemming zijn gearriveerd. Dat betekent dat de hierover ingediende klacht gegrond dient te worden verklaard.

4.4       De Kamer ziet in de specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel. Daartoe overweegt zij als volgt.

4.5       De invoering van de BLOS-regeling was zeer ingrijpend. Het betreft een ingewikkelde berekening met een lastige implementatie waarmee veel tijd was gemoeid. Het BFT heeft ter zitting toegelicht dat zij dit onderkent en daarin ook aanleiding heeft gezien om coulant om te gaan met de door de BLOS-regeling ontstane tekorten indien een duidelijke oplossing werd aangedragen. Dat hiermee zo zou worden omgegaan was in ieder geval ten tijde van belang niet gecommuniceerd aan de gerechtsdeurwaarders.

4.6       Het ware beter geweest als de gerechtsdeurwaarders alvorens de bedragen op te nemen onder de post kruisposten, contact hadden opgenomen met het BFT om te overleggen hoe zij hiermee om dienden te gaan. De Kamer acht het echter zeer aannemelijk dat de gerechtsdeurwaarders te goeder trouw hebben gehandeld en dat zij er alles aan hebben gedaan om het BFT juist voor te lichten. Weliswaar werden de kwartaalcijfers door de wijze van opstellen geflatteerd, doch bij een nadere bestudering bleek daar wel degelijk de juiste – negatieve – bewaarpositie uit.

4.7       Wat er ook zij van de vraag of de gerechtsdeurwaarders in het door medewerkers van het BFT met hen gevoerde ‘normoverdragend gesprek’ zijn geschoffeerd zoals zij stellen, ter zitting is gebleken dat dit gesprek een zeer zware impact heeft gehad op de gerechtsdeurwaarders. Hierbij is meegewogen dat het BFT haar met ingang van 1 januari 2015 in werking tredende Handhavingsbeleid, eerst op 11 december 2014 heeft gepubliceerd, zodat ten tijde van het voeren van voormeld gesprek niet duidelijk was wat de status en bedoeling is van een dergelijk gesprek, dat als een niet-wettelijk handhavingsinstrument is opgenomen in dit beleid.

5.         Gelet op vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. J.H. Schouten en M.W. de Ruijter, leden  en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.